NJ 2020/139
Tegen afwijzing verzoek tot stellen van prejudiciële vragen aan HvJ EU over betekenis van ‘daadwerkelijke deelname’ aan politieverhoor ex art. 3 lid 3 onder b Richtlijn 2013/48/EU kan in cassatie niet worden opgekomen.
HR 19-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1795, m.nt. M.F.J.M. de Werd
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 november 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers
- Zaaknummer
18/02197
- Conclusie
plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Noot
M.F.J.M. de Werd
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS196817:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
EU-recht / Rechtsbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1795, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:970, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑10‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑06‑2019
- Wetingang
Art. 3 lid 3 onder b Richtlijn 2013/48/EU; art. 7 Richtlijn 2012/13/EU; art. 328, 348, 350 Sv
Essentie
Tegen de afwijzing van een verzoek tot het stellen van prejudiciële vragen aan het HvJ EU over de betekenis van ‘daadwerkelijke deelname’ van de advocaat aan het politieverhoor als bedoeld in art. 3 lid 3 onder b Richtlijn 2013/48/EU kan in cassatie niet worden opgekomen.
Samenvatting
In cassatie kan worden opgekomen tegen beslissingen die blijk geven van het niet of onjuist toepassen van rechtstreeks werkende bepalingen van Unierecht, zoals een beslissing op een op basis van het Unierecht gevoerd verweer dat verband houdt met de beantwoording van een vraag van art. 348 en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.