Einde inhoudsopgave
Verdrag tot het vaststellen van eenige eenvormige regelen betreffende de immuniteit van staatsschepen
Protocol, geteekend te Brussel op 24 mei 1934, toegevoegd aan het op 10 april 1926 te Brussel gesloten Verdrag tot het vaststellen van eenige eenvormige regelen betreffende de immuniteit van staatsschepen
Geldend
Geldend vanaf 08-01-1937
- Bronpublicatie:
24-05-1934, Stb. 1936, 98 (uitgifte: 15-09-1936, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
08-01-1937
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-05-1934, Stb. 1936, 98 (uitgifte: 15-09-1936, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationaal publiekrecht / Diplomatiek en consulair recht
De Regeeringen, die het verdrag tot het vaststellen van eenige eenvormige regelen betreffende de immuniteit van staatsschepen hebben onderteekend, de noodzakelijkheid erkend hebbende om zekere bepalingen van dat verdrag nauwkeuriger vast te stellen, hebben de ondergeteekende gevolmachtigden benoemd die, na elkander hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten te hebben medegedeeld, het volgende zijn overeengekomen:
- I.
Aangezien er twijfel gerezen is omtrent de vraag of, en in welke mate de woorden ‘door hem geëxploiteerd’ in artikel 3 van het verdrag toepasselijk zijn of toepasselijk zouden kunnen worden geacht op schepen die door een Staat zijn gecharterd, hetzij bij tijdbevrachting, hetzij bij reisbevrachting, wordt, om allen twijfel buiten te sluiten, het volgende verklaard:
‘De door Staten, hetzij bij tijdbevrachting, hetzij bij reisbevrachting gecharterde schepen mits zij uitsluitend gebezigd worden voor een regeeringsdienst, waarmede geen handelsdoeleinden worden beoogd, alsmede de ladingen die deze schepen vervoeren, kunnen op geenerlei wijze in beslag genomen, aangehouden of vastgehouden worden, maar deze immuniteit laat alle andere rechten of rechtsmiddelen, welke aan de belanghebbenden mochten toekomen, onverkort. Eene op de wijze, voorzien in artikel 5 van het verdrag, door den diplomatieken vertegenwoordiger van den betrokken Staat afgegeven verklaring zal ook in dit geval als bewijs gelden van den aard van den dienst waartoe het schip is gebezigd.’
- II.
Het is wel verstaan, dat voor de in artikel 3, paragraaf I, vermelde uitzondering het op het oogenblik van de maatregelen van beslag, aanhouding of vasthouding bestaande eigendomsrecht van den Staat op het schip of de op dat oogenblik door den Staat uitgeoefende exploitatie daarvan worden gelijkgesteld met het op het oogenblik van het ontstaan van de schuldvordering bestaande eigendomsrecht of de op dat oogenblik uitgeoefende exploitatie.
Mitsdien zal door de Staten op dat artikel een beroep kunnen worden gedaan voor de schepen, welke hun op het oogenblik der maatregelen van beslag, aanhouding of vasthouding toebehooren of door hen op dat oogenblik geëxploiteerd worden, indien zij uitsluitend gebezigd worden voor een regeeringsdienst, waarmede geen handelsdoeleinden worden beoogd.
- III.
Het is wel verstaan, dat de bepalingen van artikel 5 van het verdrag de betrokken Regeeringen niet beletten om zelf overeenkomstig de door de nationale wet voorgeschreven procedure voor het gerecht te verschijnen, waarbij het geschil is aanhangig gemaakt, en er de in dat artikel bedoelde verklaring over te leggen.
- IV.
Daar het verdrag in geenerlei opzicht de rechten en verplichtingen der oorlogvoerenden en onzijdigen raakt, laat artikel 7 de rechtspraak van de behoorlijk samengestelde prijzenhoven onverkort.
- V.
Het is wel verstaan, dat de bepalingen van artikel 2 van het verdrag op geenerlei wijze de toepassing van de nationale procesregelen in zaken, waarin de Staat partij is, beperken of raken.
- VI.
Wanneer de vraag van het leveren van bewijs of het overleggen van documenten zich voordoet, zal, wanneer naar het oordeel van de betrokken Regeering zulk bewijs niet kan worden geleverd of zulke bewijsstukken niet kunnen worden overgelegd zonder dat daaruit schade voor de nationale belangen voortspruit, deze Regeering zich daarvan kunnen onthouden met een beroep op deze te beveiligen belangen.
Ter oorkonde waarvan de ondergeteekenden, behoorlijk door hunne Regeeringen gemachtigd, dit additioneel protocol, dat beschouwd zal worden als een integreerend deel uit te maken van het verdrag van 10 April 1926 waarop het betrekking heeft, hebben onderteekend.
Gedaan te Brussel, den 24sten Mei 1934, in een enkel exemplaar, dat bewaard zal blijven in de archieven van de Belgische Regeering.