RI 2011/69
Exequatur. Wanneer is er sprake van een beslissing die rechtstreeks voorvloeit uit en nauw samenhangt met een insolventieprocedure onder de insolventieverordening? (Handelsveem B.V./Hill, Hutting & Flint q.q.)
HR 18-03-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1404
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 maart 2011
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
10/00502
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BP1404
- JCDI
JCDI:ADS908721:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Europees insolventierecht
Burgerlijk procesrecht (V)
Insolventierecht / Faillissement
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP1404, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑03‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP1404, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑01‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑02‑2010
- Wetingang
EG-Insolventieverordening, art. 18 lid 3, 25 lid 1
Essentie
Exequatur.
Wanneer is er sprake van een beslissing die rechtstreeks voorvloeit uit en nauw samenhangt met een insolventieprocedure onder de insolventieverordening?
Samenvatting
De County Court van Huddersfield in het Verenigd Koninkrijk heeft in 2008 het faillissement van J. uitgesproken en tevens in dit faillissement drie curatoren benoemd. Enige tijd later heeft de County Court op verzoek van deze curatoren een bevel uitgevaardigd tegen het in Nederland gevestigde Handelsveem B.V. Dit bevel hield onder meer in dat Handelsveem B.V. de curatoren een gedetailleerde lijst diende te overhandigen van alle voorraden die zij voor de failliet had bewaard in het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.