NJB 2013/563
Geen onverbindendheid vanwege hiërarchisch hogere Opiumwet van APV-bepaling die het verbod inhoudt om zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de art. 2 en 3 Opiumwet te koop aan te bieden. A-G: anders.
HR 19-02-2013, ECLI:NL:PHR:2013:BY5725
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 februari 2013
- Magistraten
A.J.A. van Dorst, H.A.G. Splinter-van Kan, W.F. Groos, N. Jörg en V. van den Brink
- Zaaknummer
12/02235
- LJN
BY5725
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Bijzonder strafrecht / Openbare orde
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BY5725, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑02‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BY5725, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑02‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑06‑2012
- Wetingang
Essentie
Geen onverbindendheid vanwege hiërarchisch hogere Opiumwet van APV-bepaling die het verbod inhoudt om zich op of aan de weg op te houden als aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen als bedoeld in de art. 2 en 3 Opiumwet te koop aan te bieden. A-G: anders.
Uitspraak
Inleiding:
Het cassatiemiddel klaagt dat het Hof ten onrechte art. 2.7 lid 2 Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam 2008 verbindend heeft geacht, althans dat het oordeel van het Hof daaromtrent ontoereikend is gemotiveerd. Voornoemde bepaling luidt: Artikel 2.7 Openlijk gebruik en handel. 1. Het is verboden op of aan de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.