Rb. Limburg, 07-10-2020, nr. C/03/282258 / BZ RK 20/1850
ECLI:NL:RBLIM:2020:7830
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
07-10-2020
- Zaaknummer
C/03/282258 / BZ RK 20/1850
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2020:7830, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 07‑10‑2020; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
GZR-Updates.nl 2020-0273
Uitspraak 07‑10‑2020
Inhoudsindicatie
Zorgmachtiging aansluitend op zorgmachtiging ex art. 6:4 e.v.Wvggz Ten aanzien van de opname is expliciet verzocht om een opname in een instelling als bedoeld in art. 3.1, lid 1 of 3.3, lid 1 Wet forensische zorg. De beslistermijn is verstreken als gevolg van een aanhouding. De voortzetting van de behandeling heeft na het verstrijken van de lopende zorgmachtiging plaatsgevonden.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Familie en jeugd
Zaaknummer: C/03/282258 / BZ RK 20/1850
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 7 oktober 2020 van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
ten aanzien van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965 ,
wonende te [woonplaats] ,verblijvende bij [instelling] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. Y.W.A.M. van der Koelen, gevestigd te Tegelen.
1. Procesverloop
1.1.
Het verzoekschrift is ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 4 september 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- -
het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 augustus 2020;
- -
de relevante politiemutaties d.d. 13 augustus 2020;
- -
het zorgplan d.d. 31 augustus 2020;
- -
de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door psychiater P. Storms, d.d. 3 september 2020;
- -
de bevindingen van de geneesheer-directeur d.d. 4 september 2020;
- -
de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz d.d. 4 september 2020.
1.2.
Vanwege het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak in maart 2020 besloten alle rechtbanken te sluiten. Door recente ontwikkelingen zijn de rechtbanken inmiddels weer deels geopend voor (fysieke) zittingen. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan door, met dien verstande dat betrokkene samen met de advocaat door middel van telehoren wordt gehoord en niet in fysieke aanwezigheid. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het Coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkene in fysieke aanwezigheid laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Dit omdat het nog niet mogelijk blijkt de 1,5 meter afstand te bewaren als zittingen ter plaatse worden gehouden. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat namens betrokkene geen bezwaar is gemaakt tegen deze manier van horen.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 september 2020 door middel van telehoren. De rechtbank heeft de volgende personen gehoord:
- -
betrokkene;
- -
de advocaat van betrokkene, mr. E.H.C.K. Reijans;
- -
de verpleegkundig specialist [naam verpleegkundig specialist] ;
- -
de regiebehandelaar [naam regiebehandelaar] .
Betrokkene heeft bij aanvang van de zitting bezwaar gemaakt tegen de behandeling op 23 september 2020, omdat hij zich niet heeft kunnen voorbereiden op de zitting en zijn advocaat niet gesproken heeft. Daarbij heeft betrokkene te kennen gegeven bijgestaan te willen worden door een andere advocaat. De rechtbank heeft betrokkene in de gelegenheid gesteld om een andere advocaat te benaderen en heeft de mondelinge behandeling aangehouden.
Mr. Y.W.A.M. van der Koelen heeft de advocaat die betrokkene eerder heeft bijgestaan, vervangen. De behandeling is voortgezet op 5 oktober 2020 door middel van telehoren.
Daarbij heeft de rechtbank gehoord:
- -
betrokkene;
- -
de advocaat van betrokkene, mr. Y.W.A.M. van der Koelen;
- -
de hoofdbehandelaar, [naam hoofdbehandelaar] ;
- -
de regiebehandelaar [naam regiebehandelaar] .
In de ruimte bij betrokkene waren tevens aanwezig:
- -
de sociotherapeuten [naam sociotherapeut 1] , [naam sociotherapeut 2] en [naam sociotherapeut 3] ;
- -
de beveiliger [naam beveiliger] .
Betrokkene heeft geagiteerd de zittingsruimte vroegtijdig verlaten.
1.4.
De officier van justitie is niet gehoord.
2. De standpunten ter zitting
2.1.
De hoofdbehandelaar heeft verklaard dat betrokkene momenteel verblijft op de afdeling Delta 1, waar intensieve zorg wordt geboden. Die intensieve zorg is nodig vanwege het opvliegende en grillige gedrag van betrokkene en de noodzaak tot begrenzing daarvan. De hoofdbehandelaar geeft aan dat betrokkene op het ene moment coöperatief kan zijn, en op het andere moment zich tegen iedereen kan keren en plotseling (verbaal) agressief gedrag vertoont. Omdat betrokkene zorgmedewerkers heeft bedreigd en spullen heeft vernield, wordt tijdelijk separeerverpleging toegepast. Daarnaast is de therapie van betrokkene (tijdelijk) beëindigd omdat de veiligheid van behandelaren niet langer gewaarborgd is bij voortzetting van de therapie. Zijn persoonlijkheidsproblematiek in combinatie met een psychotische ontregeling versterkt zijn vijandigheid jegens behandelaren. Nadere diagnostiek is nodig tijdens deze klinische opname, nu ambulante behandeling niet toereikend is gebleken en betrokkene steeds verder afglijdt. Vanwege de veiligheid en bescherming van anderen is deze opname nodig. Daarnaast speelt de vraag in hoeverre herstel mogelijk is, gezien de huidige problematiek en het forse middelengebruik in het verleden. De hoofdbehandelaar onderstreept dat betrokkene vooral rust nodig heeft. De verwachting is dat verplichte medicatie ondersteunend kan werken om de grilligheid en het impulsieve gedrag van betrokkene te dempen. De samenwerking met betrokkene verloopt zeer moeizaam. Betrokkene weigert een terugkeer naar de afdeling, hetgeen de voortgang van zijn behandeling belemmert en de therapie stagneert. Zodra betrokkene gestabiliseerd en gereguleerd is en hij zich coöperatief opstelt, kan hij terug naar de afdeling, waar de therapie kan worden hervat. De hoofdbehandelaar onderstreept dat méér dan een half jaar intensieve behandeling nodig is, voordat betrokkene weer kan terugkeren naar een niveau 3-afdeling (waar minder intensieve zorg wordt toegepast).
2.2.
De regiebehandelaar heeft verklaard dat betrokkene na een kort verblijf buiten de instelling weer vrij snel is opgenomen in de huidige instelling. Een behandeling van betrokkene op ambulante basis is niet veilig gebleken. Er kwamen namelijk meldingen van overlast uit de buurt en betrokkene heeft ambulante hulpverleners bedreigd met een pistool of iets wat daar sterk op leek. Voor die gebeurtenis is een strafzitting gepland. Verder was er in de thuissituatie sprake van een forse terugval in middelengebruik, ernstige verwaarlozing en vervuiling. Het doel van een klinische opname is het bewerkstelligen van abstinentie van middelengebruik, zodat diagnostiek kan plaatsvinden, en een medicamenteuze behandeling van betrokkene.
De regiebehandelaar benadrukt dat de maximale termijn van één jaar voor de verlening van de zorgmachtiging nodig is. De eerste zitting is op verzoek van betrokkene aangehouden en er is wel sprake van een aansluitende zorgmachtiging.
2.3.
Betrokkene heeft verklaard dat het slecht met hem gaat omdat hij momenteel geen therapie krijgt. Hij is er niet over te spreken dat hulpverleners zijn woning hebben opgeruimd en alles hebben weggegooid, waaronder spullen van emotionele waarde. In zijn optiek is de instelling hiervoor verantwoordelijk. Betrokkene geeft aan dat hij daarvoor nog steeds geen schadevergoeding heeft ontvangen. Verder heeft betrokkene verklaard dat zijn medicatielijst keer op keer niet klopt en dat hij te weinig te eten krijgt in de instelling. Hij voelt zich onmenselijk behandeld omdat hij voortdurend wordt opgesloten en wordt gedwongen op een afdeling met pedofielen te verblijven terwijl hij zelf ooit is misbruikt. Hij klaagt ook over de communicatie in de instelling, die niet op een normale manier verloopt. Betrokkene verzet zich niet tegen het verblijf in de instelling maar wel tegen de manier waarop hij behandeld wordt. Hij verlangt bovendien dat zijn therapie wordt voorgezet. Steeds als dit zou gebeuren, wordt er echter iets gedaan waardoor betrokkene opgefokt raakt en de therapie niet door kan gaan.
2.4.
De advocaat heeft namens betrokkene gesteld dat betrokkene instemt met het verlenen van de zorgmachtiging, mits zijn therapie wordt hervat. De advocaat wijst verder op het ingestelde hoger beroep over het hervatten van de voorlopige hechtenis om te onderzoeken of er een mogelijkheid is tot het opleggen van een TBS-maatregel, waarvoor half oktober een zitting plaatsvindt. Op grond hiervan pleit de advocaat voor een verkorting van de maximaal verzochte termijn van de zorgmachtiging en wel voor de duur van zes maanden. Naar haar mening is door het verstrijken van de termijn van de huidige machtiging geen sprake van een aansluitende zorgmachtiging. Bovendien dient binnen die zes maanden bereikt te worden dat betrokkene op een andere plek kan verblijven.
3. Beoordeling
3.1.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden.
3.2.
Op grond van artikel 5:17 Wvggz in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 6:4 Wvggz verleent de rechter een zorgmachtiging indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in artikel 3:4 Wvggz, onderdelen b tot en met e. De rechter neemt hierbij de algemene uitgangspunten van artikel 2:1 Wvggz in acht.
3.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een psychotische stoornis gepaard gaand met een ontwikkelingsstoornis, verslavingsproblematiek en een geagiteerde depressie. Betrokkene is al geruime tijd bekend binnen de geestelijke gezondheidszorg. In toenemende mate is er sprake van angstgevoelens, achterdocht en psychotische waanideeën.
3.4.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Als gevolg hiervan kan betrokkene overprikkeld raken en ernstig grensoverschrijdend en agressief gedrag vertonen. Dit heeft tot meerdere ernstige agressie-incidenten geleid.
3.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
3.6.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene wil graag zo snel mogelijk een ambulant traject starten. Bovendien verloopt de samenwerking met betrokkene zeer wisselend en raakt hij om kleine dingen zeer geagiteerd en dreigend, waardoor extra beveiliging nodig is. Betrokkene ontving recent op ambulante basis zorg, hetgeen ontoereikend is gebleken. Betrokkene hervatte zijn middelengebruik en verwaarloosde zichzelf en zijn woning. Hij was niet in staat tot samenwerking met de regiebehandelaar en er heeft een ernstig dreigend incident plaatsgevonden. De veiligheid van zowel betrokkene zelf als van derden kan – vanwege de ernstige agressieve impulsdoorbraken – ambulant niet gewaarborgd worden. De rechtbank acht zorg op vrijwillige basis op dit moment dan ook niet mogelijk. Om die reden is verplichte zorg nodig.
3.7.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur en bestaan uit:
- -
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- -
het beperken van de bewegingsvrijheid;
- -
het insluiten;
- -
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- -
het onderzoek aan kleding of lichaam;
- -
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- -
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- -
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- -
het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- -
het opnemen in een accommodatie.
3.8.
Ten aanzien van de opname in een accommodatie is expliciet verzocht om betrokkene met toepassing van artikel 6:4 lid 4 en 5 Wvggz op te nemen in een accommodatie, zijnde een instelling als bedoeld in artikel 3.1 eerste lid of 3.3 eerste lid van de Wet forensische zorg omdat de afdeling waar betrokkene opgenomen dient te worden bij ontregeling het maximale beveiligingsniveau 4 heeft. Gebleken is in het verleden dat een lager beveiligingsniveau ontoereikend is. De plaatsing van betrokkene in een forensische instelling is noodzakelijk om de veiligheid binnen de accommodatie te garanderen en hiervoor bestaan geen andere, voor betrokkene minder bezwarende, opties. De rechtbank zal dit derhalve opnemen als onderdeel van de zorgmachtiging. De Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden is voor de duur van de opname in voornoemde instelling van overeenkomstige toepassing voor zover vermeld in artikel 6:4 lid 5 Wvggz.
3.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.10.
De voorgestelde verplichte zorg is, gelet op de beoogde doelen, evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.11.
Op grond van artikel 6:5 Wvggz sub b verleent de rechter een zorgmachtiging die noodzakelijk is om het doel van verplichte zorg te realiseren, maximaal voor de duur van twaalf maanden indien het een zorgmachtiging is die aansluit op een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:5 Wvggz sub a. Uiterlijk binnen drie weken na ontvangst van een verzoekschrift dient de rechtbank te beslissen.
3.12.
Het verzoek is ingediend op 4 september 2020, voor het einde van de lopende zorgmachtiging op 3 oktober 2020. De behandeling van het verzoek heeft tijdig plaatsgevonden op 23 september 2020. Op verzoek van betrokkene heeft de rechtbank de behandeling aangehouden en betrokkene in de gelegenheid gesteld om een andere advocaat te benaderen en zich gedegen te kunnen voorbereiden op de mondelinge behandeling. De voortzetting van de behandeling heeft op 5 oktober 2020 plaatsgevonden, nét na het verstrijken van de lopende zorgmachtiging op 3 oktober 2020.
3.13.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz.
De zorgmachtiging zal met ingang van heden worden verleend tot en met 3 oktober 2021. De rechtbank acht daarbij van belang dat de geldigheid van de lopende machtiging weliswaar enkele dagen was verstreken op het moment van deze uitspraak, maar het is in de lijn met de bedoeling van de wetgever de machtiging aan te merken als een aansluitende machtiging in de zin van de Wvggz. Het verzoek is immers tijdig ingediend en de beslistermijn en geldigheid van de lopende machtiging is enkel verstreken vanwege het eigen verzoek van betrokkene om bijstand door een andere advocaat. Om betrokkene geen nadeel te laten ondervinden van het overschrijden van de beslistermijn is ervoor gekozen de huidige zorgmachtiging te laten aansluiten op de vorige en geldt deze tot en met 3 oktober 2021 (in plaats van 7 oktober 2021). De rechtbank ziet geen aanleiding voor het bekorten van de machtiging tot zes maanden, zoals door de advocaat is verzocht. Op basis van de stukken en wat is besproken ter zitting, is voldoende aannemelijk dat de verplichte zorg langer noodzakelijk is dan zes maanden.
4. Beslissing
De rechtbank:
4.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965 , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- -
het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- -
het beperken van de bewegingsvrijheid;
- -
het insluiten;
- -
het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- -
het onderzoek aan kleding of lichaam;
- -
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- -
het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- -
het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- -
het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- -
het opnemen in een accommodatie, zijnde een instelling als bedoeld in artikel 3.1 eerste lid of 3.3 eerste lid van de Wet forensische zorg;
4.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 3 oktober 2021;
4.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven op 7 oktober 2020 door mr. L. Bastiaans, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door S.F.C. Egbers-Hoebe als griffier. | ||
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. | ||