Einde inhoudsopgave
Verdrag tot het vaststellen van eenige eenvormige regelen betreffende de immuniteit van staatsschepen
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 08-01-1937
- Bronpublicatie:
10-04-1926, Stb. 1936, 98 (uitgifte: 15-09-1936, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-01-1937
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
10-04-1926, Stb. 1936, 98 (uitgifte: 15-09-1936, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Diplomatiek en consulair recht
§ 1.
De bepalingen van de twee vorige artikelen zijn niet van toepassing op oorlogsschepen, staatsjachten, schepen belast met eenig toezicht, hospitaalschepen, hulpschepen, bevoorradingsschepen en andere aan een Staat toebehoorende of door hem geëxploiteerde vaartuigen, die bij het ontstaan van de schuldvordering uitsluitend gebezigd worden voor een regeeringsdienst, waarmede geen handelsdoeleinden worden beoogd; deze schepen kunnen niet in beslag genomen, aangehouden of vastgehouden worden tengevolge van eenigerlei gerechtelijken maatregel, noch ook onderworpen worden aan eene rechtsvordering ‘in rem’.
De belanghebbenden hebben evenwel het recht hunne vorderingen te brengen voor de bevoegde gerechten van den Staat, die eigenaar is van het schip of het exploiteert, zonder dat deze Staat zich op zijne immuniteit kan beroepen, indien het betreft:
- 1°:
rechtsvorderingen wegens aanvaring of andere scheepvaartongevallen;
- 2°:
rechtsvorderingen wegens hulp, berging en avarij-grosse;
- 3°:
rechtsvorderingen wegens herstelling, leveringen of andere overeenkomsten op het schip betrekking hebbend.
§ 2.
Dezelfde regelen zijn van toepassing op aan een Staat toebehoorende ladingen, welke aan boord van de hiervoren bedoelde schepen worden vervoerd.
§ 3.
De aan een Staat toebehoorende ladingen, welke voor regeerings- en niet voor handelsdoeleinden aan boord van koopvaardijschepen worden vervoerd, kunnen niet in beslag genomen, aangehouden of vastgehouden worden tengevolge van eenigerlei gerechtelijken maatregel, noch ook onderworpen worden aan eene rechtsvordering ‘in rem’.
Evenwel zullen de rechtsvorderingen ter zake van aanvaring en scheepvaartongevallen, van hulp, berging en avarij-grosse, zoomede de rechtsvorderingen ter zake van overeenkomsten, op die ladingen betrekking hebbende, kunnen worden vervolgd voor het gerecht, bevoegd krachtens artikel 2.