Rb. Amsterdam, 29-08-2012, nr. CV 12-1635
ECLI:NL:RBAMS:2012:BX6265
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
29-08-2012
- Zaaknummer
CV 12-1635
- LJN
BX6265
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Arbeidsrecht (V)
Erfrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2012:BX6265, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 29‑08‑2012; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2012-0797
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0797
Uitspraak 29‑08‑2012
Inhoudsindicatie
Vordering van erfgename van overleden werknemer tot betaling van beëindigingsvergoeding. Werkgever en werknemer hebben op 14 april 2011 vaststellingsovereenkomst getekend tot beëindiging met wederzijds goedvinden van arbeidsovereenkomst per 1 november 2011. Werknemer werd per 1 juli 2011 vrijgesteld van verrichten van werkzaamheden. Werknemer is op 11 augustus 2011 overleden waarna werkgever beëindigingsvergoeding niet heeft uitbetaald. Kantonrechter stelt vast dat werknemer heeft ingestemd met beëindiging van dienstverband en daarmee heeft voldaan aan zijn verplichting uit vaststellingsovereenkomst. Daartegenover staat nakoming van verplichting van werkgever tot uitbetaling van beëindigingsvergoeding. Volgens kantonrechter wijzen bewoordingen van vaststellingsovereenkomst er niet op dat partijen bedoeling hadden vergoeding overeen te komen onder opschortende voorwaarde dat arbeidsovereenkomst op 1 november 2011 met wederzijds goedvinden eindigde. Vordering wordt derhalve toegewezen.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE HILVERSUM
Kenmerk : CV 12-1635
Datum : 29 augustus 2012
491
Vonnis van de kantonrechter te Hilversum in de zaak van:
[eiseres in conventie en verweerster in reconventie]
Wonende te [woonplaats]
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
nader te noemen [eiseres in conventie en verweerster in reconventie]
gemachtigde: CNV Vakmensen, mr. R.Craenen
t e g e n:
GIVAUDAN NEDERLAND B.V.
statutair gevestigd te Naarden
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
nader te noemen Givaudan
gemachtigde: mr. E.H. de Joode
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- -
de dagvaarding van 8 maart 2012 inhoudende de vordering van [eiseres in conventie en verweerster in reconventie]
- -
de conclusie van antwoord - met eis in reconventie - van Givaudan
Vervolgens is bij tussenvonnis van 30 mei 2012 bepaald dat een comparitie van partijen werd gelast. Deze is op 1 augustus 2012 gehouden.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
In conventie en in reconventie
- 1.
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
a.Givaudan houdt zich –kort gezegd- bezig met de productie van geurstoffen onder meer ten behoeve van cosmetica en van smaakstoffen voor dranken, voedings- en genotsmiddelen - en smaakstoffen
b.[werknemer], geboren 1951 en overleden 2011, is op 1 januari 1975 in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster van) Givaudan in de functie van QC Senior Analist, laatstelijk tegen een salaris van € 3.504,77 bruto per maand.
c.[eiseres in conventie en verweerster in reconventie] is de zuster van [werknemer] en enig erfgename.
d.Op 23 maart 2010 heeft de ondernemingsraad van Givaudan positief geadviseerd met betrekking tot de voorgenomen sluiting van de afdeling Fragrance Ingredients. Het voorstel behelst een gefaseerde afbouw van activiteiten in Nederland en het opstarten van de productie in twee andere Europese vestigingen gedurende 24 maanden na 1 april 2010. Totaal dienden er ongeveer 75 FTE af te vloeien. De functie van [werknemer] zou per 1 november 2011 komen te vervallen.
e.Givaudan heeft overeenstemming bereikt over een Sociaal Plan waarin de gevolgen van de reorganisatie voor de boventallige werknemers worden geregeld en opgevangen.
f.Het Sociaal Plan d.d. 5 juni 2011 vermeldt onder meer:
- 1.2.
Toepassing
“(..) Het Sociaal Plan is niet van toepassing op werknemers met wie de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd om andere redenen, waaronder bijvoorbeeld tekortkoming in de nakoming, dringende reden ( o.a. diefstal, sabotage, werkweigering, uiten van bedreiging, pensionering, twee jaar aaneengesloten arbeidsongeschiktheid. (..)
- 2.8.
Dienstjaren
(kantonrechter: over de jubileumgratificatie) Het aantal dienstjaren bij de werkgever en/of diens rechtsvoorgangers, dat de werknemer heeft op de datum waarop de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd eindigt (dit is aan het einde van de 6 maanden outplacement zoals genoemd in artikel 6.2) Bij de bepaling (...)
5.8 Procedure tot beëindiging van het dienstverband
Werkgever zal in geval van boventalligheid zo spoedig mogelijk een vaststellingsovereenkomst (wegens bedrijfseconomische omstandigheden) met de werknemer opstellen en anders een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter indienen.(..)
5.9 Opzegtermijn
De medewerker blijft gedurende de opzegtermijn in dienst van de werkgever met behoud van salaris. De opzegtermijn gaat lopen na mondelinge en schriftelijke aanzegging en het einde daarvan zal samenvallen met het einde van de out-placementperiode( 6 maanden).(..)
7.1. Werking
Ter opvanging van de voor de betrokken werknemers nadelige gevolgen van de onder 1.1. genoemde reorganisaties, zal de werkgever de werknemers op wie het Sociaal Plan van toepassing is, een financiële compensatie bieden.
7.2. Eenmalige aanbieding
De financiële compensatie zal uitgekeerd worden als bedrag ineens bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst op een door de werknemer aan te geven wijze met inachtneming van de toepasselijke wettelijke bepalingen. (..)
8.8. Niet gevierd dienstjubileum
De werknemer die bij voorzetting van het dienstverband binnen 2 jaar na afloop van het dienstverband voor onbepaalde tijd in aanmerking zou zijn gekomen voor een jubileum uitkering, ontvangt de geldende jubileumgratificatie op de laatste dag van de arbeidsovereenkomst. Werknemers van 57,5 jaar en ouder, op de datum van de dienstbeëindiging, die voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar een 25- of 40-jarig dienstjubileum zouden hebben gevierd, zullen op het tijdstip van dienstbeëindiging de geldende jubileumgratificatie ontvangen.(..)
g.Op 14 april 2011 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst getekend. Bij het sluiten van die overeenkomst hebben partijen zich ieder doen bijstaan door een deskundige bijstandverlener.
h.De vaststellingsovereenkomst vermeldt - voorzover hier van belang-
“(..) In aanmerking nemende als volgt:
- II.
Als gevolg van een positief advies van de OR inzake adviesaanvraag sluiting Fragrance Ingredients Operations in Naarden vervalt per 1 november 2011 de functie van werknemer.
- III.
Het Sociaal Plan van Givaudan Nederland d.d. 5 juni 2009 is op werknemer van
toepassing (..)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
1. De tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst zal op verzoek van werkgever eindigen met wederzijds goedvinden met ingang van 1 november 2011. Werknemer wordt met ingang van 1 juli 2011 vrijgesteld van werk. (..)
- 3.
Werkgever voldoet aan werknemer een vergoeding ten bedrag van € 99.549,--bruto als suppletie op een aan werknemer toe te kennen WW-uitkering of een elders door werknemer te verdienen lager salaris. Betaling geschiedt op een door werknemer gewenste wijze mits wettelijk en fiscaal toegestaan en niet kostenverhogend voor de werkgever. (..)
- 4.
Aan werknemer wordt een extern outplacementraject aangeboden bij de Givaudan gecontracteerde outplacementbureau ‘s, welke start op 1 mei 2011 en loopt tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, 1 november 2011.(..)
8. Partijen (..) verbinden zich geen ontbinding, vernietiging of nietigverklaring van deze overeenkomst te zullen vorderen op grond van enigerlei wanprestatie, dwaling of andere wilsgebreken.
9. Indien werknemer na 1 mei 2011, maar vóór 1 november 2011, in dienst treedt bij een andere werkgever, eindigt de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per die eerdere datum van indiensttreding. Werkgever is vanaf de datum dat werknemer in dienst treedt, geen salaris en overige emolumenten aan werknemer verschuldigd en per die datum wordt alsdan de eindafrekening opgesteld. Werknemer behoudt ook in dat geval het recht op een beëindigingsvergoeding.(..)”
i.Bij brief van 9 november 2011 heeft (de gemachtigde van) [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] aanspraak gemaakt op de beëindigingsvergoeding van € 99.549,--.
j.Bij brief van 3 december 2011 heeft (de gemachtigde van) Givaudan aan [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] bericht dat uitkering van de vergoeding niet aan de orde kan zijn omdat de arbeidsovereenkomst op 11 augustus 2011 van rechtswege is geëindigd door het overlijden van [werknemer] en voorts dat uitbetaling in strijd is met het doel dat de beëindigingsvergoeding dient.
2. [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] vordert in conventie Givaudan bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van € 101.540,-- bruto ex artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst, de jubileumgratificatie ad € 7000,-- netto, voormelde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juli 2011, alsmede de buitengerechtelijke incassokosten ad € 1.765,-- met veroordeling van Givaudan in de proceskosten.
3. [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] stelt – kort gezegd- dat partijen in artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst een verbod hebben opgenomen om deze aan te tasten. Givaudan kan zich dus niet beroepen op onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de wederpartij naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Zij stelt dat er verder voldoende aanwijzingen zijn die de conclusie rechtvaardigen dat partijen niet de bedoeling hebben gehad dat in geval van overlijden van [werknemer] voor de einddatum van de arbeidsovereenkomst er geen ontslagvergoeding zou worden uitbetaald. Zij wijst in dat verband naar de bepaling van artikel 9 in de vaststellingsovereenkomst omtrent indiensttreding bij een andere werkgever. Ook dan eindigt de dienstbetrekking eerder dan op 1 november. Givaudan heeft volgens haar geen aanleiding gezien voor een andere bijzondere situatie -overlijden voor 1 de datum van 1 november- een bijzondere voorziening te treffen. Voorts heeft Givaudan al concrete handelingen verricht ter uitvoering van de vaststellingsovereenkomst. In dat verband verwijst zij naar diverse brieven en documenten zoals onder meer de stamrechtverklaring. Ten slotte is [werknemer] per 1 juli 2011 vrijgesteld van werkzaamheden. Givaudan heeft het doel dat zij beoogde met de regeling in het Sociaal Plan, te weten (niet gedwongen) afvloeiing van personeel, gerealiseerd. Nu [werknemer] met de beëindiging van het dienstverband heeft ingestemd en zijnerzijds zijn verplichting is nagekomen, is Givaudan gehouden de daartegenover staande verbintenis na te komen. Daartegenover stond de tegenprestatie van Givaudan de beëindigingsvergoeding te betalen. Givaudan heeft geen voorbehouden gemaakt: er is geen sprake van een voorwaardelijke verbintenis. Zij verwijst in dat verband naar de uitspraak van de kantonrechter te Utrecht d.d. 2 maart 2011, LJN:BP7215, JAR 2011,102. Met betrekking tot de jubileumuitkering verwijst zij naar de formulering van artikel 1.2 van het Sociaal Plan. Ten slotte stelt zij dat zij in redelijkheid buitengerechtelijke incassowerkzaamheden heeft moeten (laten) verrichten, waarvoor zij een vergoeding aan het CNV is verschuldigd.
- 4.
Givaudan verweert zich tegen deze vordering in conventie en voert – kort gezegd – aan dat aan [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] geen beroep op de vaststellingsovereenkomst toekomt, omdat dit naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, gezien het feit dat de arbeidsovereenkomst reeds vóór de in de vaststellingsovereenkomst genoemde beëindigingdatum van rechtswege was geëindigd. Zij verwijst naar een uitspraak van de kantonrechter Utrecht d.d. 23 december 2012, JAR 2012,28. Voorts kan uitleg van de vaststellingsovereenkomst niet leiden tot het oordeel dat [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] recht heeft op uitbetaling van de beëindigingsvergoeding. Zij wijst erop dat de vaststellingsovereenkomst is gebaseerd op beëindiging van de arbeidsovereenkomst per 1 november 2011 en dat derhalve ook de overeengekomen vergoeding aan die datum van beëindiging is gekoppeld.. Gezien ook het bepaalde in artikel 7.2 van de CAO kan betaling van de beëindigingsvergoeding bij het einde van de arbeidsovereenkomst van rechtswege niet aan de orde zijn. Daarnaast is het Sociaal Plan uitdrukkelijk niet van toepassing indien de arbeidsovereenkomst eindigt om andere redenen dan bedrijfseconomische redenen. Overlijden van een werknemer hoort in het rijtje van artikel 1.2 van het Sociaal Plan thuis. Zij is voorts van oordeel dat uitbetaling van de vergoeding in strijd is met de partijbedoelingen, nu de vergoeding immers dient als suppletie op een aan [werknemer] toe te kennen WW-uitkering of een elders door hem te verdienen lager salaris. Zij wijst in dat verband erop dat hier geen sprake is van gezinsverband en dat [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] dus in financiële zin niet afhankelijk is van [werknemer]. Er is hier geen sprake van een vrijwillige vertrekregeling, [werknemer] was boventallig en moest afvloeien.
- 5.
In reconventie vordert Givaudan de vaststellingsovereenkomst geheel althans gedeeltelijk te ontbinden, in die zin dat Givaudan niet gehouden is nog bedragen, waaronder de beëindigingsvergoeding en de jubileumgratificatie, te betalen aan [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] in haar hoedanigheid van erfgenaam van [werknemer], subsidiair te verklaren voor recht dat Givaudan niet gehouden is nog bedragen, waaronder de beëindigingsvergoeding en de jubileumgratificatie, te betalen aan [eiseres in conventie en verweerster in reconventie], met veroordeling van [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] in de kosten van deze procedure in conventie en reconventie.
- 6.
In reconventie voert Givaudan aan, naast de feiten en omstandigheden die zij ten grondslag legt aan haar verweer in conventie, dat - kort gezegd - artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst niet in de weg staat aan een ontbinding van de vaststellingsovereenkomst wegens onvoorziene omstandigheden. Zij stelt dat gezien artikel 6:258 juncto 6:248 lid 2 BW de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst moeten worden gewijzigd of dat deze geheel, althans gedeeltelijk moet worden ontbonden op grond van onvoorziene omstandigheden. Van belang te dezen is uitsluitend of de mogelijkheid van het intreden van die omstandigheden uitdrukkelijk of stilzwijgend in de overeenkomst is verdisconteerd. Uit niets valt af te leiden dat partijen rekening hebben gehouden met deze onvoorziene omstandigheid. Indiensttreding elders is wel voorzien, hetgeen volgens haar bewijst dat met de mogelijkheid van vooroverlijden geen rekening is gehouden, anders hadden partijen wel een bepaling opgenomen. Er is hier geen sprake van een vrijwillige vertrekregeling en [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] leefde niet in gezinsverband met [werknemer]. Zij zou derhalve geen profijt hebben gehad van de beëindigingsvergoeding indien [werknemer] nog in leven zou zijn geweest.
- 7.
[eiseres in conventie en verweerster in reconventie] verweert zich tegen de vordering in reconventie en voert aan dat artikel 6:258 BW slechts voorziet in een extreem geval. De rechter dient bij toepassing van voormeld artikel dezelfde terughoudendheid te betrachten als uit de bewoordingen van artikel 6:248 BW blijkt. Zij wijst er voorts op dat Givaudan in de door haar geredigeerde vaststellingsovereenkomst in artikel 8 ontbinding respectievelijk vernietiging van de vaststellingsovereenkomst heeft uitgesloten. In de vaststellingsovereenkomst is dus wèl rekening gehouden met de mogelijkheid van onvoorziene omstandigheden, en wel in die zin, dat die omstandigheden géén wijziging van de overeenkomst zouden rechtvaardigen. Er was in april 2011 al diverse jurisprudentie gepubliceerd waarin het vooroverlijden van de werknemer in samenhang met de beëindigingovereenkomst een rol speelde. Werkgevers plegen steeds vaker voorzieningen te treffen in geval een werknemer komt te overlijden vóór de einddatum van het dienstverband. Ook in een Sociaal Plan gebeurt dat. Zij beroept zich uitdrukkelijk op het tweede lid van artikel 6:258 BW en wijst erop dat het arbeidsrecht gericht is op ongelijkheidscompensatie. Givaudan is de opsteller van de tekst van de vaststellingsovereenkomst. Krachtens de aard van de overeenkomst en/of de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen komen de gevolgen van het onverwachte overlijden van [werknemer] voor rekening van Givaudan.
De vordering ex 6:258 BW
- 8.
De kantonrechter zal allereerst de vordering in reconventie behandelen, nu deze vordering
het meest verstrekkend is. De onvoorziene omstandigheid waarop Givaudan zich beroept, is het overlijden van [werknemer] vóór het einde van de arbeidsovereenkomst, hierna te noemen het vooroverlijden.
- 9.
Artikel 8 van de vaststellingsovereenkomst laat onverlet dat partijen ex artikel 6:258 BW ontbinding dan wel wijziging van de overeenkomst kunnen vorderen bij gewijzigde omstandigheden. Vooroverlijden van [werknemer] valt immers niet aan te merken als wanprestatie, dwaling, of een ander wilsgebrek.
- 10.
De kantonrechter is van oordeel dat voorzover hier al sprake is van een door partijen niet in de overeenkomst verdisconteerde omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW lid 2 deze in ieder geval voor rekening komt van Givaudan. De aard van deze overeenkomst tussen werkgever en werknemer, zie hierna in de rechtsoverwegingen 14,15 en 16, en het feit dat het tekstvoorstel afkomstig is van Givaudan nopen tot die conclusie.
Beëindigingsvergoeding
- 11.
De functie van [werknemer] zou per 1 november 2011 komen te vervallen. Het Sociaal Plan voorziet in twee methoden om te komen tot de beoogde afvloeiing van werknemers: hetzij een vaststellingsovereenkomst gericht op beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, hetzij een ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter op verzoek van de werkgever (al dan niet pro forma).
- 12.
Dat de achterliggende reden van de beëindiging een situatie is, waarin beide partijen de noodzaak van een ontslag c.q. einde dienstbetrekking zeer wel beseften, ontneemt aan het vertrek op deze wijze van [werknemer] niet het vrijwillig karakter. Niet valt anders immers in te zien waarom Givaudan dan niet de door haar beoogde beëindiging van de arbeidsovereenkomst via een verzoek tot ontbinding bij de kantonrechter heeft bewerkstelligd.
- 13.
Naar vaste jurisprudentie geldt dat de verplichting tot betalen van de beëindigingsvergoeding ontstaat met ingang van de datum van de ontbindingsbeschikking, ook al heeft de kantonrechter bepaald dat er de arbeidsovereenkomst op een later tijdstip eindigt.
Het is de kantonrechter uit eigen wetenschap bekend dat partijen in vergelijkbare gevallen als onderhavig voor een vaststellingsovereenkomst plegen te kiezen, juist omdat een – al dan niet pro forma -ontbindingsprocedure omslachtiger en duurder is, en, naar wordt aangenomen, geen meerwaarde heeft. Er is geen enkele aanleiding aan te nemen dat dit in casu niet zou opgaan. Integendeel, partijen hebben zich zó aangesloten bij wat gebruikelijk is dat zij niet eens met zoveel woorden een datum in de vaststellingsovereenkomst hebben genoemd waarop de vergoeding zou moeten worden uitbetaald, anders dan met een verwijzing naar het Sociaal Plan.
Naar het oordeel van de kantonrechter dienen dan ook de verplichtingen voortkomende uit de vaststellingsovereenkomst dan wel een (pro forma) ontbindingsbeschikking dezelfde te zijn, tenzij duidelijk uit de vaststellingsovereenkomst het tegendeel valt af te leiden, of blijkt dat partijen iets anders hebben beoogd.
- 14.
De vaststelling hield voor [werknemer] in dat hij per - uiterlijk - 1 november 2011 geen aanspraak meer zou maken op een arbeidsplaats en het bijbehorende salaris bij Givaudan. Hij heeft, anders gezegd, ingestemd met de beëindiging van het dienstverband. Hij heeft dus voldaan aan zijn verplichting. Daartegenover staat nakoming van de verplichting van Givaudan tot uitbetaling van de beëindigingsvergoeding. Dat de arbeidsovereenkomst onverhoopt eerder is geëindigd doet naar het oordeel van de kantonrechter aan die verplichting niet af.
- 15.
De bewoordingen van de vaststellingsovereenkomst wijzen er verder niet op dat partijen de bedoeling hebben gehad een vergoeding overeen te komen onder de opschortende voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst op 1 november 2011 met wederzijds goedvinden eindigt. Evenmin valt uit de bepalingen van de overeenkomst af te leiden dat partijen dat hebben beoogd.
Immers in het geval dat [werknemer] op enige datum vóór 1 november 2011 elders een arbeidsovereenkomst zou gaan (met een zelfde of hoger salaris) voorzag de vaststellingsovereenkomst erin dat de arbeidsrelatie op een eerdere datum dan 1 november 2011 eindigde. Aan het doel van de vergoeding, zoals vermeld in artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst, kan ook geen doorslaggevende betekenis worden toegekend.
- 16.
Ook de bepalingen in het Sociaal Plan voorzien niet in het voortijdig overlijden van een boventallig verklaarde werknemer. Artikel 1.2 en artikel 7.2 kunnen naar het oordeel van de kantonrechter niet bijdragen aan de uitleg van de vaststellingsovereenkomst zoals Givaudan voorstaat. Niet valt immers in te zien waarom overlijden in het rijtje van artikel 1.2 zou thuishoren. Het gaat hier immers niet om enige gebeurtenis die geënt is op het bestaan van de arbeidsovereenkomst of een verwijtbare gedraging, maar om het menselijk lot.
[eiseres in conventie en verweerster in reconventie] heeft voorts een verklaring van [naam], vakgroepbestuurder van CNV Vakmensen, in het geding gebracht. Hij verklaart dat er tijdens het totstandkomingstraject van het Sociaal Plan van Givaudan van 5 juni 2009 nooit gesproken is over voortijdig overlijden van de werknemer. Givaudan heeft die verklaring niet weersproken. Gezien ook de bewoordingen van de bepalingen van het Sociaal Plan in onderling verband en samenhang bezien, hiervoor genoemd onder 1 f, moet het ervoor worden gehouden dat de partijen ook bij het Sociaal Plan in artikel 7.2 slechts het oog hebben gehad op een tijdsbepaling, niet op een opschortende voorwaarde.
18. Per saldo: Givaudan en [werknemer] hebben op 14 april 2011 een rechtstoestand in het leven geroepen en daar dienen de procespartijen zich aan te houden. Niet ter discussie is dat de onderhavige vorderingen vatbaar zijn voor overgang onder algemene titel als bedoeld in artikel 4:182 BW. [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] heeft als enig erfgenaam recht op de beëindigingsvergoeding. Voormelde feiten en omstandigheden geven de kantonrechter geen aanleiding te oordelen dat nakoming van de vaststellingsovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
19. [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] vordert € 101.540,-- bruto ex artikel 3 van de vaststellingovereenkomst. In de vaststellingsovereenkomst wordt evenwel een bedrag van € 99.549,-- genoemd. Ook Givaudan gaat van dat bedrag uit. Nu [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] niet nader heeft onderbouwd waarom, in afwijking van de vaststellingsovereenkomst, zij recht zou hebben op een hoger bedrag, zal de kantonrechter een bedrag van € 99.549,-- bruto toewijzen.
Jubileumgratificatie
20. Partijen hebben in de vaststellingsovereenkomst, behoudens de verwijzing naar de toepasselijkheid van het Sociaal Plan, geen expliciete afspraken gemaakt over uitkering van de jubileumgratificatie. Het komt dus aan op de uitleg van het Sociaal Plan.
21. Hiervoor, in rechtsoverweging 16, heeft de kantonrechter reeds geoordeeld dat uit het Sociaal Plan niet valt af te leiden dat het Sociaal Plan niet van toepassing zou zijn op de van rechtswege geëindigde arbeidsovereenkomst van boventallig verklaarde werknemers. Voor de uitleg van artikel 8.8 geldt dan ook dat “op de laatste dag van de arbeidsovereenkomst’” op een tijdsbepaling ziet en niet op een opschortende voorwaarde. De vordering terzake van de jubileumgratificatie zal dus worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
22. De door [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden als niet weersproken over het toegewezen bedrag berekend overeenkomstig het door de kantonsector gehanteerd incassotarief.
Ten Slotte
23. Het voorgaande betekent dat de vordering van [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] wordt toegewezen als hieronder zal worden bepaald.
24. Gelet op de afloop van het geding wordt Givaudan veroordeeld tot betaling van de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiseres in conventie en verweerster in reconventie].
BESLISSING
De kantonrechter:
In conventie
- I.veroordeelt.
Givaudan om aan [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] te betalen:
- -
€ 99.549,-- bruto terzake beëindigingsvergoeding;
- -
€ 7000,-- netto terzake jubileumgratificatie;
- -
€ 1.765,-- ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
- -
de wettelijke rente over € 99.549,-- vanaf 1 juli 2011 tot aan de dag der voldoening;
- II.veroordeelt.
Givaudan in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op:
- -
voor verschuldigd griffierecht €437,00
- -
voor het exploot van dagvaarding€90,64
- -
voor salaris van gemachtigde €1.200,00
In totaal: €1.727,64
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
- III.wijst.
af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
- IV.wijst.
de vordering af;
- V.veroordeelt.
Givaudan in de kosten gevallen in de reconventie aan de zijde van [eiseres in conventie en verweerster in reconventie] tot op heden begroot op € 600,00, voorzover verschuldigd inclusief BTW, aan salaris van zijn gemachtigde.
In conventie en reconventie
- VI.verklaart.
de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.J.M. Breedveld-van Beeck Calkoen, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter