Einde inhoudsopgave
Reglement rijbewijzen
Artikel 81a
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2021
- Bronpublicatie:
04-12-2020, Stb. 2020, 505 (uitgifte: 11-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2020, Stb. 2020, 505 (uitgifte: 11-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Verkeersrecht / Rijbevoegdheid
1.
Het samenstel waarmee de rijproef voor het rijbewijs T wordt afgelegd, dient in ieder geval te zijn voorzien van:
- a.
de bij het trekkend motorrijtuig en de aanhangwagen behorende kentekenplaten en kentekenbewijzen;
- b.
inrichtingen die zo zijn aangebracht dat de examinator daarmee de bedrijfsrem en het koppelingspedaal vanaf zijn zitplaats doeltreffend kan bedienen;
- c.
linker- en rechterbuitenspiegels of een camera-monitorsysteem of camera-monitorsystemen die zodanig zijn geplaatst dat zowel de feitelijke bestuurder als de examinator het rechts en links naast en achter hem gelegen weggedeelte kan overzien en waarmee tijdens het afslaan en in bochten in het wegverloop voldoende zicht is op de wielen van de aanhangwagen, het deel van de weg naast de aanhangwagen en een zo groot mogelijk deel van de onderzijde van de aanhangwagen, en
- d.
een bij ministeriële regeling vastgestelde aanduiding, aangebracht op de wijze als bij die regeling is voorgeschreven.
2.
In aanvulling op het eerste lid kan het CBR nadere eisen stellen die betrekking hebben op de veiligheid van de kandidaat, de examinator of de veiligheid op de weg, dan wel in het algemeen van belang zijn voor het afnemen van een examen dat recht doet aan de uitvoering van de verkeerstaak met een motorrijtuig dat met het rijbewijs voor de categorie T mag worden bestuurd.
3.
Het in het eerste lid bedoelde motorrijtuig mag niet zijn voorzien van een verwisselbaar uitrustingsstuk.
4.
Voorafgaand aan het praktijkexamen dienen de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde kentekenbewijzen behoorlijk ter inzage te worden gegeven.