Hof Amsterdam, 17-10-2017, nr. 23-003573-16
ECLI:NL:GHAMS:2017:4462
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
17-10-2017
- Zaaknummer
23-003573-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:4462, Uitspraak, Hof Amsterdam, 17‑10‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:174
Uitspraak 17‑10‑2017
Inhoudsindicatie
Verdachte niet-ontvankelijk, art. 416 lid 2 Sv. Handgeschreven briefje dat is verzonden voordat vonnis was uitgesproken, bevat geen grieven tegen het vonnis.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003573-16
datum uitspraak: 3 oktober 2017
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-021162-16 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
adres: [adres].
Onderzoek ter terechtzitting
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 oktober 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De rechtbank heeft op 15 september 2016 de zaak ter terechtzitting behandeld en op 29 september 2016 uitspraak gedaan. Op 28 september 2016 is bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een handgeschreven briefje binnengekomen waarop staat dat de verdachte hoger beroep wil instellen omdat hij zich niet heeft kunnen voorbereiden. Zowel op 28 september 2016, als op 29 september 2016, is een akte instellen hoger beroep opgemaakt.
Op 22 december 2016 heeft de verdachte zich ingeschreven in de Basis Registratie Personen (BRP) op het adres: [adres]. Ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte is ontvlucht uit de instelling waar hij was opgenomen.
Het hiervoor genoemde briefje van de verdachte van 28 september 2016 bevat geen grieven tegen het vonnis. Dat kon ook niet, want het vonnis was toen nog niet gewezen. Evenmin is na het uitspreken van het vonnis een schriftuur houdende grieven ingediend, of zijn mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Daardoor heeft de verdachte niet voldaan aan de voorwaarde zoals gesteld in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat de verdachte zijn bezwaren tegen het vonnis moet opgeven. Het hof is van oordeel dat de enkele mededeling dat de verdachte zich niet heeft kunnen voorbereiden, waarmee hij kennelijk doelt op de terechtzitting in eerste aanleg, niet als een bezwaar tegen het vonnis kan worden opgevat, omdat daaruit niet duidelijk wordt waarom hij het niet met dat vonnis eens is.
Ook overigens is niet gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak. Om die reden wordt de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING
Het hof verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. A.E.M. Röttgering en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. C. de Beer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2017.