Hof Amsterdam, 11-03-2016, nr. 23-002981-14
ECLI:NL:GHAMS:2016:2719, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
11-03-2016
- Zaaknummer
23-002981-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:2719, Uitspraak, Hof Amsterdam, 11‑03‑2016; (Raadkamer)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:247, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Uitspraak 11‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Witwassen. Concrete, verifieerbare verklaring. Geld verdiend met poker. Verklaring is niet aannemelijk geworden.
Parketnummer: 23-002981-14
Datum uitspraak: 11 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-810433-11 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1961,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 september 2011, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld (ter waarde van circa EURO 44.000), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemde hoeveelheid geld, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof een andere bewijsconstructie hanteert.
Bespreking verweer en bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft zich -voor zover relevant en kort samengevat- op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat de verdachte verhullingshandelingen heeft verricht met betrekking tot het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag, noch dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. De verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof stelt vast dat het onderzoek in de onderhavige zaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het geldbedrag dat de verdachte op 20 september 2011 te Schiphol bij zich had van enig misdrijf afkomstig is. Het hof is vervolgens van oordeel dat uit de navolgende feiten en omstandigheden voortvloeit dat er (zonder meer) sprake is van een redelijk vermoeden van schuld aan het delict witwassen jegens verdachte.
Op 20 september 2011 wilde de verdachte via Schiphol uitreizen naar Panama. De verdachte had op dat moment € 44.110 bij zich. Van dit geldbedrag heeft de verdachte op eigen initiatief geen aangifte gedaan bij de Douane ondanks het bestaan van die verplichting daartoe. Eerst bij een gerichte controle is de verdachte gevraagd of hij iets had aan te geven, waarop de verdachte verklaarde dat hij niets had aan te geven. Ongevraagd verklaarde de verdachte dat hij naar Panama ging om een partij garnalen te kopen voor een klant in Griekenland. Desgevraagd verklaarde hij dat hij nog niet wist welk bedrijf hij daarvoor zou gaan bezoeken, maar dat hij met één bedrijf had afgesproken in het hotel waar hij wilde verblijven. Gevraagd met hoeveel geld hij reisde, verklaarde de verdachte “met een beetje euro’s en een beetje dollars” te reizen. Bij controle van een agenda in de laptoptas van de verdachte wordt door een douanemedewerker een stapel 500 (het hof begrijpt: euro) biljetten aangetroffen. Gevraagd aan de verdachte wat dit was, verklaarde hij dat het € 5.000 betrof. Uiteindelijk wordt tussen diverse pagina’s in die agenda in totaal 88 biljetten van 500 euro aangetroffen. Desgevraagd antwoordde verdachte dat hij met een bedrag van € 40.000 reisde, omdat hij zijn reis naar Panama wilde combineren met een pokertoernooi. Over dit laatste had hij de dag voor zijn vertrek telefonisch gehoord toen hij voor zaken in Rotterdam was. Hij had nog diezelfde dag besloten om naar Panama te gaan en heeft vervolgens in Rotterdam een ticket gekocht. Ter terechtzitting in hoger beroep verklaarde de verdachte dat hij niet naar een toernooi ging, maar dat hij in een casino in Panama zou kunnen pokeren. Het onder de verdachte aangetroffen geldbedrag, in totaal € 44.110, was volgens hem spaargeld waar hij de afgelopen jaren mee heeft gepokerd en dat hij thuis in zijn bureaulade bewaarde.
Het fysiek vervoeren van grote geldbedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich mee. Uit het desgevraagd tegenover de Douane verklaren “met een beetje euro’s en een beetje dollars” te reizen, leidt het hof af dat het kennelijk de bedoeling was van de verdachte om het geld dat hij bij zich had, niet te melden. Aldus is een tweetal typologieën van witwassen op de onderhavige zaak van toepassing op basis waarvan een vermoeden van witwassen jegens de verdachte is gerechtvaardigd.
Het hof is van oordeel dat, gelet op dit vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verdachte heeft in zijn eerste verhoor bij de Belastingdienst/FIOD verklaard dat het in beslag genomen geld zijn “bankroll” (het hof begrijpt: de totale som aan geld die een pokerspeler tot zijn beschikking heeft) betreft en dat het bestemd is om mee te pokeren. Van het bedrag van € 44.000 is volgens de verdachte ongeveer € 15.000 afkomstig uit zijn B.V. en de rest van het geld is afkomstig uit pokerwinsten. In de kern is de verdachte gedurende het hele strafproces bij zijn verklaring over de herkomst van het geld gebleven. Hij heeft bij de Douanecontrole de 88 biljetten van 500 euro niet laten zien, omdat hij bang was voor belastingaanslagen, hetgeen ook de reden was waarom hij de biljetten op deze wijze in zijn agenda had gestopt. Ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte aanvullend verklaard dat hij bij de Douane niet op eigen initiatief melding heeft gemaakt van het bij hem aanwezige geldbedrag, omdat hij bang was dat het geld van hem afgenomen zou worden in verband met nog openstaande belastingschulden.
In de onderhavige zaak heeft de FIOD naar aanleiding van de verklaring van de verdachte en naar aanleiding van de door de verdachte ter zitting in eerste aanleg op 11 juni 2013 overgelegde stukken nader onderzoek uitgevoerd en daarvan een aanvullend proces-verbaal gedateerd 22 januari 2014 opgemaakt. Samenvattend is de FIOD van oordeel dat het, gelet op de financiële situatie van de verdachte en zijn bedrijven en het feit dat er geen pokeradministratie is overgelegd over de periode 2007 tot en met 2011, niet aannemelijk is dat het contante geldbedrag van (het hof begrijpt) € 44.110 welke op 20 september 2011 bij de verdachte is aangetroffen en waarvan (het hof begrijpt) € 44.000 in beslag is genomen, verkregen is uit zijn bedrijven en/of het pokeren.
Het hof acht de conclusie van het aanvullende proces-verbaal van de FIOD gegrond. De verdachte heeft onder meer een administratie overgelegd die op door hem gespeelde cash games en toernooien betrekking moet hebben. Deze administratie heeft kennelijk betrekking op de periode van oktober 1996 tot medio december 2006, maar uit geen enkel stuk is gebleken van enige winsten c.q. verliezen die hij daarna nog met poker heeft gemaakt.
Gelet op het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag middellijk of onmiddellijk van misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dat wist.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 20 september 2011, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een hoeveelheid geld ter waarde van EURO 44.000, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straffen
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met als bijkomende straf de verbeurdverklaring van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van € 44.000. Witwassen schaadt de integriteit van het financiële en economische verkeer. Hierdoor wordt de maatschappij veel schade toegebracht. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot het hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het hof acht, alles afwegende, daarbij ook de verbeurdverklaring van het geldbedrag in overweging nemend, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Een geldbedrag van € 44.000 (88 briefjes van € 500).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. J.W.H.G. Loyson en mr. L.C. Winkel, in tegenwoordigheid van
mr. M. Helmers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
11 maart 2016.
[........]
.