Rb. Limburg, 29-08-2014, nr. C/03/194327 / BZ RK 14/938
ECLI:NL:RBLIM:2014:7850
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
29-08-2014
- Zaaknummer
C/03/194327 / BZ RK 14/938
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2014:7850, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 29‑08‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 29‑08‑2014
Inhoudsindicatie
Artikel 28 Wet Bopz; schadevergoeding; betrokkene zo spoedig mogelijk na de opname alsnog onderzocht door een niet behandelend psychiater? Ondanks alle waarborgen waarmee de applicatie ‘Bopz-online’ is omgeven valt niet uit te sluiten dat het in het episodejournaal vermelde opname tijdstip (of enig ander tijdstip) niet strookt met de werkelijkheid. Het ligt op de weg van degene die zich op de onjuistheid van de weergave van het tijdstip beroept om daarvoor voldoende feiten of omstandigheden te stellen.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum beschikking: 29 augustus 2014
Zaaknummer: C/03/194327 / BZ RK 14/938
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van:
[verzoekster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], ten tijde van de indiening van het verzoek verblijvende te Maastricht in de Mondriaan Zorggroep, locatie Vijverdal,
verder te noemen verzoekster,
advocaat mr. F.W. Oehlen, kantoorhoudende te Beek,
tegen:
de gemeente Nuth,
verder te noemen verweerder,
gemachtigde drs. H.C.L.E. Berger.
1. Het procesverloop
Bij beschikking van 16 juli 2014 heeft de burgemeester van de gemeente Nuth, op de voet van artikel 20 van de Wet Bijzondere opneming in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) een last tot inbewaringstelling van verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis gegeven.
Op 18 juli 2014 heeft de officier van justitie een verzoekschrift strekkende tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van verzoekster in een psychiatrisch ziekenhuis ingediend. Aan dit verzoekschrift is door de griffie van deze rechtbank het zaaknummer C/03/194144 / BZ RK 14/919 toegekend.
Bij beschikking van 21 juli 2014, gegeven onder voornoemd zaaknummer, heeft deze rechtbank het verzoek van de officier van justitie afgewezen.
Verzoekster heeft op 21 juli 2014 op de voet van artikel 28 Wet Bopz een verzoekschrift strekkende tot schadevergoeding ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld ter zitting van 6 augustus 2014.
2. Het verzoek en het verweer
2.1.
Verzoekster verzoekt op de voet van artikel 28 van de Wet Bopz, ten laste van verweerder, aan haar een schadevergoeding toe te kennen van, € 105,00 ter zake door haar geleden immateriële schade.
Ter onderbouwing van dit verzoek stelt verzoekster dat de geneeskundige verklaring op basis waarvan de burgemeester van de gemeente Nuth op 16 juli 2014 haar inbewaringstelling heeft gelast, is opgesteld door een arts in opleiding tot specialist (hierna: AIOS). De behandelend psychiater van verzoekster was hierbij aanwezig. Uit de jurisprudentie volgt dat hiermee genoegen kan worden genomen, mits de betrokkene zo spoedig mogelijk na de opname alsnog wordt onderzocht door een niet behandelend psychiater. Verzoekster is op 17 juli 2014 rond 11.00 uur onderzocht door een niet behandelend psychiater. Dit onderzoek heeft niet binnen de termijn van zes uur, de uren tussen 18.00 uur en 06.00 uur niet meegenomen, plaatsgevonden. Verzoekster is aldus één dag onrechtmatig van haar vrijheid beroofd, ten gevolge waarvan zij immateriële schade heeft geleden. De burgemeester is verantwoordelijk voor een correcte uitvoering van de last tot inbewaringstelling. Nu de burgemeester in die verantwoordelijkheid tekort is geschoten, heeft hij onrechtmatig gehandeld jegens verzoekster en komt de daardoor geleden schade voor vergoeding in aanmerking. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verzoekster haar standpunt nog doen toelichten.
2.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verweerder verweer gevoerd tegen toewijzing van het verzoek. Verzoekster is op 16 juli 2014 om 18.30 uur opgenomen in Mondriaan locatie Vijverdal, krachtens de door de burgemeester gegeven last tot inbewaringstelling. Die last tot inbewaringstelling is inderdaad gegeven op basis van een geneeskundige verklaring die is opgesteld door een AIOS in aanwezigheid van de behandelend psychiater van verzoekster. De daaropvolgende ochtend, op 17 juli 2014, is verzoekster echter om 11.00 uur onderzocht door een niet bij de behandeling betrokken psychiater. Het onderzoek door deze niet bij de behandeling betrokken psychiater heeft dan ook binnen een termijn van zes uur, de uren tussen 18.00 uur ’s avonds en 06.00 uur in de ochtend niet meegerekend, plaatsgevonden. Er is dan ook geen sprake van een onrechtmatige vrijheidsberoving van verzoekster, zodat het verzoek om schadevergoeding dient te worden afgewezen.
3. De beoordeling
3.1.
Nu verzoekster het verzoekschrift tot schadevergoeding ter gelegenheid van haar verhoor op 21 juli 2014 heeft ingediend, kan zij gelet op het bepaalde in artikel 28 lid 2 van de Wet Bopz in dit verzoek worden ontvangen.
3.2.
Thans komt de rechtbank toe aan de inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De rechtbank ziet zich voor de vraag geplaatst of verzoekster nadeel heeft geleden doordat de burgemeester onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
3.2.1.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 21 lid 1 van de Wet Bopz, voor zover hier van belang, bepaalt dat een inbewaringstelling niet wordt gelast dan nadat een, bij voorkeur niet-behandelend, psychiater of, zo dat niet mogelijk is, een, bij voorkeur niet-behandelend arts, niet psychiater zijnde, een schriftelijke verklaring heeft verstrekt waaruit met inachtneming van het bepaalde in het tweede en derde lid, blijkt dat het geval, bedoeld in artikel 20 lid 2 zich voordoet. Hoewel deze bepaling ruimte biedt voor de mogelijkheid dat de geneeskundige verklaring wordt opgesteld door een behandelend psychiater, strookt dat niet met de vigerende rechtspraak, zoals ingezet door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In zijn arrest van 24 oktober 1979, NJ 1980, 114 (Winterwerp) heeft het EHRM immers de eis gesteld dat aan de betrokkene niet de vrijheid kan worden ontnomen "unless he has been reliably shown to be of “unsound mind”. The very nature of what has to be established before the competent national authority – that is, a true mental disorder – calls for objective medical expertise." Hierop is slechts een uitzondering mogelijk voor door de omstandigheden van het geval te rechtvaardigen "emergency cases".
Die maatstaf heeft het EHRM verder uitgewerkt in het arrest van 5 oktober 2000, BJ 2001/ 36 (Varbanov). Hierin oordeelde het "that no deprivation of liberty of a person considered as being of unsound mind may be deemed in confirmity with Article 5 par. 1 (e) of the Convention if it has been ordered without seeking the opinion of a medical expert.
Any other approach falls short of the required protection against arbitrariness, inherent in Art. 5 of the Convention. The particular form and procedure in this respect may vary depending on the circumstances. It may be acceptable, in urgent cases or where a person is arrested because of his violent behaviour, that such an opinion be obtained immediately after the arrest. In all other cases a prior consultation should be necessary. Where no other possibility exists, for instance due to a refusal of the person concerned to appear for an examination, at least an assessment by a medical expert on the basis of the file must be sought, failing which it cannot be maintained that a person has reliably been shown to be of unsound mind."
In navolging van de jurisprudentie van het EHRM oordeelde de Hoge Raad in zijn beschikking van 26 september 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD4375) “De leden 1 en 2 van artikel 21 laten de mogelijkheid open dat de burgemeester een inbewaringstelling gelast op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, en wel indien het niet mogelijk is dat een psychiater de verklaring verstrekt. Met inachtneming van de rechtspraak van het EHRM met betrekking tot vrijheidsontneming van als geestesziek aangemerkte personen (artikel 5 lid 1, aanhef en onder e, EVRM) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de door dat hof gestelde eis van "objective medical expertise" aldus moet worden verstaan dat die - behoudens in noodsituaties - een persoonlijk voorafgaand onderzoek van de betrokkene door een specialist, dat wil zeggen een psychiater als bedoeld in artikel 1 lid 1, aanhef en onder j, Wet Bopz, veronderstelt.”
In het geval dat de burgemeester een inbewaringstelling gelast op basis van een schriftelijke verklaring van een arts die geen psychiater is, dient de betrokkene volgens de rechtspraak van het EHRM aldus “immediately after the arrest” te worden onderzocht door een onafhankelijk psychiater. In algemene zin, en dat is in deze zaak tussen partijen overigens ook niet in geschil, wordt aangenomen dat een onderzoek door een onafhankelijk psychiater, om te voldoen aan het vereiste dat verzoeker “immediately after the arrest” door een onafhankelijk psychiater moet zijn onderzocht, binnen zes uren moet hebben plaatsgevonden, waarbij de avond- en de nachtelijke uren tussen 18:00 uur en 06:00 uur niet worden meegerekend (vgl. rechtbank Maastricht 15 oktober 2009, ECLI:NL:RBMAA:2009:BK0564).
Verzoekster stelt zich, onder verwijzing naar dit uitgangspunt, op het standpunt dat zij na haar inbewaringstelling niet tijdig door een onafhankelijk psychiater is onderzocht, hetgeen door verweerder gemotiveerd is betwist.
Ter onderbouwing van haar stelling dat zij niet tijdig door een onafhankelijk psychiater is onderzocht heeft verzoekster aangevoerd dat zij, anders dan uit het episodejournaal blijkt, op 16 juli 2014 niet om 18.30 uur in Mondriaan is opgenomen, maar al eerder. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft verzoekster in dit verband doen aanvoeren dat zij rond 17.00 uur, maar in ieder geval vóór 18.00 uur in Mondriaan is opgenomen en nog voor 18.00 uur aldaar door haar advocaat is bezocht.
Blijkens het episodejournaal heeft de burgemeester op 16 juli 2014 om 16.31 uur een last gegeven tot inbewaringstelling van verzoekster. Hiernaast blijkt uit het episodejournaal dat tussen 16.36 uur en 16.37 uur de aanvankelijk gekozen instelling waar verzoekster zou worden opgenomen, is gewijzigd en dat ervoor is gekozen verzoekster te doen opnemen door de Mondriaan Zorggroep, locatie Vijverdal. In het episodejournaal is vermeld dat verzoekster om 18.30 uur is opgenomen. Deze laatste mutatie heeft op 17 juli 2014 om 08.54 uur plaatsgevonden.
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekster vervolgens op 17 juli 2014 rond de klok van 11.00 uur is onderzocht door een onafhankelijk psychiater. Dit betekent dat, gelet op het hiervoor geschetste uitgangspunt, eerst sprake zou zijn van een schending van het voorschrift om verzoekster “immediately after the arrest” alsnog te doen onderzoeken door een onafhankelijk psychiater, indien verzoekster op 16 juli 2014 vóór 17.00 uur in Mondriaan zou zijn opgenomen.
Terecht stelt verzoekster voorop dat de rechtbank bij haar beoordeling in dezen dient uit te gaan van het feitelijke tijdstip van opname in het psychiatrisch ziekenhuis. Op dat tijdstip werd zij immers tegen haar wil van haar vrijheid beroofd. Uit het episodejournaal volgt dat verzoekster op 16 juli 2014 om 18.30 uur is opgenomen op afdeling KD.02 van het psychiatrisch ziekenhuis Mondriaan, locatie Vijverdal Maastricht. Het episodejournaal bevat een chronologische weergave van de in het kader van een last tot inbewaringstelling door de daarvoor verantwoordelijke personen te zetten stappen. Mutaties in het episodejournaal kunnen enkel plaatsvinden door middel van de door Khonraad ontwikkelde én beveiligde applicatie ‘Bopz-online’. De applicatie beoogt de procedure tot opname in een psychiatrisch ziekenhuis het kader van een last tot inbewaringstelling te vergemakkelijken én te borgen. In beginsel mag dan ook van de juistheid van de in episodejournaal opgenomen tijdstippen worden uitgegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank valt, ondanks alle waarborgen waarmee de applicatie ‘Bopz-online’ is omgeven niet geheel uit te sluiten dat het in het episodejournaal vermelde opname tijdstip (of enig ander tijdstip) niet strookt met de werkelijkheid. Het ligt alsdan evenwel op de weg van degene die zich op de onjuistheid van de weergave van het tijdstip beroept, in het onderhavige geval verzoekster, voldoende feiten of omstandigheden te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, die deze stelling kunnen ondersteunen. In dat verband is het de rechtbank weliswaar opgevallen, overigens zonder dat verzoekster daar een punt van heeft gemaakt, dat de laatste mutatie van het opnametijdstip op 17 juli 2014 om 08.54 uur heeft plaatsgevonden, maar voor de conclusie dat daarom het opnametijdstip niet juist is, is dat onvoldoende. Andere feiten of omstandigheden op grond waarvan de rechtbank in het onderhavige geval zou kunnen en moeten concluderen dat de weergave in het episodejournaal van het opnametijdstip onjuist is en dat verzoekster vóór 17.00 uur in Mondriaan is opgenomen, heeft verzoekster evenwel niet gesteld. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat vaststaat en ook overigens niet in geschil is dat de last tot inbewaringstelling om 16.31 uur is gegeven en dat de aanvankelijk gekozen opnamebestemming tussen 16.36 uur en 16.37 nog is gewijzigd. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat verzoekster om 15.00 uur thuis in Nuth is gezien en onderzocht door de AIOS en de behandelend psychiater Van Dijk, die de geneeskundige verklaring op om 16.16 uur van zijn (digitale) handtekening heeft voorzien. Uit de last tot inbewaringstelling van de burgemeester volgt verder dat verzoekster zich ten tijde van de last om 16.31 uur zich daar nog steeds bevond. Hierop gelet en in aanmerking nemende dat verzoekster vervolgens nog vanuit haar woning te Nuth naar Mondriaan, locatie Vijverdal te Maastricht moest worden overgebracht, waarmee toch ook enige tijd gemoeid zal zijn geweest, heeft zij de rechtbank niet ervan kunnen overtuigen dat zij vóór 17.00 uur in Mondriaan is opgenomen. De enkele stelling dat zij nog voor 18.00 uur door haar advocaat in Mondriaan is bezocht is daartoe in ieder geval onvoldoende.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat geen sprake is van een overschrijding van de termijn waarin verzoekster na haar inbewaringstelling door een onafhankelijk psychiater is onderzocht. Er is dan ook geen sprake van enig onrechtmatig handelen van de burgemeester jegens verzoekster. Dit brengt met zich dat het verzoek tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.
4. Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, en uitgesproken
op 29 augustus 2014 in tegenwoordigheid van mr. N.H.J. Lafghani, griffier.
NL
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch:
door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.