Einde inhoudsopgave
Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949 betreffende de bescherming van slachtoffers van internationale gewapende conflicten (Protocol I)
Artikel 98 Herziening van Bijlage I
Geldend
Geldend vanaf 07-12-1978
- Bronpublicatie:
08-06-1977, Trb. 1980, 87 (uitgifte: 02-06-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
07-12-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-06-1977, Trb. 1980, 87 (uitgifte: 02-06-1980, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol en daarna met tussenpozen van ten minste vier jaar, raadpleegt het Internationale Comité van het Rode Kruis de Hoge Verdragsluitende Partijen met betrekking tot Bijlage I bij dit Protocol en kan het, indien het zulks noodzakelijk acht, een voorstel doen tot het houden van een vergadering van technische deskundigen, ten einde Bijlage I opnieuw te bezien en die voorstellen tot wijziging daarvan te doen die wenselijk blijken te zijn. Tenzij binnen zes maanden na de mededeling van een voorstel tot het houden van een zodanige vergadering aan de Hoge Verdragsluitende Partijen één derde van hen bezwaar maakt, roept het Internationale Comité van het Rode Kruis de vergadering bijeen, en nodigt daarbij ook waarnemers uit van de internationale organisaties die daarvoor in aanmerking komen. Een zodanige vergadering wordt door het Internationale Comité van het Rode Kruis eveneens te allen tijde bijeengeroepen wanneer één derde van de Hoge Verdragsluitende Partijen zulks verzoekt.
2.
De depositaris roept een conferentie van de Hoge Verdragsluitende Partijen en de partijen bij de Verdragen bijeen, ten einde de door de vergadering van technische deskundigen voorgestelde wijzigingen te bestuderen, indien het Internationale Comité van het Rode Kruis of één derde van de Hoge Verdragsluitende Partijen zulks na die vergadering verzoekt.
3.
Wijzigingen in Bijlage I kunnen op een zodanige conferentie worden aangenomen met een twee derde meerderheid van de Hoge Verdragsluitende Partijen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen.
4.
De depositaris brengt iedere aldus aangenomen wijziging ter kennis van de Hoge Verdragsluitende Partijen en de partijen bij de Verdragen. De wijziging wordt geacht te zijn aanvaard na verloop van een periode van een jaar na die kennisgeving, tenzij binnen die periode door ten minste één derde van de Hoge Verdragsluitende Partijen een verklaring van niet-aanvaarding van de wijziging ter kennis van de depositaris is gebracht.
5.
Een wijziging die is geacht te zijn aanvaard overeenkomstig het vierde lid, treedt drie maanden na de aanvaarding ervan in werking ten aanzien van alle Hoge Verdagsluitende Partijen, behalve ten aanzien van die partijen, die een verklaring van niet-aanvaarding overeenkomstig het genoemde vierde lid hebben afgelegd. Iedere partij die een zodanige verklaring aflegt, kan deze te allen tijde intrekken, in welk geval de wijziging ten aanzien van die partij drie maanden daarna in werking treedt.
6.
De depositaris stelt de Hoge Verdragluitende Partijen en de partijen bij de Verdragen in kennis van de inwerkingtreding van iedere wijziging, van de partijen die erdoor zijn gebonden, van de datum van de inwerkingtreding ervan ten aanzien van iedere partij, van overeenkomstig het vierde lid afgelegde verklaringen van niet-aanvaarding en van intrekkingen van zodanige verklaringen.