Hof Amsterdam, 26-10-2021, nr. 200.257.154/01
ECLI:NL:GHAMS:2021:3237
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
26-10-2021
- Zaaknummer
200.257.154/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2021:3237, Uitspraak, Hof Amsterdam, 26‑10‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:438
- Vindplaatsen
NTHR 2022, afl. 1, p. 20
Uitspraak 26‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Vernietiging van vonnis rechtbank waarbij een arbitraal vonnis gedeeltelijk was vernietigd. Het door de overheidsrechter in stand laten van toekenning van de hoofdsom in een arbitraal vonnis maar het vernietigen van de toegekende rente daarin is mogelijk. Niet mogelijk is dat de overheidsrechter een deel van de in het arbitraal vonnis toegekende rente in stand laat en een ander deel van die toegekende rente niet. Vernietiging van een deel van het arbitraal vonnis vindt plaats vanwege schending van artikel 34 NAI reglement en vanwege schending hoor en wederhoor.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.257.154/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/643708 / HA ZA 18-187
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 26 oktober 2021
inzake
de rechtspersoon naar buitenlands recht ALPHA INVESTGROUP CORPORATION,
gevestigd te Tortola, Britse Maagdeneilanden,
appellante,
advocaat: mr. S.N.J. Putter te Rotterdam,
tegen
HEIDELBERGCEMENT CENTRAL EUROPE EAST HOLDING B.V.,
gevestigd te ‘s-Hertogenbosch,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T. Stouten te Rotterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Alpha en HCC genoemd.
Alpha is bij dagvaarding van 15 maart 2019 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 december 2018, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen HCC als eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie, en Alpha als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 oktober 2020 doen bepleiten, Alpha door mr. Putter voornoemd alsmede door mr. L. Meinen, advocaat te Rotterdam, en HCC door mr. Stouten voornoemd alsmede via een skype-verbinding door mr. J. Biezenaar, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Bij deze gelegenheid heeft Alpha nog een productie (genummerd A-14) in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Alpha heeft - samengevat en naar het hof begrijpt - geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover daarbij de vorderingen van HCC zijn toegewezen en primair de vorderingen van HCC alsnog zal afwijzen, subsidiair het arbitrale vonnis zoals gewijzigd bij beslissing van 31 oktober 2017, enkel zodanig gedeeltelijk te vernietigen dat alle veroordelingen in stand blijven behoudens de toekenning van de wettelijke rente zoals opgenomen in het vonnis van 15 augustus 2017, zoals gewijzigd bij beslissing van 31 oktober 2017 en primair en subsidiair, HCC - uitvoerbaar bij voorraad - te veroordelen in de kosten in eerste aanleg en hoger beroep, met wettelijke rente en nakosten.
HCC heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Alpha in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
2. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.17 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
HCC en Alpha hebben op 9 oktober 2006 een Sale and Purchase Agreement (hierna: de SPA) gesloten op grond waarvan HCC de aandelen van Alpha in twee
Kazachse entiteiten heeft gekocht voor een totale koopprijs van USD 51,8 miljoen. De
koopprijs zou in acht verschillende termijnen aan Alpha betaald worden.
2.2
Tussen HCC en Alpha is een geschil ontstaan over de betaling van de laatste vijf termijnen van de koopprijs onder de SPA en over de geldigheid van een Termination and Settlement Agreement (hierna: TSA). Op 11 juni 2013 heeft Alpha tegen HCC een
procedure bij het Nederlands Arbitrage Instituut (hierna: het NAI) aanhangig gemaakt. Het NAI heeft een scheidsgerecht van drie arbiters samengesteld (hierna: het scheidsgerecht) en partijen hebben het NAI Arbitragereglement van 1 januari 2010 in de Engelse vertaling (hierna: het NAI-reglement) van toepassing verklaard op de arbitrageprocedure.
2.3
Op 2 december 2014 heeft Alpha haar Statement of Claim bij het scheidsgerecht
ingediend. Zij vordert daarin, onder meer, betaling van de resterende termijnen van de
koopprijs onder de SPA vermeerderd met 5% rente per jaar.
2.4
Na uitwisseling van diverse (proces)stukken tussen partijen heeft ten overstaan van
het scheidsgerecht een First Evidentiary Hearing (van 1 tot 5 februari 2016) en een Second Evidentiary Hearing (van 11 tot 13 januari 2017) plaatsgevonden.
2.5
Op 24 maart 2017 hebben HCC en Alpha het scheidsgerecht als volgt per e-mail bericht:
“The Parties have conferred and resolved that they will agree to the deadline for the parties’ closing submissions being extended to Friday 21 April 2017 on the basis that on this date the Parties’ will provide their final submissions in these arbitral proceedings. In other words, the parties have agreed to waive their respective rights to file rebuttal submissions and will therefore proceed on the basis that there will be only one round of closing submissions, based on the common understanding that post-hearing briefs serve the purpose of commenting on the outcome of the evidentiary hearing(s) and the evidence which is on the record, but may not introduce new facts.”
Het scheidsgerecht heeft diezelfde dag per e-mail het volgende aan partijen geantwoord:
“The parties’ extension request (to file final closing submissions by 21 April 2017) is granted.”
2.6.
Op 21 april 2017 heeft Alpha haar Claimant’s Closing Submissions en heeft HCC haar Post-Hearing Brief ingediend (hierna afzonderlijk en gezamenlijk: de closing submission(s)). Alpha heeft in haar closing submission, voor zover relevant, het
volgende opgenomen:
“J3 INTEREST
504. The governing law of the SPA (the Law of Kazakhstan) applies to the Claimant’s right to seek interest in relation to late payment. No particular rate of interest is specified by the SPA.
505. Article 353 of the Civil Code of the Republic of Kazakhstan sets forth that a forfeit shall be payable for illegal use of another person’s money resulting from failure to discharge a monetary obligation or late discharge thereof or from illegal receipt or saving at another person’s expense. Where no contractual rate is set, the forfeit is calculated based on the official refinancing rate of the National Bank of the Republic of Kazakhstan on the day when the monetary obligation or part thereof is discharged. A court may make this award based on the official refinancing rate of the National Bank of the Republic of Kazakhstan: (i) on the day the claim was filed; (ii) on the day the judgment was issued; or (iii) on the day of actual payment (at the creditor’s option).
506. The Claimant elects for the interest rate to be that applicable as at the date of judgment. As of 1 April 2017, the official refinancing rate of the National Bank of the Republic of Kazakhstan is 11% per annum. (..) The Claimant therefore claims interest on each Milestone at the rate of 11% (or such other rate as may then be applicable) from the date the Tribunal finds the Milestone became due until the date of payment by the Respondent.”
2.7
Het scheidsgerecht heeft op 15 augustus 2017 een Award gewezen (hierna: het
oorspronkelijke vonnis). Het scheidsgerecht heeft in het oorspronkelijke vonnis - voor zover thans relevant en zakelijk weergegeven - geoordeeld dat HCC de resterende
termijnen van de koopprijs onder de SPA aan Alpha moet betalen vermeerderd met 5% rente per jaar. Over de gevorderde en toegewezen rentevoet van 5% per jaar heeft het scheidsgerecht het volgende overwogen:
“V. TRIBUNAL’S DECISION AND REASONING
(..)
E. Interest
1001. The Claimant submitted that a 5% per annum interest rate is applicable to payments under the SPA (…). The Respondent has not made any contrary submissions. The Tribunal accepts that a 5% per annum interest rate is the applicable rate to outstanding payments due under the SPA. (..)”
2.8
Op 14 september 2017 heeft Alpha met een beroep op (i) artikel 52 lid 1 van het
NAI-reglement een verzoek tot correctie van het oorspronkelijke vonnis (hierna: het
herstelverzoek) en (ii) artikel 53 lid 1 van het NAI-reglement een verzoek tot aanvulling van het oorspronkelijke vonnis (hierna: het verzoek tot aanvulling) bij het scheidsgerecht ingediend.
2.9
In het herstelverzoek heeft Alpha, onder meer, verzocht om de rentevoet van 5% per jaar aan te passen naar een rentevoet van 10,5% overeenkomstig hetgeen zij in haar closing submission heeft gevorderd en heeft daarbij, voor zover relevant, de volgende toelichting gegeven:
“11. The 5% interest rate specified in the Statement of Claim was the official refinancing rate of the National Bank of the Republic of Kazakhstan at the date of the Statement of Claim. However, in paragraph 506(1) of the Claimant’s Closing Submissions, the Claimant elected for the interest rate to be that applicable as at the date of judgment (rather than the date of the claim). On the date of the Award, the official refinancing rate of the National Bank of the Republic of Kazakhstan was 10,5% per annum ( [website] . Paragraphs 1001 and 1026(j) of the Award should therefore be amended to reflect this interest rate.”
2.10
Op 29 september 2017 heeft HCC haar reactie op het herstelverzoek en het verzoek tot aanvulling ingediend. Daarin heeft zij, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“33. Qualifying Claimant’s desire for a better interest rate as computational or clerical error in the meaning of Article 52(1) of the NAT Rules speaks for itself, and highlights Claimant’s - or its counsel’s - general approach in this matter.
34. Since the NAI Rules do not provide a legal basis for Claimant’s requested retroactive amendment of para. 1026(j) of the Award to the detriment of Respondent, this request must be rejected.”
2.11
Alpha heeft vervolgens op 9 oktober 2017 van repliek gediend waarbij zij -
samengevat en zakelijk weergegeven - de grondslag voor de gevorderde rentevoet van
10,5% zoals die in haar closing submission is opgenomen, heeft herhaald.
2.12
Op 16 oktober 2017 heeft HCC als volgt, voor zover relevant, van dupliek gediend:
“33. Claimant’s request that the interest rate of 5% payable under the Award (para. 1026(j) of the Award) should be amended to 10,5% as “computational or clerical error” in the meaning of Article 52(1) of the NAI Rules is evidently unfounded.
34. Claimant’s argument that it would be entitled to be compensated for its damage (..), and that a claim for an interest rate of 10,5% could be based on Kazakh law (..) relates to the substance of the matter and is therefore entirely misplaced in a Request for Corrections. Claimant would need to show that there is a “computational or clerical error”, which is obviously not the case.
35. There is no legal basis whatsoever for Claimant’s request for correction, and it must therefore be rejected.”
2.13
Bij beslissing van 31 oktober 2017, genaamd Decision (hierna: Decision), heeft het scheidsgerecht in overwegingen 64 tot en met 66 - samengevat en zakelijk weergegeven - geoordeeld dat het oorspronkelijke vonnis in die zin wordt gewijzigd dat (in plaats van 5% rente per jaar) 10,5% rente per jaar wordt toegewezen (hierna: het herstelvonnis). Daartoe is het volgende overwogen:
“52. With respect to the “other evident errors,” the Claimant applies for a correction to refer to the correct rate of interest claimed (..). The Tribunal notes two issues at the outset: (1) the Respondent has not made any contrary submissions as to the applicable rate of interest or the award of interest in general during the arbitration, (..) (2) the basis for the Tribunal’s award is the Claimant’s submission that it is entitled to interest. (..)
53. The Claimant’s requested correction concerns the reference to the correct applicable interest on which the Claimant’s position is based. A clerical error is an error resulting from a minor mistake or inadvertence and not from judicial reasoning or determination. The error in question is the reference to the incorrect submission. There is no judicial reasoning or determination involved in the Tribunal’s award of interest. It was simply for a claim that was not answered, and thus admitted. The Claimant’s position is that it is entitled to the “interest rate to be that applicable as at the date of judgment.” (..)
54. Contrary to the Respondent’s submission, it is not “evidently unfounded” (..) nor does it “speak for itself” (...) as to why the error is not clerical. The fact that the error “relates to the substance of the matter” does not mean it is not a clerical error. (..)
55. The Respondent’s submission that the requested correction “do[es] not provide a legal basis for Claimant’s requested retroactive amendment of para. 1026(j) of the Award to the detriment of Respondent” is equally rejected. (..) Taking the Respondent’s submission to its logical conclusion, no tribunal has any authority to correct any computational or clerical error for quantum of damages. Computational error inherently concerns the calculation of damages, the correction of which will necessarily be beneficial or detrimental to one party or the other. The fact that a correction is detrimental to one party is not a ground to reject the correction requested. The same must hold true for clerical errors.
56. Granting the Claimant’s requested corrections at paragraphs 9-11 of the Claimant’s Request for Corrections, and in exercise of the Tribunal’s discretion under NAI Rules Articles 23(3) and 52(4), the Tribunal therefore corrects the Award as follows:
a. Amend paragraph 1001 to “The Claimant submitted that a 10.5% per annum interest rate is applicable to payments under the SPA, as the applicable interest rate at the date of judgment. The Respondent has not made any contrary submissions. The Tribunal accepts that a 10.5% per annum interest rate is the applicable rate to outstanding payments due under the SPA.” (...).”
2.14
Het oorspronkelijke vonnis is op 18 augustus 2017 ter griffie van de rechtbank Amsterdam gedeponeerd en het herstelvonnis/aanvullende vonnis is op 8 november 2017 aan het oorspronkelijke vonnis gehecht (hierna gezamenlijk: het arbitrale vonnis). Op 18 december 2017 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam verlof verleend voor de tenuitvoerlegging van het oorspronkelijke vonnis en het verlof is op 21 december 2017 aan HCC betekend.
3. Beoordeling
3.1
Deze zaak gaat over het volgende.
3.1.1
Alpha is op 11 juni 2013 een arbitrageprocedure begonnen tegen HCC. Alpha heeft op 2 december 2014 haar inhoudelijke vordering bij het NAI ingediend, inhoudend onder meer betaling van resterende termijnen van een koopprijs, vermeerderd met 5% rente per jaar. Na een uitwisseling van processtukken en twee mondelinge behandelingen hebben partijen op 24 maart 2017 aan het scheidsgerecht schriftelijk laten weten dat beiden op 21 april 2017 hun laatste standpunten (‘final submission’) zouden inbrengen, waarbij geen nieuwe feiten meer naar voren gebracht zouden mogen worden en niet meer op elkaars standpunten zou mogen worden gereageerd. Alpha heeft in haar final submission op 21 april 2017 haar eis gewijzigd, en gebaseerd op Kazachs recht (waarbij geopteerd kan worden voor het officiële rentepercentage bij aanvang van de procedure of voor het officiële rentepercentage ten tijde van het wijzen van vonnis), 11% rente per jaar over haar koopprijs gevorderd. De arbiters hebben op 15 augustus 2017 een arbitraal vonnis gewezen, en daarbij – voor zover thans van belang, onder andere - aan Alpha USD 24,75 miljoen toegewezen, vermeerderd met 5% rente per jaar. Alpha heeft op 14 september 2017 een herstelverzoek ingediend, en - voor zover hier relevant, onder meer - verzocht het toegekende rentepercentage van 5% te wijzigen in 10,5% omdat sprake was van - zo begrijpt het hof - een fout die zich voor een eenvoudig herstel leent. HCC heeft hier op 29 september 2017 schriftelijk op gereageerd, en onder andere aangevoerd dat een dergelijke wijziging niet mogelijk is gelet op artikel 52 NAI-reglement. Alpha en HCC hebben in repliek en dupliek hun standpunten herhaald. Vervolgens hebben de arbiters bij ‘Decision’ van 31 oktober 2017 het rentepercentage van 5% over de toegewezen hoofdsom gewijzigd in 10,5%.
3.1.2
Partijen zijn het er over eens dat de Decision van de arbiters van 31 oktober 2017 een aanpassing betekent van het oorspronkelijke arbitraal vonnis van 15 augustus 2017, in die zin dat er slechts één arbitraal vonnis is met een toegewezen hoofdsom van USD 24,75 miljoen te vermeerderen met 10,5% rente per jaar daarover.
3.1.3
Op vordering van HCC heeft de rechtbank bij het bestreden vonnis het (aldus aangepaste) arbitraal vonnis gedeeltelijk vernietigd, te weten voor zover over de hoofdsom een hoger rentepercentage dan 5% is toegewezen. De rechtbank is tot deze vernietiging overgegaan, omdat de eisvermeerdering van Alpha van 5% naar 11% in strijd is met artikel 34 lid 1 NAI-reglement alsmede met de tussen partijen op 27 maart 2017 gemaakte afspraak om geen nieuwe feitelijke standpunten meer in te nemen, dat de eis van 11% rente niet was onderbouwd, en de arbiters het beginsel van hoor en wederhoor hebben geschonden door de eisvermeerdering uiteindelijk toch te honoreren zonder HCC voorafgaand aan het arbitraal vonnis van 15 augustus 2017 in de gelegenheid te stellen daarop te reageren. Aldus is het arbitraal vonnis in strijd met de openbare orde tot stand gekomen, zo oordeelde de rechtbank. Voor zover een hoger rentepercentage dan 5% is toegekend, is het arbitraal vonnis vernietigd.
3.2
Alpha bestrijdt het vonnis, en voert daartoe aan dat het uiteindelijke arbitraal vonnis in stand dient te blijven, dan wel, de gehele bepaling over de rente dient te worden vernietigd. Zij voert daartoe zes grieven aan. Grief 1 heeft betrekking op de door de rechtbank vastgestelde feiten en grief 2 op het door de rechtbank toegepaste toetsingskader. Met grief 3 betoogt Alpha dat HCC belang mist bij de vernietiging van het arbitraal vonnis en met grief 4 dat HCC haar recht om vernietiging te vorderen, heeft verwerkt. De grieven 5 en 6 hebben betrekking op de door de rechtbank aangenomen strijd met de openbare orde en het op die grond gedeeltelijk vernietigen van het arbitraal vonnis.
3.3
HCC bestrijdt de grieven.
3.4
Het hof oordeelt als volgt.
3.4.1
Voor zover grief 1 is gericht op de onvolledigheid van de door de rechtbank vastgestelde feiten, kan deze grief op zichzelf niet tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Bij het vaststellen van de feiten heeft het hof rekening gehouden met hetgeen in het kader van deze grief naar voren is gebracht. De grieven 2 tot en 6 lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Naar aanleiding daarvan overweegt het hof als volgt. Het op 21 april 2017 door Alpha gevorderde rentepercentage van 11% moet, zoals door de rechtbank is vastgesteld en tegen welke vaststelling niet is gegriefd, als een vermeerdering van eis worden aangemerkt. Tot de final submission was immers geen ander rentepercentage genoemd dan 5%, en pas op 21 april 2017 opteerde Alpha voor een hoger percentage. Een dergelijke vermeerdering van eis was op grond van artikel 34 lid 1 NAI-reglement op dat moment niet meer toegestaan omdat zij, zoals de rechtbank ook heeft overwogen, pas bij de laatste closing submission is ingesteld, en niet bij aanvang van de laatste zitting. Alpha heeft zich er niet op beroepen dat zich een bijzonder geval, in de zin van artikel 34 lid 1 NAI-reglement, heeft voorgedaan om deze eisvermeerdering pas op dat moment in te dienen, en de arbiters hebben er (daarom) geen aandacht aan besteed dat zich een dergelijk bijzonder geval zou voordoen. Het hof volgt Alpha niet in haar betoog dat HCC de arbiters erop had moeten wijzen dat Alpha met haar final submission in strijd handelde met artikel 34 lid 1 NAI-Reglement: HCC mocht er op vertrouwen dat de arbiters het reglement correct zouden toepassen. Dat HCC daarmee ook afstand zou hebben gedaan vernietiging van het arbitraal vonnis te vorderen, of het recht daartoe zou hebben verwerkt – zoals het hof grief 4 van Alpha begrijpt – is dan ook niet juist. Het honoreren van de eiswijziging, zoals de arbiters uiteindelijk hebben gedaan, is alleen al om die reden in strijd met (artikel 34 lid 1 van) het NAI-reglement. Daarmee zijn de arbiters buiten hun opdracht getreden hetgeen op grond van artikel 1065 lid 1 sub c Rv grond vormt voor vernietiging van het arbitraal vonnis. De stelling dat HCC geen belang zou hebben bij vernietiging van het arbitraal vonnis, wordt verworpen: of HCC in een nieuwe procedure opnieuw tot betaling van het (hoge) rentepercentage zal worden veroordeeld, valt buiten de beoordelingsbevoegdheid van het hof, zodat daarop niet kan worden vooruitgelopen. Er kan dus ook niet worden aangenomen dat een dergelijke veroordeling zal plaatsvinden. Daarmee heeft HCC belang bij vernietiging van het arbitraal vonnis.
3.4.2
De arbiters hebben het verzoek om wijziging van het arbitraal vonnis opgevat als het verzoek terug te komen van een zich voor eenvoudig herstel lenende foutieve beslissing. De arbiters hebben het niet toekennen van het gewijzigde rentepercentage als zodanig aangemerkt. Dat betekent logischerwijze dat de arbiters van oordeel zijn dat het hoge rentepercentage reeds in het aanvankelijke arbitraal vonnis op 15 augustus 2017 had moeten worden toegekend. HCC is voorafgaand aan het arbitraal vonnis van 15 augustus 2017 niet in de gelegenheid geweest te reageren op de vermeerdering van eis door Alpha op 21 april 2017. Integendeel, partijen hadden juist afgesproken dat op 21 april 2017 geen nieuwe feiten meer mochten worden aangevoerd en dat partijen ook niet meer elkaars final submission mochten reageren. Indien bij het arbitraal vonnis van 15 augustus 2017 het verhoogde rentepercentage van 11% of 10,5% zou zijn toegekend, dan was dat met evidente schending van het beginsel van hoor en wederhoor gebeurd. Een dergelijke schending kan niet worden goedgemaakt doordat er na het wijzen van het oorspronkelijke arbitraal vonnis (in dit geval dat van 15 augustus 2017) mag worden gereageerd op de vordering tot herstel op grond van een zich voor eenvoudig herstel lenende fout. Ook vanwege deze schending van hoor en wederhoor is het (gewijzigde) arbitraal vonnis vatbaar voor vernietiging (artikel 1065 lid 1 sub e Rv).
3.4.3
Ten slotte is het hof van oordeel dat een aanpassing van het toegekende rentepercentage omdat geen acht zou zijn geslagen op een (nader) processtuk, niet aan te merken is als een verzoek om een reken- of schrijffout in een vonnis te herstellen, in de zin van artikel 1060 Rv dan wel artikel 52 lid 1 NAI-reglement.
3.4.4
De tussenconclusie is dat de arbiters aan Alpha niet een hoger rentepercentage over de toegekende hoofdsom hadden mogen toekennen dan de op 15 augustus 2017 al toegekende 5%. Zulks vormt grond voor vernietiging van het arbitraal vonnis.
3.5
HCC vorderde in eerste aanleg gedeeltelijke dan wel volledige vernietiging van het arbitraal vonnis.
3.5.1
Alpha heeft in eerste aanleg niets gesteld over de – al dan niet bestaande - onmogelijkheid voor de rechtbank om het arbitraal vonnis slechts gedeeltelijk te vernietigen, en materieel, in plaats van 10,5% rente, een rentepercentage van 5% in stand te laten dan wel toe te kennen. In hoger beroep heeft Alpha aangevoerd dat het mogelijk is dat het arbitraal vonnis wordt vernietigd waar het de toegekende rente betreft, maar dat het niet mogelijk is een deel van de toegekende rente te vernietigen en een ander (overgebleven) deel niet. Gedeeltelijke vernietiging heeft naar haar zeggen op zich de voorkeur, maar kan slechts wanneer het te vernietigen gedeelte “niet onverbrekelijk” samenhangt met het wel in stand te laten gedeelte. HCC bestrijdt zulks en voert aan dat de rechtbank juist heeft gehandeld.
3.5.2
Het hof is van oordeel dat een toegekend rentepercentage niet gedeeltelijk kan worden vernietigd, op de wijze zoals door de rechtbank is geschied. Door in plaats van de door de arbiters toegekende 10,5% rente een rentepercentage van 5% in stand te laten, neemt de vernietigingsrechter een inhoudelijke beslissing over de aan de arbiters voorgelegde vordering omtrent de verschuldigde rente, hetgeen niet de rol van de vernietigingsrechter is. Dat het arbitraal vonnis niet wordt vernietigd waar het betreft de toegekende hoofdsom, maar wel waar het betreft de toegekende rente is echter niet onverenigbaar met de rol van de vernietigingsrechter. Hoofdsom en rente zijn immers niet onverbrekelijk met elkaar verbonden.
3.5.3
Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat door HCC (in ieder geval) 5% rente dient te worden betaald over de toegewezen hoofdsom, zal het bestreden vonnis worden vernietigd daar waar over de hoofdsom rente wordt toegekend. Grief 6 slaagt derhalve. De overige grieven falen.
3.6
Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, zal Alpha in de proceskosten in hoger beroep worden veroordeeld. De proceskostenveroordeling zoals uitgesproken in eerste aanleg wordt in stand gelaten.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij onder 5.1 het tussen Alpha en HCC onder nummer NAI 4145 gewezen arbitraal vonnis (Decision) is vernietigd voor zover daarin een rentevoet hoger dan 5% per jaar is toegewezen (waardoor de wijziging van het oorspronkelijke vonnis zoals genoemd in paragrafen 64 tot en met 66 van het herstelvonnis ongedaan wordt gemaakt)
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
vernietigt het tussen Alpha en HCC onder nummer NAI 4145 gewezen arbitraal vonnis (Decision) voor zover daarin in paragraaf 1026 (j) aan Alpha rente is toegekend over de in paragraaf 1026 (c) en (g) van dat arbitraal vonnis toegekende bedragen;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Alpha in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van HCC begroot op € 741,- aan verschotten en € 2.148,- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, M.L.D. Akkaya en M.S.A. Vegter en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2021.