Rb. Amsterdam, 08-09-2017, nr. 634969 / KG RK 17-1581
ECLI:NL:RBAMS:2017:7730
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
08-09-2017
- Zaaknummer
634969 / KG RK 17-1581
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2017:7730, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 08‑09‑2017; (Conservatoire maatregel, Rekestprocedure, Beschikking)
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑09‑2017
Inhoudsindicatie
Conservatoir beslag ten laste van een vreemde staat. Verzoekers hebben verzocht verlof te verlenen om conservatoir beslag onder derden alsmede op aandelen te mogen leggen ten laste van een vreemde staat. De gestelde vordering is summierlijk deugdelijk geacht. Staatseigendommen met een publieke bestemming zijn echter niet vatbaar voor gedwongen executie. Verzoekers zijn daarom in de gelegenheid gesteld om te onderbouwen dat de beslagobjecten niet worden gebruikt of zijn bestemd voor publieke doeleinden, zodat executie en dus ook een daaraan voorafgaand conservatoir beslag mogelijk is. Verzoekers zijn daar ten dele in geslaagd. Ten aanzien van een beperkt aantal van de verzochte beslagobjecten geldt dat voorshands (summierlijk) aannemelijk is geworden dat deze niet gebruikt worden of bestemd zijn voor publieke doeleinden, zodat het verlof slechts ten aanzien van die beslagobjecten is verleend.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaak- en rekestnummer: 634969 / KG RK 17-1581 MW/JT
Beschikking van 8 september 2017
in de zaak van
1. [verzoeker 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [verzoeker 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. de vennootschap naar vreemd recht
ASCOM GROUP S.A.,
gevestigd te Chisinau, Moldavië,
4. de vennootschap naar vreemd recht
TERRA RAF TRANS TRAIDING LTD.,
gevestigd te Gibraltar,
verzoekers,
advocaten mr. G.J. Meijer en J.M. Hummelen te Amsterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon naar vreemd recht
REPUBLIEK KAZACHSTAN,
zetelende te Astana, Kazachstan,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon naar vreemd rechtREPUBLIEK KAZACHSTAN (NATIONAL FUND OF THE REPUBLIC OF KAZAKHSTAN),zetelende te Astana, Kazachstan,
3. de vennootschap naar vreemd rechtSAMRUK-KAZYNA JSC,zetelende te Astana, Kazachstan,
gerekwestreerden.
1. Verloop van de procedure
Verzoekers hebben op 23 augustus 2017 een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag onder derden en op aandelen ten laste van gerekwestreerden ingediend. De griffier heeft op 25 augustus 2017 aan (de advocaat van) verzoekers verzocht om een en ander in een aangepast verzoekschrift nader toe te lichten. Op 31 augustus 2017 hebben verzoekers een aangepast verzoekschrift ingediend, welk verzoekschrift aan deze beschikking is gehecht.
2. Het verzoek
2.1.
Verzoekers waren - kort gezegd - (indirect) eigenaar van een tweetal olie- en gasproducenten, Kazpolmunay LLP (hierna: KPM) en Tolkynneftegaz LLP (hierna: (TNG). KPM en TNG waren eigenaar van exploitatierechten ten aanzien van olievelden in Kazachstan. KPM was actief in het Borankoil olieveld en TNG in het Tolkyn olieveld en het Tabyl Block. Verzoekers hebben substantiële bedragen geïnvesteerd in het winstgevend krijgen van voornoemde oliegebieden.
2.2.
Verzoekers stellen - kort gezegd - dat de staat Kazachstan zich alle investeringen van verzoekers heeft toegeëigend.
2.3.
Naar aanleiding van het handelen van de staat Kazachstan hebben verzoekers een arbitrageprocedure tegen de staat Kazachstan ingesteld bij het arbitrage instituut van de Kamer van Koophandel van Stockholm (Chamber of Commerce of Stockholm). De vordering was gegrond op schending van ingevolge het Verdag inzake het Energiehandvest op de staat Kazachstan rustende verplichtingen. Op 19 december 2013 is in die procedure vonnis gewezen (hierna: het Arbitraal Vonnis). De staat Kazachstan is veroordeeld om aan verzoekers te betalen een bedrag van USD 497.685.101,00 ter zake van schadevergoeding, met rente en proceskosten.
2.4.
In een aanvullend arbitraal vonnis (hierna: het Aanvullend Arbitraal Vonnis) heeft het scheidsgerecht de kosten van de arbitrage gespecificeerd en heeft deze vastgesteld op EUR 1.069.470,98. Op basis van het dictum van het Arbitraal Vonnis is de staat Kazachstan veroordeeld tot betaling van 3/4e deel van dat bedrag aan verzoekers, zijnde EUR 802.103,24.
2.5.
Tegen voornoemde arbitrale vonnissen staat geen hoger beroep open. De staat Kazachstan heeft een procedure geëntameerd tot vernietiging van beide arbitrale vonnissen bij de bevoegde Zweedse rechter. Bij vonnis van9 december 2016 heeft de Zweedse rechter de vordering tot vernietiging van de arbitrale vonnissen geheel afgewezen. Ook tegen dit vonnis staat geen hoger beroep open. De staat Kazachstan heeft een buitengewoon rechtsmiddel ingesteld bij de Zweedse Hoge Raad. Een oordeel in deze procedure wordt door verzoekers niet binnen afzienbare tijd verwacht. Ondanks herhaalde sommaties heeft de staat Kazachstan niet voldaan aan de arbitrale vonnissen.
2.6.
Verzoekers zullen een verzoek indienen voor de erkenning en tenuitvoerlegging van de arbitrale vonnissen bij de bevoegde Nederlandse rechter, teneinde vervolgens over te kunnen gaan tot executie van de arbitrale vonnissen in Nederland.
2.7.
Verzoekers wensen tot zekerheid van het verhaal van hun vordering die op basis van het Arbitraal Vonnis en het Aanvullend Arbitraal Vonnis respectievelijk USD 506.660.597,40 en EUR 802.103,24 bedraagt, vermeerderd met de gebruikelijke opslag voor rente en kosten, conservatoir beslag te leggen ten laste van gerekwestreerden onder een bank en een tiental andere derden, alsmede op aandelen.
2.8.
Verzoekers stellen – kort gezegd – dat de verzochte beslagobjecten een commerciële bestemming en dus geen publieke bestemming hebben, en daarmee vatbaar zijn voor beslag.
3. De beoordeling
3.1.
Het vorderingsrecht van verzoekers is voorshands summierlijk deugdelijk. De vraag is echter of de gevraagde beslaglegging verenigbaar is met de volkenrechtelijke verplichtingen van de Nederlandse staat.
3.2.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 30 september 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2236) volgt dat staatseigendommen met een publieke bestemming niet vatbaar zijn voor gedwongen executie. Uit datzelfde arrest volgt dat de schuldeiser die beslag legt of wil leggen zal moeten stellen en aannemelijk maken dat en in hoeverre de gelden en tegoeden waarop beslag gelegd zal worden ook vatbaar zijn voor beslag en executie. Dat is alleen het geval indien:
a. de staat heeft ingestemd met het beslag,
b. de staat eigendommen heeft aangewezen of gereserveerd ter voldoening van de vordering, of
c. vastgesteld is dat de eigendommen in het bijzonder worden gebruikt of beoogd zijn voor gebruik door de staat voor andere dan niet-commerciële overheidsdoeleinden.
3.3.
De gevallen onder a. en b. zijn hier uitdrukkelijk niet aan de orde. Voordat thans verlof wordt verleend zou derhalve op zijn minst (summierlijk) aannemelijk moeten zijn dat sprake is van het geval zoals bedoeld onder c. Verzoekers zijn daarom in de gelegenheid gesteld om in een aangepast verzoekschrift inzichtelijk te maken / te onderbouwen dat de beslagobjecten niet worden gebruikt of zijn bestemd voor publieke doeleinden.
3.4.
Ten aanzien van de beslagobjecten zoals aangeduid in alinea 45 en 46 (derdenbeslag onder Procon Europe B.V.), alinea 55 en 56 (derdenbeslag onder The bank of New York Mellon SA/NV), alsmede alinea 76 (beslag op aandelen in KMG Kashagan B.V.) van het (aangepaste) verzoekschrift geldt dat voorshands (summierlijk) aannemelijk is dat deze beslagobjecten niet gebruikt worden of bestemd zijn voor publieke doeleinden en dat aldus sprake is van het geval zoals bedoeld onder 3.2 sub c. Ten aanzien van deze beslagobjecten kan dan ook verlof worden verleend, overigens onverminderd de wettelijke verplichtingen van de deurwaarder en de mogelijkheid tot het doen van een aanzegging door de Minister.
3.5.
Ten aanzien van de beslagobjecten zoals aangeduid in alinea 55 en 56 (derdenbeslag onder The bank of New York Mellon SA/NV) geldt echter het volgende. Een beslag onder een buitenlandse in Nederland gevestigde bank is in beginsel mogelijk, zodat het gevraagde beslag onder de vestiging van The bank of New York Mellon SA/NV in Amsterdam zal worden toegewezen. Onder alinea 55 sub a, b, en c wordt echter tevens verzocht om beslag te mogen leggen onder de vestigingen van voornoemde bank in Brussel (België), Astana (Kazachstan) en Londen (Verenigd Koninkrijk) waarbij ter motivering wordt verwezen naar de beslagsyllabus pagina 50. Een beslagverlof heeft echter, gelet op de territoriale werking van het conservatoire beslag, in beginsel alleen betrekking op zaken die zich in Nederland bevinden of geldvorderingen die in Nederland betaalbaar zijn. In Nederland kan dan ook uitsluitend daarop (derden)beslag worden gelegd. Als een verzoeker wil bereiken dat bij derdenbeslag onder een bank - indien dat beslag in het buitenland wordt erkend - tevens onder dat beslag vallen tegoeden die worden geadministreerd bij een in het buitenland gevestigd kantoor van die bank, dient de verzoeker in het beslagrekest te vermelden in welk land en bij welk kantoor tegoeden van de beslagdebiteur aanwezig zijn (vergelijk gerechtshof Amsterdam 10 april 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BW3378). Dit geldt echter niet voor dit verzoek waarin de bank in België gevestigd is en het Nederlandse kantoor als buitenlandse vestiging de derde beslagene is. Het verzoekschrift bevat evenmin een verzoek om verlof voor een op pagina 50 van de beslagsyllabus genoemd beslag op grond van de herschikte EEX Verordening of een Europees bankbeslag. Dit alles in overweging genomen zal er geen verlof worden verleend om beslag te mogen leggen onder de in alinea 55 onder a, b, en c aangeduide niet in Nederland gevestigde bankvestigingen.
3.6.
Ten aanzien van de beslagobjecten zoals aangeduid in alinea 63 en 64 (derdenbeslagen onder negen Nederlandse vennootschappen) geldt voorts het volgende. De voorzieningenrechter acht het voorshands niet aannemelijk dat hetgeen deze derden onder zich houden voor de staat Kazachstan geheel en onmiddellijk bestemd is voor commerciële niet publieke doeleinden. De vorderingen die de staat Kazachstan op deze derden heeft bestaan namelijk, zoals verzoekers hebben toegelicht, zowel uit belastingbetalingen als uit niet-belastingbetalingen. Voorshands is niet aannemelijk te achten dat zonder meer 75,2 procent van deze vorderingen bestemd is voor het Savings Fund als bedoeld in alinea 52 van het (aangepaste) verzoekschrift, zoals verzoekers – naar de voorzieningenrechter begrijpt – betogen. Er zal dan ook geen verlof worden verleend om onder deze negen Nederlandse vennootschappen beslag te mogen leggen.
3.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1.
Verleent verzoekers verlof tot het leggen van de in alinea 45, 46, 55, 56 en 76 van het verzoekschrift aangeduide verzochte conservatoire beslagen ten laste van gerekwestreerden, met dien verstande dat ten aanzien van het in alinea 55 aangeduide bankbeslag geen verlof wordt verleend voor de onder a, b, en c aangeduide niet in Nederland gevestigde bankvestigingen.
4.2.
Begroot de vordering waarvoor het verlof wordt verleend, met inbegrip van rente en kosten, op USD 557.656.650,-- (zegge: vijfhonderdzevenenvijftigmiljoen zeshonderdzesenvijftigduizend zeshonderdvijftig Amerikaanse dollars) enEUR 992.520,-- (negenhonderdtweeënnegentigduizend vijfhonderdtwintig euro).
4.3.
Verbindt aan het verlof de voorwaarde dat de eis in de hoofdzaak wordt ingesteld binnen twaalf weken na de eerste beslaglegging.
4.4.
Verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4.5.
Weigert de gevraagde uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren.
4.6.
Wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Walraven, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.E. Tiddens, griffier, op 8 september 2017.