Hof Leeuwarden, 23-07-2009, nr. 24-001889-08
ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ3509, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
23-07-2009
- Zaaknummer
24-001889-08
- LJN
BJ3509
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2009:BJ3509, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 23‑07‑2009; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2011:BQ3115, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ3115
Uitspraak 23‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Verdachte wordt ter zake van wederrechtelijke vrijheidsberoving en verkrachting van een veertienjarig meisje veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren. Vordering van het slachtoffer als benadeelde partij toegewezen.
Partij(en)
Parketnummer: 24-001889-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-830277-07
Arrest van 23 juli 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 15 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1953] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Achterhoek, Verlengde Ooyerhoekseweg 21 te Zutphen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren, beslissingen genomen over de inbeslaggenomen voorwerpen en op de vordering van de benadeelde partij en aan verdachte een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 12 december 2008, 4 maart 2009 en 9 juli 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 1 juli 2008.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de teruggave aan verdachte zal bevelen van de onder hem in beslag genomen mobiele telefoon alsmede de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen auto. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 3.007,07, met oplegging van de schadevergoedings- maatregel ten bedrage van voornoemde € 3.007,07, subsidiair zestig dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na twee wijzigingen in het onder 1 ten laste gelegde die de eerste rechter heeft toegelaten, ten laste gelegd dat:
- 1.
hij op of omstreeks 04 oktober 2007 in de gemeenten [gemeente 1], althans in het arrondissement Assen, en/of [gemeente 2], althans in het arrondissement Groningen, althans in Nederland, opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde], wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte
- -
haar te of nabij [plaats 2], gemeente [gemeente 1], terwijl zij daar fietste, doen stilstaan en/of haar bij
haar arm vastgepakt en/of haar van de fiets getrokken,
- -
haar aldaar na een worsteling gedwongen plaats te nemen op de achterbank van een door hem bestuurde
auto, en/of haar een mes op haar keel gezet, althans een mes dreigend voorhanden gehad en haar (mede)
zo gedwongen op die achterbank te blijven,
- -
het portier van de auto, welke was voorzien van kindersloten, gesloten en/of (vervolgens) de portieren
op slot gedaan,
- -
(vervolgens) met haar weggereden naar [plaats 1], gemeente [gemeente 2], en heeft hij aldaar
seksuele handelingen met haar verricht,
- -
(uiteindelijk) met haar van [plaats 1], gemeente [gemeente 2] naar [plaats 2], gemeente [gemeente 1]
gereden,
en/of haar aldus belet in vrijheid haars weegs te gaan;
- 2.
hij op of omstreeks 04 oktober 2007 te [plaats 1], gemeente [gemeente 2], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
- -
meermalen zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] gebracht en/of gehouden,
- -
meermalen zijn tong in haar mond gebracht en/of gehouden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- -
haar te of nabij [plaats 2], gemeente [gemeente 1], van de fiets heeft getrokken,
- -
haar aldaar, na een worsteling heeft gedwongen plaats te nemen op de achterbank van een door hem
bestuurde auto, en/of haar een mes op de keel heeft gezet, althans een mes dreigend voorhanden heeft
gehad, en haar (mede) zo heeft gedwongen op die achterbank te blijven en/of (vervolgens) met haar is
weggereden naar [plaats 1], gemeente [gemeente 2],
- -
haar heeft gesommeerd voor in de auto te komen zitten en/of (vervolgens) (gedeeltelijk) haar kleding uit
te trekken en/of (vervolgens) haar benen tegen het dashboard aan te zetten,
- -
met ontbloot onderlichaam op haar is gaan liggen,
en/of (aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 04 oktober 2007 te [plaats 1], gemeente [gemeente 2], met [benadeelde], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
- -
meermalen zijn penis en/of vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] gebracht en/of gehouden,
- -
meermalen zijn tong in haar mond gebracht en/of gehouden.
Overwegingen omtrent het bewijs van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd met betrekking tot het hem ten laste gelegde en zich gedurende het voorbereidend onderzoek en ter terechtzitting van zowel de rechtbank als het hof regelmatig beroepen op lacunes in zijn geheugen. Het hof stelt vast dat de verklaringen van verdachte desondanks slechts op twee onderdelen afwijken van de aangifte. Ten eerste ontkent verdachte gebruik te hebben gemaakt van een mes om het verzet van zijn slachtoffer, [benadeelde], te breken. In de tweede plaats ontkent verdachte de verkrachting in zoverre dat hij stelt dat er geen sprake is geweest van penetratie door middel van zijn penis in de vagina van het slachtoffer, hierna te noemen [benadeelde].
Ten aanzien van het mes is door en namens verdachte, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat - hoewel hij de aanwezigheid van messen in zijn auto gelet op de aard van zijn werkzaamheden niet uitsluit - hij enig gebruik daarvan van meet af aan heeft ontkend. Voorts zijn er bij [benadeelde] geen verwondingen of beschadigingen aangetroffen die daarop (eenduidig) wijzen, noch is er in de auto van verdachte of op de plaatsen delict een mes aangetroffen. Ook uit de aan eerdere veroordelingen van verdachte ten grondslag liggende stukken blijkt niet dat het gebruik van een mes tot de modus operandi van verdachte behoort.
Het hof overweegt dat tegenover de ontkenning van verdachte waar het gaat om het gebruik van een mes, de consequente verklaringen van [benadeelde] staan. Het hof dient derhalve de betrouwbaar- heid van de hieromtrent afgelegde verklaringen te wegen.
Het hof heeft daarbij gelet op het navolgende.
Uit een proces-verbaal van bevindingen op 4 oktober 2007 van verbalisant [verbalisant 1] (nummer [proces-verbaal nummer 1]) komt onder meer het volgende naar voren, zakelijk weergegeven: "Ik, verbalisant [verbalisant 1], trof 100 meter voorbij de aangetroffen fiets een meisje aan in de berm van de [weg 1]. Dit meisje was erg ontdaan en huilde. Ze vertelde dat ze ontvoerd was en net weer door de man uit de auto was gezet. Ze vertelde mij dat de man haar had verkracht en dat hij haar met een mes had bedreigd."
Op 5 oktober 2007 wordt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de aangifte opgenomen, weergegeven in een proces-verbaal met nummer [proces-verbaal nummer 2] e.v. en onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven: "Hij pakt mij vast en duwt mij tegen de auto. Hij doet het portier open van de achterdeur en duwt mij in de auto. Ik moet op de achterbank liggen op mijn rug. En dan pakt hij een mes en zet dat op mijn keel." En: "Als ik op de achterbank lig, kom ik steeds weer overeind. Ik word telkens door hem weer teruggeduwd. Maar dan zie ik een mes. Dit mes duwt hij tegen mijn keel aan. En dan blijf ik wel liggen. Ik weet niet waar hij het mes vandaan heeft gehaald. Ik weet wel hoe het mes eruit ziet. Het mes was inklapbaar en het handvat was zilver. Het was een vies mes. Het was geen nieuw mes. Het was gebruikt. Ik denk dat het mes uitgeklapt zo'n twintig centimeter was."
Het hof is van oordeel dat de aangifte van [benadeelde] gekenmerkt wordt door gedetailleerdheid en een vermogen tot observatie. Zij laat ook niet na aspecten te noemen die "ten voordele" van verdachte zouden kunnen strekken. Zo verklaart zij het "aardig" van verdachte te hebben gevonden dat hij haar weer in de buurt van haar fiets heeft afgezet, dat hij een aantal malen gezegd heeft dat het hem speet en dat hij haar geen pijn zou doen en ook niet zou doodmaken.
Daartegenover staan verklaringen van verdachte die op dit punt ongeloofwaardig en onderling inconsistent zijn. Zo heeft verdachte op 8 oktober 2007 en tijdens een verhoor op 9 oktober 2007 tegenover de politie verklaard dat het meisje met hem mee was gegaan tegen betaling van € 50,- en dat dat meisje was 'geregeld' door een klant van zijn bedrijf, zulks ter compensatie van een vordering die verdachte op die klant zou hebben. Zowel [benadeelde] als de klant, getuige [getuige], hebben die lezing ontkend. Tijdens een volgend verhoor op 17 oktober 2007 heeft verdachte aangegeven dat zijn verklaring op dat punt onjuist was. Hij heeft toen verklaard dat hij [benadeelde] had 'meegenomen' en dat [benadeelde] niet vrijwillig in de auto had plaatsgenomen. Het verhaal over de € 50,- had verdachte verzonnen, zo vertelde hij ook het hof.
Gelet op het vorenstaande volgt het hof het oordeel van de rechtbank en hetgeen door de advocaat-generaal ter terechtzitting van het hof naar voren is gebracht, inhoudende dat er geen redenen zijn om [benadeelde] op dit onderdeel van de tenlastelegging niet te volgen in haar verklaring. Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een mes heeft gebruikt om [benadeelde] te dwingen op de achterbank van de auto te blijven liggen.
Waar het gaat om het seksueel binnendringen door middel van de penis in de vagina van [benadeelde] volgt het hof eveneens haar verklaringen.
Verdachtes verklaring dat hij impotent is, staat - ook als die verklaring juist is - niet aan een bewezenverklaring in de weg. [benadeelde]s herhaalde verklaringen over het feit dat verdachte haar met zijn penis heeft gepenetreerd is niet reeds daardoor ongeloofwaardig. Verdachte heeft immers verklaard dat [benadeelde] haar broek en onderbroek heeft uitgetrokken omdat hij haar dat had gezegd. Vervolgens heeft hij zijn broek opengemaakt. Toen zij plat op de passagierstoel lag, is hij op haar gaan liggen en heeft hij met zijn geslachtsdeel tegen haar geslachtsdeel aan gezeten. Gelet op [benadeelde]s consistente verklaringen ter zake, het onderzoek door het NFI waaruit blijkt dat biologisch sporenmateriaal van [benadeelde] is aangetroffen op de voorhuid en eikel van verdachte, het feit dat ook met een penis die niet (geheel) stijf is de vagina (een stukje) kan worden binnengedrongen en verdachtes verklaring ter zitting van het hof van 9 juli 2009 op dit punt, inhoudende dat het hof maar als waarheid moet aannemen wat het meisje heeft gezegd, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn penis in de vagina van [benadeelde] heeft gebracht en/of gehouden.
Bewezenverklaring
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat:
- 1.
hij op 04 oktober 2007 in de gemeenten [gemeente 1] en [gemeente 2], opzettelijk een persoon, genaamd [benadeelde], wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/is verdachte
- -
haar te of nabij [plaats 2], gemeente [gemeente 1], terwijl zij daar fietste, doen stilstaan en haar bij haar arm vastgepakt
en haar van de fiets getrokken,
- -
haar aldaar na een worsteling gedwongen plaats te nemen op de achterbank van een door hem bestuurde
auto, en haar een mes op haar keel gezet en haar mede zo gedwongen op die achterbank te blijven,
- -
het portier van de auto, welke was voorzien van kindersloten, gesloten,
- -
vervolgens met haar weggereden naar [plaats 1], gemeente [gemeente 2], en heeft hij aldaar seksuele handelingen
met haar verricht,
- -
uiteindelijk met haar van [plaats 1], gemeente [gemeente 2] naar [plaats 2], gemeente [gemeente 1]
gereden,
en haar aldus belet in vrijheid haars weegs te gaan;
- 2.
hij op 04 oktober 2007 te [plaats 1], gemeente [gemeente 2], door geweld en bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [benadeelde] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], hebbende verdachte
- -
zijn penis en vinger(s) in de vagina van die [benadeelde] gebracht en/of gehouden,
- -
zijn tong in haar mond gebracht en/of gehouden,
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkheid hierin dat verdachte
- -
haar te of nabij [plaats 2], gemeente [gemeente 1], van de fiets heeft getrokken,
- -
haar aldaar na een worsteling heeft gedwongen plaats te nemen op de achterbank van een door hem
bestuurde auto, en haar een mes op de keel heeft gezet en haar mede zo heeft gedwongen op die
achterbank te blijven en vervolgens met haar is weggereden naar [plaats 1], gemeente [gemeente 2],
- -
haar heeft gesommeerd voor in de auto te komen zitten en vervolgens gedeeltelijk haar kleding uit
te trekken en vervolgens haar benen tegen het dashboard aan te zetten,
- -
met ontbloot onderlichaam op haar is gaan liggen,
en aldus voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Volgens de raadsvrouw is in de onderhavige zaak sprake van een voortgezette handeling. Zij heeft het hof verzocht dienovereenkomstig te kwalificeren.
Het hof overweegt dat voor een voortgezette handeling in elk geval sprake moet zijn van gelijksoortige feiten. Dat is hier niet aan de orde. De strekking van beide strafbare feiten is verschillend. De strafbaarstelling van verkrachting is bedoeld bescherming te bieden tegen het gedwongen worden tot ernstige seksuele gedragingen, terwijl de wetgever door middel van
artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd te voorkomen dat iemand wederrechtelijk van de vrijheid wordt beroofd. Van een voortgezette handeling is dus geen sprake.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
- 2.
verkrachting.
Strafbaarheid
Verdachte is klinisch geobserveerd in het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum te Utrecht. P.A.E.M.T. Cremers, psycholoog, en J.M.J.F. Offermans, psychiater, hebben hun bevindingen over de persoon van verdachte neergelegd in een rapportage, gedateerd op 24 juni 2008. Met betrekking tot de vraag of, en zo ja, in welke mate verdachte het ten laste gelegde kan worden toegerekend, wordt onder meer het volgende overwogen, zakelijk weergegeven:
(...) Psychiatrisch-diagnostisch is er bij betrokkene sprake van een laaggemiddeld intelligente man bij wie sprake is van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven (NAO) met narcistische en antisociale trekken en een theatrale presentatie.
(...) Uit het onderzoek komt betrokkene vooral naar voren als een zeer egocentrische man
met geringe empatische vermogens en een hoog opgeklopt zelfbeeld. Hoewel betrokkene een aantal feitelijkheden aandraagt die een mogelijke relatie zouden kunnen hebben met het ten laste gelegde - zoals zijn woede over een niet betalende klant, de herinnering aan de breuk met zijn dochters die plaatsvond op ongeveer dezelfde leeftijd als van het huidige slachtoffer, de (inmiddels) onbevredigende seksuele relatie met zijn huidige partner - is bij geen van deze feitelijkheden de relatie met het ten laste gelegde zo evident dat dit tot enige mate van vermindering van de toerekeningsvatbaarheid zou moeten leiden. Voorts is er nog een aantal andere scenario's denkbaar (bijvoorbeeld het lustmatig volgen van zijn impulsen), die evenmin leiden tot een vermindering van de mate van toerekeningsvatbaarheid.
(...) In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concluderen de ondergetekenden dat
onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan
een gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, maar dat deze feiten - indien bewezen - hem in volledige mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt vorenstaande conclusie, inhoudende dat het ten laste gelegde de verdachte volledig kan worden toegerekend, over en maakt die tot de zijne. Ook overigens worden er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht.
Strafmotivering
Wat is er gebeurd op 4 oktober 2007.
Aan het begin van de middag fietst het slachtoffer, de 14-jarige [benadeelde], van haar school in [plaats 3] naar haar ouderlijk huis in [plaats]. Op de [weg 1] tussen [plaats 2] en [plaats] ziet zij een man, de latere verdachte, die staat te urineren. Even verderop staat een auto. Als [benadeelde] vlakbij de man is, maakt hij zijn gulp dicht, gaat met gespreide armen op het fietspad staan en belemmert haar zo de doorgang. Ze moet remmen. Verdachte pakt [benadeelde] bij haar arm en trekt haar van haar fiets. De fiets valt. Er ontstaat een worsteling. [benadeelde] schopt, slaat en schreeuwt om hulp. Verdachte trekt haar mee naar het rechterachterportier van de auto en duwt haar op de achterbank. Hij gebiedt haar daar te blijven liggen. Als zij diverse malen overeind probeert te komen, haalt hij een mes tevoorschijn en duwt dat tegen haar keel, waarna zij haar verzet staakt. Vervolgens rijdt hij weg in de richting van [plaats 1]. De autoportieren zijn voorzien van kindersloten, waardoor die voor [benadeelde] niet zijn te openen. [benadeelde] slaat met beide handen tegen de ramen, hetgeen - zoals later blijkt - niet onopgemerkt is gebleven, evenmin als haar op de [weg 1] achtergebleven fiets en schooltas. Verdachte gebiedt haar op de passagiersstoel naast hem te komen zitten. Hij zegt tegen haar: "Jij neuken". Hij stopt de auto bij een mestbassin aan de [weg 2] te [plaats 1]. [benadeelde] probeert daar tevergeefs het autoportier te openen. Verdachte klapt de passagiersstoel naar achteren en zegt [benadeelde] haar onderlichaam te ontdoen van kleding. Verdachte trekt zijn spijkerbroek en onderbroek uit. Hij zet de voeten van [benadeelde] uit elkaar op het dashboard. Vervolgens gaat hij op haar liggen en dwingt haar seksuele handelingen van diverse aard te ondergaan, zoals de hiervoor onder 2 vermelde handelingen. Daarna verlaat hij korte tijd de auto. Als hij terugkeert, zegt hij haar naar huis te zullen brengen. Hij zet haar af in de buurt van haar fiets en vraagt haar indringend - alvorens het autoportier te ontgrendelen - te zweren er met niemand over te praten, aan welk verzoek zij voldoet. [benadeelde] wordt opgevangen door de inmiddels gewaarschuwde politie. Verdachte vlucht met zijn auto en wordt na een achtervolging klem gereden en aangehouden.
[benadeelde] heeft gevreesd het gebeuren niet te zullen overleven. Haar lichamelijke en geestelijke integriteit is op grove wijze geschonden. Zij heeft als 14-jarige op ontluisterende, vernederende en angstaanjagende wijze kennis moeten maken met seksualiteit. Uit haar ten behoeve van de behandeling in hoger beroep geactualiseerde slachtofferverklaring blijken de gevolgen van het bewezen verklaarde voor [benadeelde]. Een overstap van het atheneum naar het havo was wegens concentratieproblemen geboden, waardoor zij haar toekomstplannen heeft moeten bijstellen. [benadeelde] gaf voorts aan regelmatig te worden overvallen door verdriet en boosheid, die zich redeloos op haar naasten richt, en nachtmerries waarin zij het gebeurde herbeleeft, maar dan met een fatale afloop. Ze zou graag vergeten hetgeen haar is overkomen, maar slaagt daar niet in. Ook de ouders van [benadeelde] hebben een zware schok te verwerken gekregen.
Het is evident dat een dergelijk incident tevens angst en onrust in de samenleving veroorzaakt, met name in de directe woonomgeving van [benadeelde].
Verdachte heeft zich aldus, naast de onder 1 bewezen verklaarde vrijheidsberoving, schuldig gemaakt aan verkrachting. Het wettelijk strafmaximum daarop bedraagt twaalf jaren. Zoals door de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren is gebracht, is het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (LOVS) tot een zogeheten oriëntatiepunt voor overtreding van de desbetreffende strafbepaling gekomen, inhoudende een gevangenisstraf van 24 maanden. Van dat oriëntatiepunt kan de rechter door de omstandigheden van het geval afwijken, zowel ten gunste als ten nadele van de verdachte. De raadsvrouw heeft betoogd dat de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf voor de duur van tien jaren en, met name, de in hoger beroep door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, gelet op het hiervoor genoemde oriëntatiepunt, buiten proportie is. Dat is haars inziens ook het geval, indien de eerdere veroordelingen van verdachte in Duitsland worden meegewogen, nu deze reeds meer dan twintig jaar eerder hebben plaatsgevonden.
Het hof is van oordeel dat de strafmaat in voornoemd oriëntatiepunt niet ziet op een verkrachting, gepleegd onder de omstandigheden als de onderhavige. In dit oriëntatiepunt is overigens opgenomen dat een verhoging kan worden toegepast op grond van strafverzwarende omstandigheden. Voor dergelijke gevallen zijn echter geen maatstaven aangelegd. Het oriëntatiepunt biedt reeds daarom weinig tot geen houvast.
Het hof heeft de op te leggen straf dan ook bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Die omstandigheden betreffen de zeer jeugdige leeftijd van het slachtoffer, de wijze waarop zij onverhoeds en onder bedreiging met een mes werd meegevoerd naar een afgelegen locatie en de vergaande aard van de aldaar gepleegde seksuele handelingen. Verdachte heeft door zijn daden het leven van een onschuldig jong meisje volledig ontregeld en haar - naar valt aan te nemen - psychisch ernstig beschadigd. Verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen lusten.
Naast het feit dat het hof verdachte volledig toerekeningsvatbaar acht voor het hem ten laste gelegde, is het strafrechtelijke verleden van verdachte van belang. Anders dan de rechtbank, heeft het hof de beschikking over (vertaalde) afschriften van de vonnissen, waarin de feiten worden beschreven waarvoor verdachte in 1986 in Duitsland is veroordeeld. Het betreft een verkrachting alsmede een tweetal verkrachtingen en een poging tot doodslag op dat tweemaal door verdachte verkrachte meisje, waarbij treffende gelijkenissen zijn vast te stellen met de onderhavige delicten. Ten aanzien van die beide Duitse vonnissen heeft het hof vastgesteld dat het daarbij ging om meisjes van respectievelijk 14 en 18 jaar en dat de omstandigheden waaronder de feiten plaatsvonden gewelddadig waren. Verdachte is daarvoor veroordeeld tot langdurige gevangenisstraffen. Uit de informatie uit het Duitse strafregister blijkt voorts dat verdachte ook in 1975 is veroordeeld, ter zake van een poging tot verkrachting. Hetgeen door de raadsvrouw hierover is betoogd, namelijk dat deze delicten reeds zeer geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden en deze - naar de ratio van het bepaalde in artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht - niet meer mee dienen te wegen bij de straftoemeting in deze zaak, wordt door het hof niet gevolgd. Verdachte heeft van deze eerdere veroordelingen kennelijk niets geleerd. Hij dient daarom als gevaarlijk te worden beschouwd waar het gaat om (seksueel) grensoverschrijdend gedrag, wanneer hij tegenslagen moet incasseren. Hij heeft een hang naar directe behoeftebevrediging, zoals ook blijkt uit de hiervoor aangehaalde rapportage van het Pieter Baan Centrum. Dan maakt hij (willekeurige) slachtoffers.
Verdachte heeft weliswaar spijt betuigd over het gebeuren met [benadeelde], maar het hof betwijfelt of die spijt oprecht is en of hij werkelijk voelt wat hij zijn slachtoffer heeft aangedaan.
Uit een oogpunt van generale en speciale preventie en gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de strafverzwarende omstandigheden zoals die hiervoor zijn vermeld, acht het hof oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur noodzakelijk.
Teruggave
Het hof zal de teruggave aan verdachte gelasten van een GSM telefoon, merk Nokia, type 3510i;
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Nu met betrekking tot de inbeslaggenomen personenauto, merk Mazda, kenteken [kenteken], geen persoon als rechthebbende kan worden aangewezen, zal het hof met betrekking tot dat voorwerp de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde],
wonende te [plaats], voor wie [gemachtigde], medewerker van het Bureau Slachtofferhulp Nederland te Assen als gemachtigde optreedt, zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering ad € 3.007,07 in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding van rechtswege voort in hoger beroep. De vordering beoogt tevens dat dat bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Door en namens verdachte is de vordering in zoverre bestreden dat de gestelde schade aan de fiets van het slachtoffer ten bedrage van € 411,86 niet aannemelijk zou zijn gemaakt. Weliswaar is deze schade onderbouwd met een nota met een gelijkluidend bedrag, maar daaruit volgt volgens de raadsvrouw niet dat de uitgevoerde reparaties noodzakelijk waren als gevolg van het bewezen verklaarde.
Aannemelijk is geworden dat de gestelde schade aan de fiets het gevolg is van de worsteling tussen verdachte en de benadeelde partij en de wijze waarop de fiets dientengevolge is achtergelaten. Het hof heeft geen redenen om de opgave van de benadeelde partij daaromtrent in twijfel te trekken.
De vordering van de benadeelde partij zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het ten behoeve van de benadeelde partij toe te wijzen bedrag.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 57 (oud), 242 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van
twaalf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van:
een GSM telefoon, merk Nokia, type 3510i;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
een personenauto, merk Mazda, kenteken [kenteken];
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wettelijk vertegenwoordigd door haar ouders, wonende te [plaats], tot een bedrag van drieduizend zeven euro en zeven cent, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van drieduizend zeven euro en zeven cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [plaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. L.T. Wemes en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mrs. Wemes en Hielkema voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.