Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 167/2013 goedkeuring van en markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2013
- Bronpublicatie:
05-02-2013, PbEU 2013, L 60 (uitgifte: 02-03-2013, regelingnummer: 167/2013)
- Inwerkingtreding
22-03-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-02-2013, PbEU 2013, L 60 (uitgifte: 02-03-2013, regelingnummer: 167/2013)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Voertuigeisen
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Ter bevordering van de interne markt is bij Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan (3) een uitgebreid Unie-typegoedkeuringsstelsel voor trekkers, aanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken ingesteld.
- (2)
Voor de ontwikkeling en de werking van de interne markt van de Unie is het wenselijk de goedkeuringssystemen van de lidstaten te vervangen door een typegoedkeuringsprocedure van de Unie die gebaseerd is op het beginsel van volledige harmonisatie, terwijl tegelijkertijd de nodige rekening wordt gehouden met kosten-batenoverwegingen, met bijzondere aandacht voor het midden- en kleinbedrijf.
- (3)
Op verzoek van het Europees Parlement en met als doel de goedkeuring van typegoedkeuringswetgeving te vereenvoudigen en te versnellen is op het gebied van de EU-typegoedkeuringswetgeving voor voertuigen een nieuwe regelgevingsaanpak ingevoerd, volgens welke de wetgever van de gewone wetgevingsprocedure slechts de fundamentele regels en beginselen vaststelt en de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de nadere technische bijzonderheden aan de Commissie overdraagt. Wat de materiële voorschriften betreft, moeten in deze verordening daarom alleen fundamentele bepalingen inzake functionele veiligheid, inzittendenveiligheid en milieuprestaties worden vastgesteld en moet de bevoegdheid om de technische specificaties in gedelegeerde handelingen vast te leggen aan de Commissie worden overgedragen.
- (4)
De voorschriften van deze verordening zijn in overeenstemming met de principes die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie van 5 juni 2002 met als titel ‘Actieplan ‘Vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving’ ’.
- (5)
Het is van bijzonder belang dat toekomstige maatregelen die op grond van deze verordening worden voorgesteld of procedures die als toepassing ervan moeten worden gevolgd, stroken met deze principes, die in het verslag dat de Commissie in 2006 heeft gepubliceerd met als titel "CARS 21: Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw" ("CARS 21") nog zijn herhaald. Met het oog op een betere regelgeving en vereenvoudiging en teneinde voortdurende actualisering van de bestaande EU-wetgeving op het gebied van technische specificaties te voorkomen, moet in deze verordening worden verwezen naar bestaande, internationale normen en voorschriften die voor het publiek toegankelijk zijn zonder dat zij in het EU-regelgevingskader volledig worden weergegeven.
- (6)
Aangezien Richtlijn 97/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 1997 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines (4), noch Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines (5), noch deze verordening ontwerp- en constructievoorschriften ter waarborging van de veiligheid op de weg van niet voor de weg bestemde mobiele machines met eigen aandrijving voor gebruik in met name de land- en bosbouw bevatten, moet de Commissie de noodzaak van harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten op dat gebied beoordelen en overwegen een wetgevingsmaatregel voor te stellen met het oog op het waarborgen van een hoog veiligheidsniveau, met inachtneming van de uniale wetgeving.
- (7)
Deze verordening moet maatregelen op nationaal en uniaal niveau inzake het gebruik van landbouw- en bosbouwvoertuigen op de weg, zoals specifieke vereisten voor rijbewijzen, beperkingen van de maximumsnelheid, of de regeling van de toegang tot bepaalde wegen, onverlet laten.
- (8)
Richtlijn 2003/37/EG beperkte in eerste instantie de verplichte toepassing van de EG-typegoedkeuringsprocedure voor gehele voertuigen tot de voertuigcategorieën T1, T2 en T3, en voorzag niet in alle nodige voorschriften om het mogelijk te maken op vrijwillige basis voor andere categorieën een aanvraag tot EG-typegoedkeuring voor gehele voertuigen in te dienen. Om de interne markt te voltooien en ervoor te zorgen dat deze naar behoren functioneert, moet deze verordening fabrikanten de mogelijkheid bieden op vrijwillige basis voor alle categorieën die onder deze verordening vallen EU-typegoedkeuring van gehele voertuigen aan te vragen, zodat zij via de EU-typegoedkeuring van de voordelen van de interne markt kunnen profiteren.
- (9)
Richtlijn 2003/37/EG betrof de EG-typegoedkeuring voor gehele voertuigen voor alle terreinwagens en ‘side-by-side’-voertuigen als tractoren Deze typen voertuigen moeten derhalve ook onder deze verordening vallen, op voorwaarde dat het betreffende type voertuig onder een in deze verordening bedoelde voertuigcategorie valt en aan alle vereisten van deze verordening voldoet.
- (10)
De verplichtingen van de nationale autoriteiten die in de bepalingen inzake markttoezicht van deze verordening zijn vastgelegd, zijn specifieker dan de overeenkomstige bepalingen van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten (6).
- (11)
Om een hoog niveau van functionele veiligheid, inzittendenveiligheid en milieubescherming te waarborgen, moeten de technische voorschriften en milieunormen die in het kader van de typegoedkeuring van toepassing zijn op voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden worden geharmoniseerd.
- (12)
Het is wenselijk het beginsel vast te stellen dat voertuigen zodanig moeten zijn ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat de inzittenden en andere weggebruikers zo weinig mogelijk risico van verwondingen lopen. Daartoe moeten de fabrikanten ervoor zorgen dat hun voertuigen voldoen aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening. Die bepalingen moeten onder meer voorschriften omvatten met betrekking tot de integriteit van de voertuigstructuur, systemen om de bestuurder de controle over zijn voertuig te helpen behouden, systemen om de bestuurder een goed gezichtsveld te bieden en hem informatie over de staat van het voertuig en de omgeving te verstrekken, verlichtingssystemen, beschermingssystemen voor inzittenden, de buitenkant en de toebehoren aan het voertuig, massa's en afmetingen van voertuigen en banden van voertuigen.
- (13)
Om te garanderen dat de procedure voor de controle van de overeenstemming van de productie, die een van de hoekstenen van het EU-typegoedkeuringssysteem vormt, juist wordt toegepast en naar behoren functioneert, moet een bevoegde instantie of een voldoende gekwalificeerde technische dienst die daartoe is aangewezen, geregeld verificaties verrichten bij de fabrikanten.
- (14)
In een beperkt aantal gevallen moet er een nationale typegoedkeuringsprocedure voor in kleine series gebouwde voertuigen kunnen zijn. Die zou echter beperkt moeten zijn tot geringe aantallen voertuigen. Het begrip kleine series dient dan ook nauwkeurig te worden gedefinieerd door het aantal te produceren voertuigen aan te geven.
- (15)
Het hoofddoel van de Uniewetgeving van de Unie inzake de goedkeuring van voertuigen is ervoor te zorgen dat nieuwe voertuigen, onderdelen en technische eenheden die in de handel worden gebracht een hoog niveau van veiligheid en milieubescherming bieden. Het bereiken van dat doel mag niet in het gedrang worden gebracht doordat bepaalde voertuigdelen of uitrustingsstukken worden gemonteerd nadat voertuigen op de markt of in het verkeer zijn gebracht. Daarom moeten passende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat voertuigdelen of uitrustingsstukken die op voertuigen kunnen worden gemonteerd en die de werking van voor de veiligheid of de milieubescherming essentiële systemen in aanzienlijke mate nadelig kunnen beïnvloeden, door een goedkeuringsinstantie vooraf worden gecontroleerd voordat zij in de handel worden gebracht. Die maatregelen moeten technische bepalingen bevatten betreffende de voorschriften waaraan die voertuigdelen of uitrustingsstukken moeten voldoen.
- (16)
Dergelijke maatregelen moeten slechts betrekking hebben op een beperkt aantal voertuigdelen en uitrustingsstukken, die door de Commissie na raadpleging van de belanghebbenden in een lijst in een uitvoeringshandeling moeten worden opgenomen. De maatregelen moeten ervoor zorgen dat de desbetreffende voertuigdelen of uitrustingsstukken de veiligheid of de milieuprestaties van het voertuig niet nadelig beïnvloeden en moeten tegelijkertijd waar mogelijk de concurrentie op de vervangingsmarkt in stand houden.
- (17)
De Unie is partij bij de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en voertuigdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen (‘Herziene Overeenkomst van 1958’) (7). Om de typegoedkeuringswetgeving volgens de aanbevelingen van CARS 21 te vereenvoudigen, is het wenselijk alle afzonderlijke richtlijnen in te trekken zonder daarmee het beschermingsniveau te verminderen. De voorschriften die in die richtlijnen zijn neergelegd, moeten in deze verordening of in de gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, worden overgenomen en moeten, daar waar van toepassing, vervangen worden door verwijzingen naar de desbetreffende reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) die de Unie bij stemming heeft goedgekeurd of waartoe de Unie is toegetreden en die als bijlage zijn gevoegd bij de Herziene Overeenkomst van 1958. Om de administratieve lasten als gevolg van de typegoedkeuringsprocedure te verlichten, moet het voor automobielfabrikanten mogelijk zijn typegoedkeuring aan te vragen overeenkomstig deze verordening, in voorkomend geval, rechtstreeks door het verkrijgen van een goedkeuring krachtens een van de desbetreffende VN/ECE-reglementen die zijn vermeld in bijlage I bij deze verordening en in de gedelegeerde handelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld.
- (18)
VN/ECE-reglementen en wijzigingen daarop waaraan de Unie, in het kader van de toepassing van Besluit 97/836/EG, haar goedkeuring heeft gehecht, moeten derhalve in de EU-typegoedkeuringswetgeving worden opgenomen. Daartoe moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen de nodige aanpassingen aan bijlage I bij deze verordening of de gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld op grond van deze verordening, vast te stellen.
- (19)
Bij wijze van alternatief kan in de gedelegeerde handelingen naar door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vastgestelde codes of naar rechtstreeks voor het publiek toegankelijke CEN/Cenelec- of ISO-normen die daarin worden vermeld, worden verwezen.
- (20)
Het is van belang dat de fabrikanten de eigenaars van voertuigen relevante informatie verstrekken om verkeerd gebruik van veiligheidsvoorzieningen te voorkomen.
- (21)
Om fabrikanten van onderdelen en technische eenheden in staat te stellen EU-typegoedkeuring vooronderdelen en technische eenheden of voor een vergunning voor voertuigdelen of uitrustingsstukken aan te vragen, is het ook van belang dat deze toegang hebben tot bepaalde informatie die alleen de voertuigfabrikant kan verstrekken, zoals technische informatie en tekeningen die nodig zijn om voertuigdelen voor de vervangingsmarkt te ontwikkelen.
- (22)
Niet-discriminatoire toegang tot reparatie-informatie — via een gestandaardiseerd formaat voor het vinden van technische informatie — en effectieve concurrentie op de markt voor reparatie- en onderhoudsinformatiediensten is nodig om de werking van de interne markt te verbeteren, met name wat het vrije verkeer van goederen, het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten betreft. Een groot deel van deze informatie betreft boorddiagnosesystemen en de interactie daarvan met andere voertuigsystemen. Het is wenselijk vast te stellen aan welke technische specificaties de websites van fabrikanten moeten voldoen, naast gerichte maatregelen om een redelijke toegang voor het midden- en kleinbedrijf te waarborgen.
- (23)
Fabrikanten van voertuigen moeten ook kunnen voldoen aan hun verplichtingen om toegang te verlenen tot reparatie- en onderhoudsinformatie betreffende de communicatieprotocollen tussen trekkers en getrokken of gemonteerde uitrustingsstukken, zoals bedoeld in ISO 11783, door op hun websites een link te voorzien naar een door meerdere fabrikanten of een groep fabrikanten gecreëerde website.
- (24)
Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (8).
- (25)
Ter aanvulling van deze verordening met verdere technische details moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen inzake functionele veiligheid, constructie-eisen, milieu- en aandrijfprestaties, toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie en aanwijzing en bevoegdheden van technische diensten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. De Commissie dient bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor te zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.
- (26)
De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op deze verordening en de gedelegeerde handelingen of uitvoeringshandelingen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld en erop toezien dat deze worden uitgevoerd. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
- (27)
Hoewel niets in deze verordening verhindert dat de lidstaten hun respectieve systemen voor individuele goedkeuringen blijven toepassen, moet de Commissie, op basis van door de lidstaten verstrekte informatie, aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de werking van deze nationale systemen, teneinde te overwegen of zij een wetgevingsvoorstel moet indienen betreffende de harmonisatie van het systeem voor individuele goedkeuringen op Unieniveau.
- (28)
Als gevolg van de toepassing van het nieuwe regelgevingskader dat door deze verordening wordt ingevoerd, moeten de volgende richtlijnen worden ingetrokken:
- —
Richtlijn 2003/37/EG,
- —
Richtlijn 74/347/EEG van de Raad van 25 juni 1974 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het zichtveld en de ruitenwissers van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (9),
- —
Richtlijn 76/432/EEG van de Raad van 6 april 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de reminrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (10),
- —
Richtlijn 76/763/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de zitplaatsen voor meerijders op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (11),
- —
Richtlijn 77/537/EEG van de Raad van 28 juni 1977 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de maatregelen die moeten worden genomen tegen de verontreiniging door dieselmotoren, bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (12),
- —
Richtlijn 78/764/EEG van de Raad van 25 juli 1978 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de bestuurderszitplaats op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (13),
- —
Richtlijn 80/720/EEG van de Raad van 24 juni 1980 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de bedieningsruimte, de toegankelijkheid van de cabine alsmede deuren en ramen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (14),
- —
Richtlijn 86/297/EEG van de Raad van 26 mei 1986 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake aftakassen en de beveiliging daarvan bij land- en bosbouwtrekkers op wielen (15),
- —
Richtlijn 86/298/EEG van de Raad van 26 mei 1986 betreffende kantelbeveiligingsinrichtingen aan de achterzijde op land- of bosbouwsmalspoortrekkers (16),
- —
Richtlijn 86/415/EEG van de Raad van 24 juli 1986 betreffende de installatie, plaats, werking en identificatie van de bedieningsorganen van land- en bosbouwtrekkers op wielen (17),
- —
Richtlijn 87/402/EEG van de Raad van 25 juni 1987 betreffende vóór de bestuurderszitplaats bevestigde kantelbeveiligingsinrichtingen voor land- of bosbouwsmalspoortrekkers op wielen (18),
- —
Richtlijn 2000/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2000 inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door motoren bestemd voor het aandrijven van landbouw- of bosbouwtrekkers (19),
- —
Richtlijn 2009/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (20),
- —
Richtlijn 2009/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de sleepinrichting en de achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (21),
- —
Richtlijn 2009/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende achteruitkijkspiegels van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (22),
- —
Richtlijn 2009/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid en de laadplatforms van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (23),
- —
Richtlijn 2009/61/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (24),
- —
Richtlijn 2009/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende bepaalde onderdelen en eigenschappen van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (25),
- —
Richtlijn 2009/64/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de onderdrukking van radiostoringen, veroorzaakt door landbouw- of bosbouwtrekkers (elektromagnetische compatibiliteit) (26),
- —
Richtlijn 2009/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de stuurinrichting van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (27),
- —
Richtlijn 2009/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de onderdeelgoedkeuring van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (28),
- —
Richtlijn 2009/75/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de kantelbeveiligingsinrichtingen op landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (statische proeven) (29),
- —
Richtlijn 2009/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het geluidsniveau op oorhoogte van bestuurders van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (30),
- —
Richtlijn 2009/144/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende bepaalde onderdelen en kenmerken van landbouw- of bosbouwtrekkers op wielen (31).
- (29)
Het is van belang dat alle belanghebbenden een duidelijk begrip hebben van het verband tussen deze verordening en Richtlijn 2006/42/EG, om overlapping te voorkomen en duidelijk vast te stellen aan welke voorschriften een bepaald product moet voldoen.
- (30)
Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vastleggen van geharmoniseerde regels inzake administratieve en technische voorschriften voor de typegoedkeuring van en inzake het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, gelet op de omvang en de gevolgen ervan, beter verwezenlijkt kan worden op het niveau van de Unie, kan de Unie in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als vervat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 54 van 19.2.2011, blz. 42.
Standpunt van het Europees Parlement van 20 november 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 28 januari 2013.
PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.
PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1.
PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.
PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.
Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 (PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78).
PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.
PB L 191 van 15.7.1974, blz. 5.
PB L 122 van 8.5.1976, blz. 1.
PB L 262 van 27.9.1976, blz. 135.
PB L 220 van 29.8.1977, blz. 38.
PB L 255 van 18.9.1978, blz. 1.
PB L 194 van 28.7.1980, blz. 1.
PB L 186 van 8.7.1986, blz. 19.
PB L 186 van 8.7.1986, blz. 26.
PB L 240 van 26.8.1986, blz. 1.
PB L 220 van 8.8.1987, blz. 1.
PB L 173 van 12.7.2000, blz. 1.
PB L 261 van 3.10.2009, blz. 1.
PB L 198 van 30.7.2009, blz. 4.
PB L 198 van 30.7.2009, blz. 9.
PB L 198 van 30.7.2009, blz. 15.
PB L 203 van 5.8.2009, blz. 19.
PB L 214 van 19.8.2009, blz. 23.
PB L 216 van 20.8.2009, blz. 1.
PB L 201 van 1.8.2009, blz. 11.
PB L 203 van 5.8.2009, blz. 52.
PB L 261 van 3.10.2009, blz. 40.
PB L 201 van 1.8.2009, blz. 18.
PB L 27 van 30.1.2010, blz. 33.