ABRvS, 02-02-2023, nr. 202204460/1/V3
ECLI:NL:RVS:2023:435
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
02-02-2023
- Zaaknummer
202204460/1/V3
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2023:435, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 02‑02‑2023; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2022:7388, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 02‑02‑2023
Inhoudsindicatie
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
202204460/1/V3.
Datum uitspraak: 2 februari 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op de hoger beroepen van:
1. [de vreemdeling],
2. de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 20 juli 2022 in zaak nr. NL22.3388 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 20 juli 2022 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, de staatssecretaris opgedragen binnen zestien weken alsnog een besluit op de aanvraag te nemen en bepaald dat de staatssecretaris aan de vreemdeling een dwangsom van € 100,00 moet betalen voor elke dag waarmee hij die termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, advocaat te Groningen, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. J.P. Heinrich en mr. M.R. Botman, advocaten te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 15 september 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend en de staatssecretaris heeft een zienswijze naar voren gebracht.
Overwegingen
Het hoger beroep van de vreemdeling
1. Het principale hoger beroep van de vreemdeling leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1. Het principale hoger beroep gaat namelijk onder andere over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352, onder 5 tot en met 5.5 en onder 9.1 en 9.2, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, het Unierechtelijk gelijkwaardigheidsbeginsel, het doeltreffendheidsbeginsel en het beginsel van effectieve rechtsbescherming). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2. Het principale hoger beroep van de vreemdeling is ongegrond.
Het hoger beroep van de staatssecretaris
3. Het hoger beroep van de staatssecretaris leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.1. Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353, onder 5 tot en met 5.9, over artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, zoals die luidt sinds 11 juli 2021, en het beginsel van effectieve rechtsbescherming). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
4. Het hoger beroep van de staatssecretaris is ongegrond.
Het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling
5. De vreemdeling heeft incidenteel hoger beroep ingesteld onder de voorwaarde dat het hoger beroep van de staatssecretaris gegrond is. Nu het hoger beroep van de staatssecretaris, gelet op het voorgaande, ongegrond is, is deze voorwaarde niet vervuld en is het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling vervallen. Aan een inhoudelijke bespreking ervan kan dus niet worden toegekomen.
Het besluit van 15 september 2022
6. Het besluit van 15 september 2022 wordt, gelet op artikel 6:24, gelezen in samenhang met artikel 6:20, derde lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De vreemdeling is het er niet mee eens dat de staatssecretaris in dit besluit heeft vastgesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Gelet op wat onder 1.1 is uiteengezet, heeft de staatssecretaris zich echter terecht op het standpunt gesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Het beroep tegen het besluit van 15 september 2022 is daarom ongegrond.
Conclusie
7. De hoger beroepen van de vreemdeling en de staatssecretaris zijn ongegrond. Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van de vreemdeling is vervallen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het beroep tegen het besluit van 15 september 2022 is ongegrond. De staatssecretaris moet de door de vreemdeling in hoger beroep gemaakte proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. verklaart het beroep tegen het besluit van 15 september 2022, V-[…], ongegrond.
III. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2023
644