Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 167/2013 goedkeuring van en markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen
Artikel 17 Voorschriften inzake de functionele voertuigveiligheid
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 02-08-2026.
- Bronpublicatie:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1689 (uitgifte: 12-07-2024, regelingnummer: 2024/1689)
- Inwerkingtreding
01-08-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-06-2024, PbEU L 2024, 2024/1689 (uitgifte: 12-07-2024, regelingnummer: 2024/1689)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
1.
De fabrikanten zorgen ervoor dat de voertuigen zodanig worden ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat de inzittenden en andere personen in de omgeving van het voertuig zo weinig mogelijk risico van verwondingen lopen.
2.
De fabrikanten zorgen ervoor dat de voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden voldoen aan de relevante voorschriften van deze verordening, met inbegrip van die met betrekking tot:
- a)
integriteit van de voertuigstructuur;
- b)
systemen om de bestuurder de controle over zijn voertuig te helpen behouden, in het bijzonder de stuur- en remsystemen, (met inbegrip van geavanceerde remsystemen) en elektronische stabiliteitscontrolesystemen;
- c)
systemen om de bestuurder een goed gezichtsveld te bieden en hem informatie over de staat van het voertuig en de omgeving te verstrekken, daaronder begrepen ruiten, spiegels en informatiesystemen voor de bestuurder;
- d)
voertuigverlichtingssystemen;
- e)
bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting, hoofdsteunen, veiligheidsgordels en deuren van het voertuig;
- f)
buitenkant en accessoires van het voertuig;
- g)
elektromagnetische compatibiliteit;
- h)
geluidssignaalinrichtingen;
- i)
verwarmingssystemen;
- j)
voorzieningen ter beveiliging tegen onrechtmatig gebruik;
- k)
voertuigidentificatiesystemen;
- l)
massa's en afmetingen;
- m)
veiligheid van elektrisch materiaal, met inbegrip van statische elektriciteit;
- n)
beschermingsinrichtingen aan de achterzijde;
- o)
zijdelingse bescherming;
- p)
laadplatforms;
- q)
sleepinrichtingen;
- r)
banden;
- s)
opspatafschermingssystemen;
- t)
achteruitrijrichting;
- u)
rupsbanden;
- v)
mechanische koppelingen, met inbegrip van bescherming tegen verkeerde aansluitingen.
3.
Onderdelen van voertuigen, waarvan de risico's van elektrische aard zijn afgedekt in de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, vallen niet onder Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (1).
4.
De in de leden 1 en 2 bedoelde voorschriften zijn van toepassing op voertuigen en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden, indien zij overeenkomstig bijlage I van toepassing zijn.
5.
Om voor een hoog niveau van functionele veiligheid te kunnen zorgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 71 gedelegeerde handelingen vast te stellen met gedetailleerde technische voorschriften, in voorkomend geval met inbegrip van testprocedures en grenswaarden, voor de in lid 2 van dit artikel genoemde onderwerpen. De eerste van deze gedelegeerde handelingen worden uiterlijk 31 december 2014 vastgesteld.
Deze gedetailleerde technische voorschriften zorgen voor een verhoging of ten minste voor het behoud van het niveau van functionele veiligheid dat de in artikel 76, lid 1, en artikel 77 genoemde richtlijnen bieden, en waarborgen het onderstaande:
- a)
voertuigen met een maximumsnelheid van meer dan 40 km/h bieden met betrekking tot de remprestaties en, indien van toepassing, antiblokkeersystemen een even hoog verkeersveiligheidsniveau als motorvoertuigen en aanhangwagens;
- b)
de maximale contactdruk op harde wegoppervlakken van banden of rupsbanden bedraagt 0,8 MPa.
Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen krachtens de eerste alinea betreffende artificiële-intelligentiesystemen die veiligheidscomponenten zijn in de zin van Verordening (EU) 2024/1689 van het Europees Parlement en de Raad (1), worden de eisen van hoofdstuk III, afdeling 2, van die verordening in aanmerking genomen.
Voetnoten
PB L 374 van 27.12.2006, blz. 10.
Verordening (EU) 2024/1689 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 tot vaststelling van geharmoniseerde regels betreffende artificiële intelligentie en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 300/2008, (EU) nr. 167/2013, (EU) nr. 168/2013, (EU) 2018/858, (EU) 2018/1139 en (EU) 2019/2144 en de Richtlijnen 2014/90/EU, (EU) 2016/797 en (EU) 2020/1828 (verordening artificiële intelligentie) (PB L, 2024/1689, 12.7.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/1689/oj).