RFR 2015/92
Wet Bopz. Heeft de geneesheer-directeur een mededeling van de officier van justitie nodig alvorens een betrokkene wegens het ontbreken van een rechterlijke machtiging te ontslaan uit een instelling?
HR 03-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:842
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 april 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, G. Snijders, M.V. Polak
- Zaaknummer
14/06159
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS921252:1
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:842, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:365, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑02‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑12‑2014
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Voorlopige machtiging. Mededelingsplicht.
Heeft de geneesheer-directeur een mededeling van de officier van justitie nodig alvorens een betrokkene wegens het ontbreken van een rechterlijke machtiging te ontslaan uit een instelling?
Samenvatting
De voortgezette inbewaringstelling van betrokkene verliep op 28 augustus 2014. Aan het einde van die dag heeft de geneesheer-directeur aan de officier van justitie gevraagd om een verzoekschrift om een voorlopige machtiging in te dienen. De officier heeft dat vervolgens op 29 augustus 2014 gedaan, dus een dag na het verlopen van de voortgezette inbewaringstelling. Betrokkene heeft in cassatie gesteld dat als de geneesheer-directeur door de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.