NJ 2019/325
Huwelijksvermogensrecht. Aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden na ontbinding gemeenschap; art. 1:102 BW; moet beperking verhaal o.g.v. tweede zin art. 1:102 BW in dictum uitspraak worden opgenomen?
HR 14-06-2019, ECLI:NL:HR:2019:958, m.nt. L.C.A. Verstappen
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
14 juni 2019
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/01656
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Noot
L.C.A. Verstappen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS74788:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:958, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 14‑06‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:246, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑04‑2018
- Wetingang
Art. 1:102 BW
Essentie
Huwelijksvermogensrecht. Aansprakelijkheid voor gemeenschapsschulden na ontbinding gemeenschap; art. 1:102 BW; moet beperking verhaal o.g.v. tweede zin art. 1:102 BW in dictum uitspraak worden opgenomen?
Samenvatting
In dit geding moet in cassatie worden uitgegaan van de toepasselijkheid van art. 1:102 BW zoals dat sinds 1 januari 2012 luidt nu beide partijen blijkens de gedingstukken in de feitelijke instanties zijn uitgegaan van toepasselijkheid van het huidige art. 1:102 BW, het hof kennelijk heeft geoordeeld dat het hem daarom niet vrijstond het oude recht toe te passen en tegen dat oordeel geen klacht is gericht.
Ingevolge ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.