Prg. 2019/183
Dat de opdrachtgever in de procedure een subsidiaire stelling inneemt voor het geval zijn handtekening wel echt wordt bevonden, maakt nog niet dat hij daarmee iets afdoet aan de primair gestelde stellige ontkenning van de authenticiteit van zijn handtekening.
HR 12-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:572
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 april 2019
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
18/01079
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS70334:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:572, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:238, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑02‑2019
- Wetingang
Essentie
Procesrecht. Kan opdrachtgever bij diens betwisting van zijn handtekening volstaan met enkele stellige ontkenning dat deze door hem is gezet en dus niet authentiek is?
Ja. Meer eisen mogen aan dergelijke ontkenning niet worden gesteld.
Samenvatting
Eisers in cassatie hebben opdracht gegeven tot bouwwerkzaamheden aan hun woning. Verweerster, de aannemer, heeft daarbij meerwerk geleverd en wil dit betaald zien. Eiser 1 ontkent dat de handtekening onder die meerwerklijst van hem afkomstig is, hij zou overigens überhaupt niet hebben getekend. Rechtbank en hof hebben € 125.088,95 aan meerwerk toegewezen. Het hof overwoog dat eiser 1 niet heeft toegelicht hoe te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.