NJB 2018/760:Prejudiciële vragen. Zaken betreffende het personen- en familierecht, niet zijnde scheidingszaken. Hoge Raad: 1. Belanghebbende. Taak appelrechter. Wie als belanghebbende moet worden aangemerkt, wordt bepaald – aan de ene kant – door het onderwerp van de aan de rechter voorgelegde zaak en – aan de andere kant – door de rechten of verplichtingen waarop de betrokkene zich beroept. Slechts indien het onderwerp van de zaak ertoe kan leiden dat de rechten of verplichtingen waarop de betrokkene zich beroept, rechtstreeks door de rechterlijke beslissing worden geraakt, is die betrokkene in die zaak belanghebbende. De appelrechter dient dit ambtshalve te beoordelen en is daarbij niet gebonden aan het oordeel van de eerste rechter. 2. Familie- en gezinsleven. Privéleven. De rechter dient de vraag of een betrokkene belanghebbende is, te beantwoorden met inachtneming van de uit art. 8 EVRM voortvloeiende eisen. 3. Ouderlijk gezag. Hoger beroep. In het hoger beroep tegen een beschikking waarbij het ouderlijk gezag van elk van beide ouders over een kind met wie die ouders gezinsleven hebben, is beëindigd, zijn beide ouders belanghebbende. Elk van beide ouders kan principaal of incidenteel hoger beroep instellen en kan dat betrekken op het gezamenlijk gezag, op het zelf uitgeoefende gezag en op het door de andere ouder uitgeoefende gezag