TvI 2015/53
De 403-verklaring: enkele opmerkingen bij HR 3 april 2015 (Eikendal q.q./Lentink)
HR 03-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:837, m.nt. Mr. M.J. Blommaert en mr. F.W. Linders (mr. Eikendal q.q./Lentink)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 april 2015
- Zaaknummer
14/00568
- Noot
Mr. M.J. Blommaert en mr. F.W. Linders
- Roepnaam
mr. Eikendal q.q./Lentink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS213510:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:837, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑04‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:48, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑01‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑01‑2014
- Wetingang
art. 2:403 BW
Essentie
De 403-verklaring: enkele opmerkingen bij HR 3 april 2015 (Eikendal q.q./Lentink)
Uitspraak
1. Inleiding
Hoofdelijke aansprakelijkheid kan, ook in het kader van de bepaling van art. 2:403 BW, niet op één lijn worden gesteld met borgtocht, waarbij de schuldeiser eerst de dochtervennootschap zou moeten aanspreken conform het subsidiariteitsbeginsel van art. 7:855 BW. De Hoge Raad houdt daarmee vast aan zijn standpunt zoals eerder door hem verwoord in zijn arrest van 28 juni 2002 (Akzo Nobel/ING).2. In dat arrest oordeelde de Hoge Raad dat een 403-verklaring een niet tot een bepaalde partij gerichte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.