Hof Den Haag, 17-11-2021, nr. 2200025121
ECLI:NL:GHDHA:2021:2923
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
17-11-2021
- Zaaknummer
2200025121
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2021:2923, Uitspraak, Hof Den Haag, 17‑11‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:713
Uitspraak 17‑11‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2023:713.
Rolnummer: 22-000251-21
Parketnummer: 09-186464-20
Datum uitspraak: 17 november 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 19 januari 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
thans gedetineerd in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 4 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen omstreeks 2:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen [adres1]), een tas en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door een ruit van voornoemde woning open te breken/te forceren/vernielen, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer1] (meermalen) tegen haar schouders/lichaam te duwen en/of het afpakken/losrukken van de telefoon uit de hand van die [slachtoffer1];
2.hij op of omstreeks 20 juni 2020 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen omstreeks 04.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de [adres2]), diverse sieraden (waaronder een gouden ketting met een gouden trouwring en meerdere gouden hangers en/of een gouden armband), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door een sleutelkluisje van de muur te trekken en/of te vernielen en/of door gebruik te maken van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik te maken van de sleutel (uit het sleutelkluisje), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door terwijl verdachte en/of zijn mededader een bivakmuts althans gezichtsbedekking droegen, die [slachtoffer2] (met kracht) bij haar pols te pakken en/of de armband van haar pols te trekken en/of aan de ringen te trekken die om de vinger(s) van die [slachtoffer2]zaten;
3.hij op of omstreeks 25 juni 2020 te Diemen, omstreeks 04.45 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, in/uit een woning, gelegen op of aan de [adres3], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een grote Gucci tas met inhoud en/of een grote Louis Vuitton tas met inhoud en/of een kleine Louis Vuitton tas en/of 3, althans een of meer, zonnebril(len) en/of een pen en/of een riem en/of een collier met daaraan een ring en/of een portemonnee en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door het balkon van die woning op te klimmen en/of via een openstaand raam die woning binnen te klimmen/gaan, althans door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Gouda, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), te weten politiemedewerker(s) [verbalisant1] en/of [verbalisant2], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, door tegen een schild van die [verbalisant1] aan te duwen en/of te slaan/stompen en/of om zich heen te slaan en/of zich om te draaien en/of (een) slaande/trappende beweging(en) in de richting van die [verbalisant1] en/of [verbalisant2] te maken en/of tegen een arm van die [verbalisant2] te schoppen/trappen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van voorarrest en dat de vordering benadeelde partij van [slachtoffer1] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.020,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Bergambacht, gemeente Krimpenerwaard, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen omstreeks 2:15 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen [adres1]), een tas en/of sieraden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorende, te weten aan [slachtoffer1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door een ruit van voornoemde woning open te breken/te forceren/vernielen, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer1] (meermalen) tegen haar schouders/lichaam te duwen en/of het afpakken/losrukken van de telefoon uit de hand van die [slachtoffer1];
2. hij op of omstreeks 20 juni 2020 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen omstreeks 04.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in/uit een woning (gelegen aan de [adres2]), diverse sieraden (waaronder een gouden ketting met een gouden trouwring en meerdere gouden hangers en/of een gouden armband), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorende, te weten aan, [slachtoffer2]heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, te weten door een sleutelkluisje van de muur te trekken en/of te vernielen en/of door gebruik te maken van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik te maken van de sleutel (uit het sleutelkluisje), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door terwijl verdachte en/of zijn mededader een bivakmuts althans gezichtsbedekking droegen, die [slachtoffer2](met kracht) bij haar pols te pakken en/of de armband van haar pols te trekken en/of aan de ringen te trekken die om de vinger(s) van die [slachtoffer2] zaten;
3. hij op of omstreeks 25 juni 2020 te Diemen, omstreeks 04.45 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, in/uit een woning, gelegen op of aan de [adres3], alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), een grote Gucci tas met inhoud en/of een grote Louis Vuitton tas met inhoud en/of een kleine Louis Vuitton tas en/of 3, althans een of meer, zonnebril(len) en/of een pen en/of een riem en/of een collier met daaraan een ring en/of een portemonnee en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorende, te weten aan [slachtoffer3], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door het balkon van die woning op te klimmen en/of via een openstaand raam die woning binnen te klimmen/gaan, althans door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5. hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Gouda, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtena(a)r(en), te weten politiemedewerker(s) [verbalisant1] en/of [verbalisant2], werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, te weten de aanhouding van hem, verdachte, door tegen een schild van die [verbalisant1] aan te duwen en/of te slaan/stompen en/of om zich heen te slaan en/of zich om te draaien en/of (een) slaande/trappende beweging(en) in de richting van die [verbalisant1] en/of [verbalisant2] te maken en/of tegen een arm van die [verbalisant2] te schoppen/trappen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en valse sleutels.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan drie woninginbraken, waarvan één inbraak vergezeld is gegaan van geweld. Bij alle inbraken ging het om bejaarde, en dus kwetsbare, slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten nog gedurende lange tijd psychisch last kunnen hebben. Dit geldt temeer nu de inbraken gepleegd zijn in de eigen woning van de slachtoffers, een plaats waar men zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Dit spreekt ook uit de ter terechtzitting in hoger beroep namens het slachtoffer [slachtoffer1] gegeven toelichting op de vordering benadeelde partij. De verdachte is aan deze gevolgen voorbij gegaan en heeft alleen oog gehad voor eigen financieel gewin.
Daarnaast worden in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid door het plegen van dergelijke feiten versterkt.
Ook heeft de verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid door zich bij zijn aanhouding te verzetten. Dergelijke delicten getuigen van geen respect jegens het door de politie vertegenwoordigde gezag.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 oktober 2021, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten acht een hof een gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zoals opgelegd door de rechtbank, passend.
Strafmaatverweer
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de door hem overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota, verzocht om strafvermindering wegens een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Daartoe is – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat sprake is geweest van disproportioneel politiegeweld bij de aanhouding van de verdachte. Dit geweld heeft volgens de raadsman bestaan uit a) meerdere vuistslagen op het hoofd en lichaam door verbalisant [verbalisant1] terwijl de verdachte al tegen de vloer was aangedrukt; b) het twee keer inzetten van de diensthond terwijl de verdachte geen kant op kon; c) dit terwijl de politie in de meerderheid was en in het bezit was van lexaanschilden én een diensthond.
Het hof komt op basis van het procesdossier en in het bijzonder het proces-verbaal van aanhouding tot de volgende feitelijke gang van zaken. De verdachte heeft zich aan een aanhouding ter zake van diefstal met geweld proberen te onttrekken door zich te verschansen in een woning. In de directe omgeving was een overmacht van politie aanwezig. Twee politieagenten voorzien van lexaanschilden en een hondengeleider met politiehond zijn deze woning binnengegaan. De verdachte, die onbewapend was, werd aangetroffen in de woning. De verdachte werd gemaand zich over te geven, maar gaf daaraan geen gevolg. Vervolgens heeft één van de politieagenten de verdachte proberen te fixeren en heeft de verdachte om zijn verzet te breken op het hoofd en het lichaam geslagen. De verdachte bleef zich verzetten. Daarop is de diensthond ingezet, die de verdachte op een aantal plaatsen in het been gebeten heeft. De verdachte moest als gevolg van de beten in het ziekenhuis worden behandeld.
Naar het oordeel van het hof voldeed de inzet van de diensthond onder de gegeven omstandigheden niet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Het hof overweegt daartoe dat de inzet van een politiehond een zwaar geweldsmiddel is dat zeer terughoudend moet worden toegepast. In de onderhavige zaak was weliswaar sprake van een hectische situatie maar er waren voldoende agenten, met lexaanschilden, aanwezig waardoor de verdachte, ondanks zijn verzet, op alternatieve wijze met inzet van een lichter geweldsmiddel had moeten en kunnen worden aangehouden. Er is dan ook sprake van een bij het voorbereidend onderzoek begaan onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, Sv.
Bij beantwoording van de vraag welk rechtsgevolg aan dit vormverzuim dient te worden verbonden, dient het hof rekening te houden met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt. Het hof overweegt te dien aanzien het volgende. Het geschonden voorschrift strekt tot bescherming van de lichamelijke integriteit van de verdachte. Door inzet van de diensthond is de verdachte gebeten en heeft hij ernstig letsel opgelopen. Hiermee is ook de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt, gegeven.
Het hof is van oordeel dat dit vormverzuim in de straf dient te worden verdisconteerd, in die zin dat de door het hof passend en geboden geachte onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, na aftrek van één maand korting, zal worden beperkt tot 53 maanden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van
€ 6.860,28.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 6.860,28.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2.020,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft primair verzocht de benadeelde partij gelet op het gevoerde vrijspraakverweer niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de reparatie/beveiligingskosten af te wijzen nu het rechtstreeks verband ontbreekt. Met betrekking tot de niet door de verzekering vergoede kosten die zien op de gestolen goederen en de post medicatie heeft de verdediging verzocht het verzoek af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing daarvan. Met betrekking tot de vordering ter zake van immateriële schade heeft de verdediging verzocht deze ten hoogste toe te wijzen tot een bedrag van
€ 2.000,-.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde kosten met betrekking tot de beveiligingskosten overweegt het hof als volgt.
Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. (Vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, rechtsoverweging 2.3.1.)
De kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt met betrekking tot het beveiligen van het huis, zijn naar oordeel van het hof aan te merken als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f lid 1 Sv. Na de bewezenverklaarde woninginbraak hebben de benadeelde en haar echtgenoot hun woning extra laten beveiligen. Er zijn diverse camera’s opgehangen en veiligheidssloten geplaatst. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het slachtoffer en haar man beiden op hoge leeftijd zijn en nog zelfstandig en in een buitengebied wonen. De gevoelens van angst en onveiligheid die de door de verdachte gepleegde inbraak zijn ontstaan, hebben hieraan ten grondslag gelegen (vgl. HR 15 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:840. Ter terechtzitting is namens de benadeelde partij aangevoerd dat de beveiligingsmaatregelen bijdragen aan het verminderen van de gevoelens van onveiligheid en bijdragen aan psychisch herstel bij de benadeelde partij.
Ook de overige posten (medicatie en de niet door de verzekering vergoede gestolen goederen) zijn naar het oordeel van het hof door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en door de verdediging onvoldoende betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag. Het hof zal om praktische redenen de ingangsdatum van de wettelijke rente vaststellen op 31 juli 2020, te weten het midden van de periode waarin de schadeposten zijn ontstaan.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder onder 1 bewezenverklaarde bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 6.820,28 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 4 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 53 (drieënvijftig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van € 6.820,28 (zesduizend achthonderdtwintig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 3.820,28 (drieduizend achthonderdtwintig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer1], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.820,28 (zesduizend achthonderdtwintig euro en achtentwintig cent) bestaande uit € 3.820,28 (drieduizend achthonderdtwintig euro en achtentwintig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 69 (negenenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 31 juli 2020 en de immateriële schade op 17 juli 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. K. Versteeg en mr. A. Dingemanse,
in bijzijn van de griffier mr. M.H.C. Stuij.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 november 2021.
mr. K. Versteeg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.