NJ 2017/195
Onrechtmatige gedraging 14-jarige zoon; aansprakelijkheid zoon; veroordeling ouders q.q. en pro se tot schadevergoeding; gebrek aan belang vanwege verzekering ouders?
HR 21-04-2017, ECLI:NL:HR:2017:757
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 april 2017
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
16/01604
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124325:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:757, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑04‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:47, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑02‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑03‑2016
- Wetingang
Art. 3:303, 6:162, 6:164, 6:169 BW
Essentie
Onrechtmatige gedraging 14-jarige zoon; aansprakelijkheid zoon; veroordeling ouders q.q. en pro se tot schadevergoeding; gebrek aan belang vanwege verzekering ouders?
Eisers tot cassatie zijn zowel q.q. in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van hun minderjarige zoon als pro se veroordeeld tot vergoeding van de schade veroorzaakt door de onrechtmatige daad van hun veertienjarige zoon. De zoon is gelet op art. 6:164 BW zelf aansprakelijk en gehouden tot schadevergoeding en deze schuld behoort dus tot zijn vermogen en kan op dat vermogen worden verhaald. De veroordeling van eisers pro se betreft hun eigen aansprakelijkheid uit hoofde van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.