Hof Arnhem-Leeuwarden, 01-11-2017, nr. 21-002573-15
ECLI:NL:GHARL:2017:9714
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
01-11-2017
- Zaaknummer
21-002573-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2017:9714, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 01‑11‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:1155, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 01‑11‑2017
Inhoudsindicatie
Betreft hypotheekfraude en witwassen. verdachte heeft op grond van valse of vervalste werkgeversverklaring(en) en salarisspecificatie(s) hypotheken verstrekt gekregen en daar mee panden aangeschaft.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002573-15
Uitspraak d.d.: 1 november 2017
TEGENSPRAAK
Promis
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 16 april 2015 met parketnummer 16-701600-12 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1974] ,
wonende te [woonplaats] .
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (voor de inhoud van de vordering zie bijlage 1). Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,mr. M.C.J. Teurlings, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing en een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging dient te worden verklaard. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte op basis van het Convenant betreffende de persoonsgerichte aanpak binnen de regio Utrecht (verder te noemen: het convenant) en omdat er RCIE-informatie bekend was over verdachte, is benoemd als subject in de Persoonsgerichte Aanpak (hierna: PGA). Het convenant is gebruikt voor de start van het onderzoek. Op 13 augustus 2012 is het onderzoek naar verdachte gestart. Naar de mening van de raadsman had dit onderzoek niet mogen worden opgestart, omdat verdachte niet aan de in het convenant genoemde voorwaarden voldoet. Daarnaast komt verdachte niet voor op één van de lijsten zoals genoemd in het convenant. Verdachte had derhalve niet als subject voor een PGA mogen worden aangemerkt. Er was verder geen sprake van een plaatsing op de lijst met terugwerkende kracht. Ook over een voordracht voor PGA wordt niets gerelateerd. Het laatste strafbare feit waarvoor verdachte is veroordeeld dateert uit 1993 en niet uit 1997 zoals er in het dossier staat. Hij was toen nog maar 18 jaar. Er kan derhalve niet worden gezegd dat hij zich actueel en structureel bezig houdt (dus niet enkel vermoedens) met het plegen van middelzware en/of zware criminaliteit in het werkgebied van de regio Utrecht.
Mocht het hof van oordeel zijn dat de RCIE-informatie onder één van de voorwaarden in het convenant valt dan is duidelijk dat de eerste RCIE-informatie te oud is, namelijk ouder dan zes maanden ten tijde van de voordracht, en de tweede RCIE informatie dateert van september 2012 dus pas een maand na de start van het onderzoek.
Gelet op het bovenstaande - zo stelt de raadsman - was er geen enkele reden en/of aanleiding om verdachte te plaatsen op de lijst voor een PGA. Het onderzoek had niet mogen plaatsvinden. De raadsman concludeert dat dit primair moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, subsidiair tot bewijsuitsluiting van al hetgeen is verkregen op grond van dit onrechtmatig opgestarte c.q. onrechtmatig voortgezette onderzoek.
Daarnaast heeft de raadsman ter ondersteuning van zijn ontvankelijkheidsverweer gevraagd om verschillende getuigen, zoals genoemd in zijn pleitnota, daaromtrent te horen.
Het hof overweegt als volgt.
Volgens het politieproces-verbaal is het onderzoek op basis van het convenant en omdat er RCIE-informatie bekend was over verdachte opgestart.
De eerste onderzoekshandelingen zijn al in 2011 verricht, derhalve voor de inwerkingtreding van het convenant. Aan de verdediging kan worden toegegeven dat hetgeen in de politieprocessen-verbaal wordt gerelateerd over het convenant en het opnemen van verdachte in het ZwaCri-register, één van de lijsten die in het convenant wordt genoemd om in aanmerking te komen voor de persoonsgerichte aanpak, uiterst vaag en onvolledig en soms ook onnavolgbaar is. Niettemin verbindt het hof daar geen gevolgen aan.
De bij de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid (RCIE) van de politie in 2011 binnengekomen informatie is op zichzelf al voldoende om tot een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit te leiden en derhalve tot het opstarten van een onderzoek tegen verdachte.
Verdachten kunnen en mogen aan het convenant met betrekking tot de PGA niet het vertrouwen ontlenen dat zij niet worden vervolgd als zij niet aan de criteria van het convenant voldoen. Een PGA betekent niet dat andere aanleidingen om een onderzoek te starten moeten worden uitgesloten. Zoals reeds al opgemerkt, was er RCIE-informatie aanwezig en die informatie was voldoende om een onderzoek naar verdachte op te starten. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
Het bij pleidooi herhaalde verzoek tot het horen van getuigen dient, gelet op het bovenstaande te worden afgewezen. De verdediging is daardoor niet in zijn belangen geschaad en de noodzaak daartoe is het hof ook niet gebleken.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 te Utrecht, althans in Nederland,(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 1] te Utrecht (p. 277), en/of
- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2] (p. 279)
- (telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring van [bedrijf 1] vermeld of doen vermelden dat
- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- het bruto jaarsalaris van EUR 33.000,- (en vakantiegeld van EUR 2.640,- en vaste
13e maand van EUR 2.750,-) bedraagt, en/of
- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld, en/of op voornoemde werkgevers-verklaring van [bedrijf 2] vermeld of doen vermelden dat
- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of - het bruto jaarsalaris van
EUR 16.800,- (en vakantiegeld van EUR 1.344,-) bedraagt, en/of
- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e)
- werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 1] te Utrecht
(p. 277), en/of
- werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2]
(p. 279),
- (telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, (telkens) bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) voornoemde werkgeversverklaring(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan [bedrijf 3] , en (telkens) bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat hij, verdachte, niet werkzaam was voor en/of in dienst was van voornoemde [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] zoals (telkens) aangegeven op voornoemde werkgeversverklaring(en);
2:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2005 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2]
(p. 282)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring vermeld of doen vermelden dat:
- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- het bruto jaarsalaris van EUR 28.800,- (en vakantiegeld van EUR 2.304,-)
bedraagt, en/of
- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2005 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2] (p. 282) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, (telkens) bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde werkgeversverklaring heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan de [naam bank] , en (telkens) bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat hij verdachte, niet werkzaam was voor en/of in dienst was van voornoemd [bedrijf 2] zoals aangegeven op voornoemde werkgeversverklaring;
3:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 31 mei 2006 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2]
(p. 285)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring vermeld of doen vermelden dat:
- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- in de functie van projectleider, en/of
- het bruto jaarsalaris van EUR 45.000,- (en vakantietoeslag van EUR 3.600,- en/of
vaste 13e maand EUR 3.750) bedraagt, en/of
- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 31 mei 2006 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2] (p. 285),
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, (telkens) bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde werkgeversverklaring heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan de [bedrijf 4] BV, en (telkens) bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat hij, verdachte, niet werkzaam was voor en/of in dienst was van voornoemd [bedrijf 2] zoals aangegeven op voornoemde werkgeversverklaring;
4:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 25 februari 2014 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meerdere voorwerp(en), te weten
- een woning/ pand (gelegen aan de [adres 1] te Utrecht), en/of
- een woning/ pand (gelegen aan de [adres 2] ), en/of - een woning/pand (gelegen aan de [adres 3] te Utrecht), en/of
- een woning/pand (gelegen aan de [adres 4] te Maarssen), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middelijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van de woning aan de [adres 2] (feit 1)
Verdachte heeft op 4 februari 2005 de woning aan de [adres 2] gekocht voor een bedrag van € 242.500,-.
Op 10 maart 2005 heeft verdachte een hypotheek aanvraag bij [bedrijf 3] NV ingediend voor een bedrag van € 261.989,--. Bij deze hypotheekaanvraag werden onder meer een werkgeversverklaring van [bedrijf 1] van 15 maart 2005 en een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] van 22 maart 2005 overgelegd. Uit de werkgeversverklaring van [bedrijf 1] volgt dat verdachte sinds 1 januari 2005 als administratief medewerker in vaste dienst was tegen een inkomen bestaande uit een bruto jaarsalaris van € 33.000,--, en vakantietoeslag van € 2.640,-- en een vaste 13e maand van € 2.750,--. Uit de werkgeversverklaring van [bedrijf 2] volgt dat verdachte sinds 1 januari 2002 als meewerkend voorman in vaste dienst was tegen een inkomen bestaande uit een bruto jaarsalaris van € 16.800,- en een vakantietoeslag van € 1.344,--.
Op 29 maart 2005 is er mede op basis van deze werkgeversverklaringen door [bedrijf 3] NV een hypotheek verstrekt van € 261.989,--
Ten aanzien van de woning aan de [adres 1] te Utrecht (feit 2)
Op 20 juni 2005 heeft verdachte een verzoek gedaan om zijn al bestaande hypotheek op het pand aan de [adres 1] te Utrecht bij de [naam bank] te verhogen naar € 120.000,--
Bij deze hypotheekaanvraag werd onder meer een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] van 20 juli 2005 overgelegd. Uit deze werkgevers-verklaring volgt dat verdachte sinds 1 januari 2002 als meewerkend voorman in vaste dienst is tegen een inkomen bestaande uit een bruto jaarsalaris van € 28.800,-- en een vakantietoeslag van € 2.304,--.
Op 11 augustus 2005 is er mede op basis van die werkgeversverklaring door [naam bank] B.V. een hypotheek verstrekt van € 120.000,--
Ten aanzien van de woning aan de [adres 2] (feit 3)
Op 9 maart heeft verdachte een verzoek gedaan om zijn bestaande hypotheek op dit pand, verstrekt door [bedrijf 3] in 2005, bij [bedrijf 4] B.V. te verhogen naar € 310.000,--
Bij deze hypotheekaanvraag werd onder meer een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] van 29 maart 2006 overgelegd. Uit deze werkgeversverklaring volgt dat verdachte sinds1 januari 2002 als projectleider in vaste dienst is tegen een inkomen bestaande uit een bruto jaarsalaris van € 45.000,-, een vakantietoeslag van € 3.600,-- en een vaste dertiende maand van € 3.750,--
Op 11 mei 2006 is er op basis van deze stukken door [bedrijf 4] B.V. een hypotheek verstrekt van € 310.000,-
Met betrekking tot de werkgeversverklaring van [bedrijf 1]
Tijdens het onderzoek zijn als getuigen gehoord drie oud-werknemers van [bedrijf 1] die werkzaam waren in dezelfde periode, het eerste halfjaar van 2005, waarin ook verdachte bij [bedrijf 1] werkzaamheden zou hebben verricht.
De getuige [getuige 1] en de getuige [getuige 2] hebben, nadat aan hen een foto van verdachte werd getoond, verklaard dat zij deze man nooit hebben gezien en hij nooit een collega van hun is geweest.
De getuige [getuige 3] heeft, nadat haar een foto van verdachte is getoond, verklaard dat zij deze man nooit heeft gezien.
Het hof stelt vast dat verdachte niet is herkend door de drie getuigen die in dezelfde periode op het [bedrijf 1] werkzaam waren als verdachte daar gewerkt zou hebben. Twee van de getuigen werkten in deze periode fulltime, maar verklaarden zonder enig voorbehoud de persoon van verdachte niet te herkennen als zijnde hun collega. Het hof acht het dan ook ongeloofwaardig dat verdachte in deze periode fulltime als administratief medewerker werkzaam was op het [bedrijf 1] .
Hieruit vloeit voort dat de in de bewezenverklaring genoemde werkgeversverklaring van het [bedrijf 1] van 15 maart 2005 valselijk is opgemaakt, nu ten aanzien van die werkgeversverklaring geldt dat de daarin opgenomen gegevens met betrekking tot het dienstverband en het daarin genoemde salaris niet overeenkomstig de werkelijkheid zijn.
Met betrekking tot de werkgeversverklaringen van [bedrijf 2]
Uit de bankafschriften van de ING rekening [rekeningnummer 1] op naam van verdachte bleek dat in 2005 een drietal salarisoverboekingen van [bedrijf 2] waren binnengekomen, te weten de salarissen over januari en februari 2005 van twee keer€ 1.098,03 en het salaris van juli 2005, te weten en bedrag van € 1.531,94. De salarisstortingen zien op salarissen die zijn verantwoord in de eerder genoemde salarisspecificaties die blijkens de stukken zijn overgelegd bij de hypotheekaanvragen. Vakantiegeld of andere salarisbetalingen werden niet aangetroffen op de bankrekeningen in gebruik bij verdachte.
Uit de bankafschriften van verdachte volgt dat er alleen in juni 2005 een hoger salaris is uitbetaald en uit die afschriften in combinatie met de grootboekkaart volgt dat het bruto jaarinkomen van € 28.800,-- en de vakantietoeslag van € 2.304,-- zoals in de werkgeversverklaring voor de aanvraag hypotheek zijn vermeld, niet correct zijn.
Met betrekking tot de werkgeversverklaring van [bedrijf 2] van 29 maart 2006 (feit 3) valt op dat als functie van verdachte niet langer meewerkend voorman, maar projectleider staat genoemd, tegen een netto salaris van € 2.304,40. Deze salarisbetaling werd niet aangetroffen op het op de salarisspecificatie genoemde rekeningnummer van verdachte. Uit de in beslaggenomen grootboekkaart van netto uitbetaalde salarissen 2006 van [bedrijf 2] bleek dat op 31 maart 2006 een bedrag van € 1.140,33 per kas was uitbetaald aan verdachte. Hieruit blijkt dat ook de in deze werkgeversverklaring genoemde gegevens niet conform de werkelijkheid zijn opgesteld.
Opvallend is dat verdachte in een periode van een paar maanden een zeer opvallende loonstijging doormaakte. Bij en gelijkblijvende functie en loonuren betrof dit een verhoging van € 1.098,03 naar € 1.531,94 (circa 39,5%)
De heer [betrokkene] heeft tijdens een onderzoek door de belastingdienst in 2012 verklaard dat de mensen die wel op de loonlijst stonden niet allemaal feitelijk voor hem werkten. Dit betrof onder andere de persoon van verdachte. [betrokkene] verklaarde dat verdachte nooit voor hem had gewerkt.
Naar het oordeel van het hof vormen de hierboven weergegeven ongerijmdheden met betrekking tot de plotselinge en onverklaarbare loonstijging van bijna 40%, de uitsluitend bancaire salarisbetalingen in die situaties dat ook een salarisspecificatie is overgelegd bij hypotheekaanvragen en het ontbreken van een bancaire salarisbetaling in maart 2006 aanwijzingen voor de juistheid van de verklaring van [bedrijf 2] ten overstaan van de Belastingdienst, namelijk dat een dergelijk dienstverband - in ieder geval niet in de door verdachte en zijn medeverdachten gepresenteerde vorm - nimmer heeft bestaan.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de in de bewezenverklaring genoemde werkgeversverklaringen valselijk zijn opgemaakt, nu de daarin opgenomen gegevens met betrekking tot de aard van het dienstverband en de daarin opgenomen salarisgegevens niet overeenkomstig de werkelijkheid zijn. Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat het dienstverband met het [bedrijf 1] in het geheel niet heeft bestaan en het gestelde dienstverband bij [bedrijf 2] niet dan wel niet in de gestelde periode en vorm heeft bestaan. Hieruit vloeit voort dat verdachte wist dat de van deze werkgevers afkomstige werkgeversverklaringen valselijk waren opgemaakt.
Witwassen
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte door middel van het plegen van misdrijven (gebruik van valse/vervalste geschriften) hypothecaire leningen heeft verkregen en daarmee door misdrijf verkregen gelden, heeft verkregen. Vervolgens heeft de verdachte met die door misdrijf verkregen gelden onroerend goed in De Meern verworven en daarmee een handeling verricht die niet louter heeft bestaan uit het enkele voorhanden hebben van voorwerpen (gelden) die afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf gepleegd misdrijf, namelijk het onder 1. bewezen verklaarde gebruik van een vals geschrift. De in de feiten 2. en 3. genoemde valse geschriften zijn gebruikt ter verhoging van een hypothecaire lening. De woning was al eerder aangeschaft.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van witwassen strekt ter bescherming van het de integriteit van het financieel en economisch verkeer en van de openbare orde en naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door zijn handelwijze genoemde integriteit aangetast door de door misdrijf verkregen gelden aan te wenden om de koopsom van de onroerende goederen te betalen en vervolgens (een deel van) die onroerende goederen ook als rechthebbende te gebruiken. Verdachte was immers gedurende de ten laste gelegde periode woonachtig in de woning gelegen aan de [adres 2] . Deze onroerende goederen zijn dus - anders dan de voor de aankoop gebruikte gelden - niet “onmiddellijk” van misdrijf afkomstig.
In die gevallen waarin sprake is van voorwerpen die "middellijk" afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf doordat direct uit misdrijf afkomstige voorwerpen nadien zijn omgezet in andere voorwerpen, doet zich niet de situatie voor waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daardoor de uit dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig maakt aan het witwassen van die voorwerpen. De nadere motiveringseis zoals deze in de recente rechtspraak is ontwikkeld ziet uitsluitend op gevallen waarin slechts het verwerven en/of voorhanden hebben van - onmiddellijk - door eigen misdrijf verkregen voorwerpen is bewezenverklaard.
Het hof acht, gelet op het bovenstaande ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 te Utrecht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 1] te Utrecht (p. 277), en/of
- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2] (p. 279)
- (telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring van [bedrijf 1] vermeld of doen vermelden dat
- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- het bruto jaarsalaris van EUR 33.000,- (en vakantiegeld van EUR 2.640,- en vaste
13e maand van EUR 2.750,-) bedraagt, en/of
- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld, en/of op voornoemde werkgevers-verklaring van [bedrijf 2] vermeld of doen vermelden dat
- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of - het bruto jaarsalaris van
EUR 16.800,- (en vakantiegeld van EUR 1.344,-) bedraagt, en/of
- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld, zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 30 juni 2005 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e)
- werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 1] te Utrecht
(p. 277), en/of
- werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2]
(p. 279),
- (telkens) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat/die geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, (telkens) bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) voornoemde werkgeversverklaring(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan [bedrijf 3] , en (telkens) bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat hij, verdachte, niet werkzaam was voor en/of in dienst was van voornoemde [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] zoals (telkens) aangegeven op voornoemde werkgeversverklaring(en);
2:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2005 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2]
(p. 282)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring vermeld of doen vermelden dat:
- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- het bruto jaarsalaris van EUR 28.800,- (en vakantiegeld van EUR 2.304,-)
bedraagt, en/of
- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 augustus 2005 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2] (p. 282) - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, (telkens) bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde werkgeversverklaring heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan de [naam bank] , en (telkens) bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat hij verdachte, niet werkzaam was voor en/of in dienst was van voornoemd [bedrijf 2] zoals aangegeven op voornoemde werkgeversverklaring;
3:hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 31 mei 2006 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2]
(p. 285)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken of vervalst en/of doen vervalsen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid (zakelijk weergegeven) op voornoemde werkgeversverklaring vermeld of doen vermelden dat:
- [verdachte] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft, en/of
- [verdachte] is aangesteld in vaste dienst, en/of
- in de functie van projectleider, en/of
- het bruto jaarsalaris van EUR 45.000,- (en vakantietoeslag van EUR 3.600,- en/of
vaste 13e maand EUR 3.750) bedraagt, en/of
- door ondertekening van die verklaring verklaard of doen verklaren dat die verklaring volledig naar waarheid was ingevuld, zulks (telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2006 tot en met 31 mei 2006 te Utrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of doen maken van een vals(e) of vervalst(e) werkgeversverklaring afgegeven door of namens [bedrijf 2] (p. 285),
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst, (telkens) bestaande dat gebruikmaken of doen gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s), voornoemde werkgeversverklaring heeft/hebben verstrekt en/of doen verstrekken aan en/of overgelegd en/of doen overleggen aan de [bedrijf 4] BV, en (telkens) bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat hij, verdachte, niet werkzaam was voor en/of in dienst was van voornoemd [bedrijf 2] zoals aangegeven op voornoemde werkgeversverklaring;
4: hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 25 februari 2014 te Utrecht, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
één of meerdere voorwerp(en), te weten
- een woning/ pand (gelegen aan de [adres 1] te Utrecht), en/of
- een woning/ pand (gelegen aan de [adres 2] ), en/of - een woning/pand (gelegen aan de [adres 3] te Utrecht), en/of
- een woning/pand (gelegen aan de [adres 4] te Maarssen), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 2 en 3 bewezen verklaarde levert op:
telkens:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
witwassen
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik maken van meerdere valselijk opgemaakte werkgeversverklaringen ten behoeve van hypotheekaanvragen teneinde daarmee de aanschaf van een woning en de verhoging van hypothecaire geldleningen op twee andere woningen te financieren. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen.
Hypothecaire geldleningen spelen een belangrijke rol in het economische verkeer. In alle gevallen gaat het om korter of langer durende financiële verplichtingen die worden aangegaan tussen financiële instellingen en (natuurlijke) personen. Het hof rekent verdachte aan dat hij zonder scrupules hypotheekverstrekkende instanties door middel van valselijk opgemaakte stukken heeft bewogen tot het verstrekken van hypothecaire leningen. Daarbij ging het telkens om leningen van aanzienlijke omvang. Dit handelen tast het vertrouwen aan dat verstrekkers van hypothecaire leningen moeten kunnen stellen in de aan hen verstrekte stukken en dit kan leiden tot grote financiële schade. Meer in het algemeen kan het vertrouwen worden geschaad dat in het maatschappelijk verkeer gesteld moet kunnen worden in documenten die strekken tot het bewijs van de daarin vermelde feiten.
Door het witwassen van het door misdrijf verkregen geld zijn opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken en wordt daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het gaat hier derhalve om ernstige feiten. Het hof rekent verdachte dit zwaar aan. Verdachte heeft ook geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat de aard en ernst van het bewezen verklaarde door het opleggen van een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf met daarnaast een werkstraf, zoals door de verdediging is voorgesteld, miskend zouden worden. Het hof acht in beginsel het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest passend en geboden. Waarbij het voorwaardelijk deel verdachte ervan moet weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen.
De redelijke termijn vangt aan met de eerste handeling waaraan verdachte in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat het openbaar ministerie tegen hem een strafvervolging zou instellen, in dit geval het moment dat verdachte in verzekering werd gesteld en voor het eerst werd gehoord, te weten op 20 juni 2013. De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht heeft op 16 april 2015 vonnis gewezen. Het hof constateert dat de redelijke termijn in eerste aanleg niet is overschreden.
Verdachte heeft op 28 april 2015 tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld. Het dossier is op 19 mei 2015 bij het hof binnengekomen. Het hof wijst op 1 november 2017 arrest. Het hof constateert dat de redelijke termijn in hoger beroep met iets meer dan zes maanden is overschreden.
Nu er ten aanzien van de procedure in hoger beroep sprake is van overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, welke overschrijding in de straf dient te worden verdisconteerd, zal het hof in plaats van voornoemde straf een gevangenisstraf van 11 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren opleggen, met aftrek van de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Deze straf is passend en geboden.
Beslag
Onder verdachte is het volgende in beslag genomen:
Nummer 7: 1.00 STK Hanger zilverkl. hart met diamantjes/929967Nummer 8: 2.00 STK Oorbel gouden oorstekers met diamant/929969Nummer 11: 3.00 STK muntenverzameling oude munten in doosje/929982Nummer 12: 23.00 SIK muntenverzameling. zak met div munten, 23 totaal/9299$3Nummer 13: euro geld 591,05 euro, [rekeningnummer 2] [verdachte] [rekeningnummer 2]Nummer 14: 8.00 STK lot staatsloten G919193Nummer 15: 16.00 STK kaart chipknipkaarten 15x50 euro. 1x20 euro.
Het hof stelt vast dat van de goederen, zoals genoemd onder de nummers 7, 8, 11 en 12 blijkens de betreffende beslaglijsten gen eigenaren bekend zijn. Het hof gelast ten aanzien van deze goederen daarom de bewaring ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van het beslag genoemd onder de nummers 13, 14 en 15 gelast het hof de teruggave aan verdachte
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
geldbedrag 591,05, [rekeningnummer 2] [verdachte] [rekeningnummer 2]
8 staatsloten G 919193
16 chipknipkaarten 15x50 euro, 1x 20 euro..
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Hanger zilverkleurig Hart met diamantjes/929967
2 gouden oorstekers met diamant/929969
3 stk muntenverzameling oude munten in doosje/929982
23 stk muntenverzameling, zak met diverse munten 23 totaal/929983.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. G. Dam en mr. T.M.L. Wolters, raadsheren,
in tegenwoordigheid van B.J. Berendsen, griffier,
en op 1 november 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 1 november 2017.
Tegenwoordig:
mr. T.M.L. Wolters, voorzitter,
mr. drs. I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
mr. M. Nijhuis, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.