De dwangsom in het burgerlijk recht
Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/17.2.1:17.2.1 Geen verbeurte tijdens faillissement
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/17.2.1
17.2.1 Geen verbeurte tijdens faillissement
Documentgegevens:
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS380379:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 611e Rv bepaalt in het eerste lid dat de dwangsom gedurende het faillissement van de veroordeelde niet kan worden verbeurd. Art. 611e Rv geeft in het tweede lid nog een regel die in geval van faillissement van de dwangsomdebiteur van belang is: op grond van dit tweede lid worden eenmaal verbeurde dwangsommen in het passief van het faillissement niet toegelaten. Laatstgenoemde regel behandel ik hierna in par. 23.1, omdat deze niet op het definitief karakter van de dwangsom betrekking heeft, maar op het accessoir karakter: de regel is van belang in verband met de vraag in hoeverre de uit de dwangsomveroordeling voortspruitende dwangsomvordering onafhankelijk van haar oorspong kan worden gezien.
De schorsing van de dwangsomveroordeling, die uit het eerste lid van art. 611e Rv moet worden afgeleid, heeft wel op het definitief karakter van de dwangsom betrekking en ik bespreek deze daarom in dit hoofdstuk.