NJ 2020/302
Internationaal privaatrecht. Rechtsmacht Nederlandse rechter; voldoende samenhang van vorderingen?
Hof Amsterdam 14-08-2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2951
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
14 augustus 2018
- Magistraten
Mrs. J.W. Hoekzema, J.W.M. Tromp, A.C. van Schaick
- Zaaknummer
200.222.273/01, 200.223.101/01, 200.223.248/01
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS230052:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:2018:3242, Uitspraak, Hof Amsterdam, 04‑09‑2018
ECLI:NL:GHAMS:2018:2951, Uitspraak, Hof Amsterdam, 14‑08‑2018
- Wetingang
Art. 7 lid 1 Rv
Essentie
Internationaal privaatrecht. Rechtsmacht Nederlandse rechter; voldoende samenhang van vorderingen?
Samenvatting
Vooropstaat dat de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn en derhalve ambtshalve moeten worden toegepast, en dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of hij rechtsmacht heeft zich niet dient te beperken tot de stellingen van eiser, maar ook acht dient te slaan op de stellingen van gedaagde en op de beschikbare gegevens over de werkelijk tussen partijen bestaande rechtsverhouding.
Er is sprake van een zodanige samenhang tussen de vorderingen tegen de onderscheiden verweerders, dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling van de vorderingen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.