Einde inhoudsopgave
Verzamelbesluit Lijfrenten
5.4 Pre-Brede Herwaarderingslijfrente; vervreemding om niet aan niet-inwoner
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2019. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 16-05-2019
- Bronpublicatie:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Inwerkingtreding
01-06-2019, terugwerkend tot: 16-05-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-05-2019, Stcrt. 2019, 30558 (uitgifte: 31-05-2019, regelingnummer: 2019-115021)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Persoonsgebonden aftrek
Inkomstenbelasting / Uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Bij vervreemding om niet van een Pre-Brede Herwaarderingslijfrente aan een niet-inwoner moet de vervreemder in beginsel afrekenen over de waarde van de lijfrente (artikel 75, eerste lid, Wet IB 1964, tekst 2000 juncto artikel 25, tiende lid, Wet IB 1964, tekst 2000). De vervreemder hoeft niet af te rekenen als de lijfrentetermijnen bij de begunstigde/koper van de lijfrente tot diens binnenlands onzuiver inkomen behoren (artikel 49, eerste lid, onderdeel c, onder 5, Wet IB 1964, tekst 2000).
Tot en met het jaar 2000 bestond er voor Pre-Brede Herwaarderingslijfrenten echter geen buitenlandse belastingplicht over de lijfrentetermijnen omdat daarvoor geen regeling was opgenomen in artikel 49 Wet IB 1964, tekst 1991. Bij vervreemding om niet aan een niet-inwoner moest de vervreemder dus tot en met het jaar 2000 afrekenen.
Na de invoering van de Wet IB 2001 en de Invoeringswet Wet IB 2001 is het standpunt ingenomen dat er buitenlandse belastingplicht is ontstaan voor termijnen uit Pre-Brede Herwaarderingslijfrenten. Het gevolg hiervan was dat een dergelijke lijfrente met ingang van 2001 zonder afrekening voor de inkomstenbelasting om niet kon worden vervreemd aan een niet-inwoner. Het ging daarbij in de praktijk vaak om de schenking van een lijfrente aan een in het buitenland wonend meerderjarig kind.1.
In de jurisprudentie2. is uitgemaakt dat het standpunt inzake het bestaan van buitenlandse belastingplicht voor termijnen uit Pre-Brede Herwaarderingslijfrenten niet juist is. Dit betekent dat een vervreemding om niet van Pre-Brede Herwaarderingslijfrenten aan een niet-inwoner leidt tot afrekening over de waarde van de lijfrente bij de vervreemder. Dit heeft ook gevolgen voor vervreemdingen om niet aan een niet-inwoner die na 21 januari 2011 hebben plaatsgevonden en waarin nog geen onherroepelijk vaststaande aanslag is opgelegd.
Voetnoten
Dit standpunt was opgenomen in vraag C 39 van het toenmalige besluit van 13 februari 2001, CPP2000/3210M. Vanwege het voorlichtende karakter is dit standpunt niet opnieuw gepubliceerd in een beleidsbesluit.
Hoge Raad, 21 januari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO0391