Einde inhoudsopgave
Kadasterregeling 1994
Artikel 39
Geldend
Geldend vanaf 19-04-2020. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-04-2020
- Bronpublicatie:
06-04-2020, Stcrt. 2020, 21688 (uitgifte: 17-04-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
19-04-2020, terugwerkend tot: 01-04-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-04-2020, Stcrt. 2020, 21688 (uitgifte: 17-04-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Algemeen
Goederenrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Algemeen
1.
Wijziging of aanvulling van de in de basisregistratie kadaster vermelde gegevens inzake een geheel perceel of appartementsrecht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit, geschiedt met inachtneming van het tweede tot en met achtste lid.
2.
Indien de inschrijving in de openbare registers een wijziging betreft in de rechtstoestand naar burgerlijk recht dan wel een wijziging of aanvulling van de gegevens omtrent een rechthebbende en die inschrijving aanleiding geeft tot een wijziging of aanvulling van de in de basisregistratie kadaster vermelde gegevens, worden laatstbedoelde gegevens met het ingeschreven stuk in overeenstemming gebracht, tenzij de inschrijving betrekking heeft op een erfdienstbaarheid. Bij de desbetreffende in de basisregistratie kadaster vermelde gegevens wordt een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk vermeld.
3.
Indien de inschrijving in de openbare registers een erfdienstbaarheid betreft wordt in de basisregistratie kadaster bij de percelen van het heersende en het dienende erf het stukidentificatienummer van het op de erfdienstbaarheid betrekking hebbende ingeschreven stuk vermeld, alsmede een aanduiding dat het een erfdienstbaarheid betreft.
4.
Indien algemene voorwaarden, modelreglementen en andere in artikel 46, eerste lid, van de wet bedoelde stukken zijn ingeschreven, wordt bij de naam van de in het stuk vermelde personen verwezen naar het stukidentificatienummer van het desbetreffende ingeschreven stuk, onder vermelding van een korte aanduiding van de aard van het stuk.
5.
Indien een akte van vernieuwing als bedoeld in artikel 77, vijfde lid, van de wet wordt ingeschreven en artikel 24 van het besluit toepassing heeft gevonden, is het tweede en derde lid niet van toepassing.
6.
Indien een verklaring van waardeloosheid of enig ander stuk dat strekt tot inschrijving van de waardeloosheid van een inschrijving, wordt ingeschreven, zijn het tweede tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing, onverminderd het achtste lid.
7.
Indien een ander stuk dan bedoeld in het tweede tot en met zesde lid, niet zijnde een stuk als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wkpb, wordt ingeschreven, wordt bij het desbetreffende perceel alsmede, indien het stuk op een rechthebbende betrekking heeft, bij de gegevens van de desbetreffende rechthebbende vermeld het stukidentificatienummer van dit stuk alsmede, ingeval het een in artikel 41 vermeld stuk betreft, een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk overeenkomstig de artikelen 41 en 42.
8.
Indien een verklaring van waardeloosheid of enig ander stuk dat strekt tot inschrijving van de waardeloosheid van een inschrijving, wordt ingeschreven betreffende een inschrijving als bedoeld in het zevende lid, wordt, ingeval het een in artikel 41, eerste lid, vermeld feit betreft, in afwijking van het zevende lid de in dat lid bedoelde aanduiding verwijderd onder vermelding van het stukidentificatienummer van het desbetreffende stuk.