Einde inhoudsopgave
Algemene douanewet
Artikel 3:3
Geldend
Geldend vanaf 03-06-2021
- Bronpublicatie:
11-11-2020, Stb. 2020, 472 (uitgifte: 25-11-2020, kamerstukken: 35437)
- Inwerkingtreding
03-06-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-11-2020, Stb. 2020, 472 (uitgifte: 25-11-2020, kamerstukken: 35437)
- Vakgebied(en)
Douane (V)
1.
Een beslissing tot inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 7 van de Verordening liquide middelen wordt door de inspecteur schriftelijk genomen. De schriftelijke beslissing wordt aangemerkt als een beschikking. De bekendmaking daarvan geschiedt hetzij aan de natuurlijke persoon die niet aan de aangifteplicht uit hoofde van artikel 3 van die verordening heeft voldaan, hetzij, indien deze persoon onbekend is, in het openbaar volgens bij regeling van Onze Minister van Financiën te stellen regels.
2.
De beschikking vermeldt welke gegevens in strijd met de aangifteplicht niet, onvolledig of onjuist zijn verstrekt en verwijst naar de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het zevende lid.
3.
De inspecteur is bevoegd de inbewaringneming van de liquide middelen te doen voortduren zolang de nodige gegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, of van artikel 4, tweede lid, van de Verordening liquide middelen, ontbreken.
4.
De inbewaringneming van de liquide middelen wordt beëindigd door strafrechtelijke inbeslagneming of door een schriftelijke beslissing van de inspecteur. Een schriftelijke beslissing van de inspecteur als bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als een beschikking. Het eerste lid, derde volzin, is met betrekking tot deze beschikking van overeenkomstige toepassing.
5.
De beschikking, bedoeld in het vierde lid, vermeldt het tijdstip van beëindiging van de inbewaringneming van de liquide middelen en vermeldt voorts dat deze nog tot en met het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de in het vierde lid bedoelde beschikking is bekendgemaakt, ter uitkering door de inspecteur aan een rechthebbende beschikbaar blijven voorzover de liquide middelen niet strekken tot voldoening van kosten als bedoeld in het zevende lid.
6.
Indien liquide middelen die beschikbaar blijven in de zin van het vijfde lid niet voor afloop van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de in het vierde lid bedoelde beschikking is bekendgemaakt, aan een rechthebbende zijn uitgekeerd, wordt hetzij het bedrag daarvan, hetzij — voorzover de liquide middelen geen Nederlandse wettige betaalmiddelen zijn — de verkoopopbrengst daarvan opgenomen in de consignatiekas. Artikel 9, tweede tot en met zesde lid, van de Wet op de consignatie van gelden blijft buiten toepassing.
7.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gevallen worden vastgesteld waarin de kosten verbonden aan een inbewaringneming van liquide middelen op de voet van artikel 7 van de Verordening liquide middelen, geheel of gedeeltelijk dienen te worden vergoed door de natuurlijke persoon die niet aan de aangifteplicht uit hoofde van artikel 3 of artikel 4 van die verordening heeft voldaan. Heffing en invordering van te vergoeden kosten geschieden overeenkomstig de wettelijke regels voor de heffing, onderscheidenlijk invordering, van kosten van ambtelijke werkzaamheden als bedoeld in artikel 1:19.