Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2019/6 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG
Artikel 139 Comité voor diergeneesmiddelen
Geldend
Geldend vanaf 27-01-2019
- Bronpublicatie:
11-12-2018, PbEU 2019, L 4 (uitgifte: 07-01-2019, regelingnummer: 2019/6)
- Inwerkingtreding
27-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, PbEU 2019, L 4 (uitgifte: 07-01-2019, regelingnummer: 2019/6)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
EU-recht / Marktintegratie
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierenrecht / Veterinair recht
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
Binnen het Bureau wordt een Comité voor diergeneesmiddelen (‘het Comité’) opgericht.
2.
De directeur van het Bureau of zijn vertegenwoordiger en vertegenwoordigers van de Commissie zijn gerechtigd alle vergaderingen van het Comité, de werkgroepen en wetenschappelijke adviesgroepen bij te wonen.
3.
Het Comité kan permanente en tijdelijke werkgroepen oprichten. Het Comité kan wetenschappelijke adviesgroepen in verband met de beoordeling van specifieke soorten diergeneesmiddelen oprichten, waaraan het Comité bepaalde taken kan delegeren in verband met het opstellen van de in artikel 141, lid 1, onder b), bedoelde wetenschappelijke adviezen.
4.
Het Comité richt een permanente werkgroep op die uitsluitend belast is met het verstrekken van wetenschappelijk advies aan ondernemingen. De directeur zet, in overleg met het Comité, de administratieve structuren en procedures op voor het geven van het in artikel 57, lid 1, onder n), van Verordening (EG) nr. 726/2004 bedoelde advies aan ondernemingen, met name wat betreft de ontwikkeling van voor nieuwe therapieën bestemde diergeneesmiddelen.
5.
Het Comité richt een permanente werkgroep voor diergeneesmiddelenbewaking op, die onder meer tot taak heeft mogelijke diergeneesmiddelenbewakingssignalen die uit het diergeneesmiddelenbewakingssysteem van de Unie komen, te beoordelen, voorstellen aan het Comité en de coördinatiegroep te doen inzake de opties voor risicobeheer als bedoeld in artikel 79, en de communicatie over diergeneesmiddelenbewaking tussen de bevoegde autoriteiten en het Bureau te coördineren.
6.
Het Comité stelt zijn reglement van orde vast. Dit reglement van orde bepaalt met name:
- a)
de wijze waarop de voorzitter wordt aangewezen en vervangen;
- b)
de benoeming van leden van werkgroepen en wetenschappelijke adviesgroepen op basis van de lijsten van geaccrediteerde deskundigen, bedoeld in artikel 62, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 726/2004 en de procedures voor raadpleging van werkgroepen en wetenschappelijke adviesgroepen;
- c)
een procedure voor de vaststelling van adviezen in spoedeisende gevallen, met name in het kader van de bepalingen van deze verordening betreffende het markttoezicht en de diergeneesmiddelenbewaking.
Het reglement van orde treedt in werking nadat de Commissie en de raad van bestuur van het Bureau een gunstig advies hebben uitgebracht.
7.
Het secretariaat van het Bureau biedt technische, wetenschappelijke en administratieve ondersteuning aan het comité en zorgt voor de samenhang en kwaliteit van de adviezen van het Comité en voor adequate coördinatie tussen het Comité, andere comités van het Bureau als bedoeld in artikel 56 van Verordening (EG) nr. 726/2004 en de coördinatiegroep.
8.
De adviezen van het Comité worden voor het publiek toegankelijk gemaakt.