Rb. Arnhem, 28-09-2010, nr. 05/701988-10
ECLI:NL:RBARN:2010:BN8471
- Instantie
Rechtbank Arnhem
- Datum
28-09-2010
- Zaaknummer
05/701988-10
- LJN
BN8471
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBARN:2010:BN8471, Uitspraak, Rechtbank Arnhem, 28‑09‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2013:673
Uitspraak 28‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Arnhem, 28 september 2010- De rechtbank Arnhem heeft 4 jongens van 15 en 16 jaar veroordeeld wegens aanranding en verkrachting van een 14-jarig meisje tot (voorwaardelijke) jeugddetentie, reclasseringstoezicht met een behandeling bij de forensische GGZ instelling Jong Batelaar en tot taakstraffen variërend van 80 tot 120 uur. Vast is komen te staan dat de vier jongens tijdens een feestje in nauwe samenwerking in een steegje het meisje seksueel hebben misbruikt. Het meisje was zichtbaar onder invloed van alcohol. De jongens hebben verklaard dat zij uit het gedrag van het meisje hebben afgeleid dat zij zou hebben ingestemd met de seksuele handelingen. De rechtbank heeft daarover overwogen dat de aanname dat zij de seksuele handelingen vrijwillig heeft ondergaan in de omstandigheden zoals die zich hebben voorgedaan onvoldoende is om ondubbelzinnig van haar vrijwilligheid te kunnen uitgaan.
Partij(en)
RECHTBANK ARNHEM
Sector strafrecht
Meervoudige Kamer voor kinderstrafzaken
Promis II
Parketnummer : [nummer]
Datum zitting : 14 september 2010
Datum uitspraak: 28 september 2010
TEGENSPRAAK
In de zaak van
de officier van justitie in het arrondissement Arnhem
tegen
naam : [verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het met
zijn/hun penis en/of vinger(s) penetreren in haar vagina en/of met zijn/hun
penis en/of tong penetreren in haar mond, welk geweld of andere feitelijkheid
en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben
bestaan dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) opzettelijk die
[slachtoffer] (die zichtbaar onder invloed van alcohol verkeerde) naar een steegje heeft/hebben meegenomen en/of om die
[slachtoffer] heen zijn gaan staan en/of de legging en/of onderbroek van die
[slachtoffer] naar beneden heeft/hebben getrokken en/of die [slachtoffer]
heeft/hebben vastgepakt en/of (het hoofd) die [slachtoffer] naar beneden
heeft/hebben geduwd en/of die [slachtoffer] bij haar heupen heeft/hebben
vastgepakt en/of die [slachtoffer] tegen de muur/schutting heeft/hebben gedrukt
en/of die [slachtoffer] heeft/hebben gesommeerd haar benen wijd te doen en/of
de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft/hebben geduwd en/of een
dusdanige dreigende en/of intimiderende situatie heeft/hebben gecreeërd dat
die [slachtoffer] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken en/of
voorbij is/zijn gegaan aan de door die [slachtoffer] geuitte woorden dat zij
dit niet wilde;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met [slachtoffer], van wie hij,
verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s) wist(en) dat die
[slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of
lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige
ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die
[slachtoffer] niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te
bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer]
(met zijn/hun penis en/of vinger(s)) gepenetreerd in haar vagina en/of
(met zijn/hun penis en/of tong) gepenetreerd in haar mond en/of
betast en/of gelikt aan haar borst(en) en/of
betast aan haar bil(len);
2.
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen,
bestaande uit het opzettelijk ontuchtig betasten van de bil(len) en/of de
vagina en/of de borst(en) en/of het zoenen en/of likken van de borst(en) van
die [slachtoffer], en welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke
bedreiging met geweld of andere feitelijkheid bestond uit het opzettelijk
gewelddadig en/of dreigend die [slachtoffer] (die zichtbaar onder invloed van alcohol verkeerde) meenemen naar een steegje en/of om
die [slachtoffer] heen gaan staan en/of de legging en/of onderbroek van die
[slachtoffer] naar beneden trekken en/of die [slachtoffer] vastpakken en/of (het
hoofd van) die [slachtoffer] naar beneden duwen en/of die [slachtoffer] bij haar
heupen vastpakken en/of die [slachtoffer] tegen de muur/schutting drukken en/of
die [slachtoffer] sommeren haar benen wijd te doen en/of de benen van die
[slachtoffer] uit elkaar duwen en/of een dusdanige dreigende en/of
intimiderende situatie creëren dat die [slachtoffer] zich daaraan niet kon
en/of durfde te onttrekken en/of voorbij gaan aan de door die [slachtoffer]
geuitte woorden dat zij dit niet wilde;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
2. Het onderzoek ter terechtzitting
De zaak is op 14 september 2010 ter terechtzitting met gesloten deuren onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd:
- *
[slachtoffer].
Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is mr. C.W. Langereis als gemachtigde ter terechtzitting verschenen.
3. De beslissing inzake het bewijs1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op of omstreeks 6 juni 2010 te Arnhem hebben verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], seksuele handelingen verricht met [slachtoffer], welke handelingen onder andere bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer].2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten.
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 1 bewezen dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] met hun penis seksueel zijn binnengedrongen in de mond van het slachtoffer, op basis van de aangifte en de verklaring van verdachte en de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Voorts kan worden bewezen dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] met hun vingers seksueel zijn binnengedrongen in de vagina van het slachtoffer, hetgeen ook door hen is erkend. Tevens kan worden bewezen dat het slachtoffer seksueel is binnengedrongen in haar vagina door een penis, op basis van de aangifte en de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] en [verdachte].
De officier van justitie voert ten aanzien van het dwingen aan dat verdachte en de medeverdachten het slachtoffer opzettelijk in een situatie gebracht hebben waaraan het slachtoffer zich niet heeft kunnen onttrekken door de omstandigheid dat het slachtoffer door de alcohol zich niet goed kon verzetten, verdachte en de medeverdachten met zijn vieren om het slachtoffer heen stonden, haar hoofd hebben vastgepakt en haar opdrachten hebben gegeven op dwingende toon.
Verdachte heeft zich er niet voldoende van vergewist of het slachtoffer echt wel wilde, gelet op de omstandigheid dat het slachtoffer zichtbaar teveel gedronken had en zich daardoor niet helemaal kon verzetten. Daarbij speelt tevens mee dat verdachte het slachtoffer niet kende, maar verdachte wel zijn broek open deed denkend dat zij hem misschien ook wel wilde pijpen. Gelet op het feit dat verdachte is door gegaan en er niet op heeft gelet wat het slachtoffer wilde, was zijn opzet gericht op verkrachting.
Hoewel bepaalde tenlastegelegde handelingen door verdachte worden ontkend, is hij ook verantwoordelijk voor de handelingen die door de medeverdachten zijn verricht nu er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en verdachte deel uit maakte van de groep.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt dat de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De raadsman merkt hiertoe vooraleerst op dat de verklaring van het slachtoffer niet betrouwbaar is en geen ondersteuning vindt in de overige verklaringen in het dossier. Dit terwijl verdachte en de medeverdachten in hoofdlijnen gelijk verklaren.
De raadsman stelt ten aanzien van feit 1 primair daartoe dat er geen wettig bewijs is nu uit geen van de verklaringen blijkt dat er sprake is geweest van geweld of dreiging met geweld. Er is geen dreigende sfeer gecreëerd door verdachte en de medeverdachten. Enkel het gezamenlijk overwicht doordat verdachte en de medeverdachten om het slachtoffer heen stonden is onvoldoende om te komen tot het bestanddeel andere feitelijkheid. Voorts heeft verdachte niet kunnen bevroeden dat het slachtoffer op enig moment niet meer wilde. Zij heeft ook niet aangegeven dat zij niet wilde, ze is in het begin uit vrije wil meegegaan naar een steegje en heeft een actief aandeel in de seksuele handelingen.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair merkt de raadsman op dat er bij het slachtoffer geen sprake is geweest van een staat van bewusteloosheid dan wel verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht. Dit volgt uit het feit dat het slachtoffer zeer gedetailleerd heeft verklaard, goed aanspreekbaar is, antwoord geeft op vragen, actief meedoet en initiatief toont. Subsidiair voert de raadsman aan dat het opzet van verdachte niet bewezen kan worden, nu verdachte niet wist dat het slachtoffer zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond.
Ten aanzien van feit 2 dient eveneens vrijspraak te volgen, aldus de raadsman, op grond van hetgeen ten aanzien van feit 1 met betrekking tot het opzet van verdachte en het begrip verminderd bewustzijn door hem naar voren is gebracht.
Beoordeling ten aanzien van feit 1
De rechtbank overweegt op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting het volgende.
[slachtoffer] gaat 's avonds met medeverdachte [medeverdachte 1] mee naar buiten, nadat [medeverdachte 1] dat aan haar gevraagd heeft.3 [slachtoffer] wordt door [medeverdachte 1] meegenomen naar een steeg.4
In de steeg komen echter ook plotseling medeverdachte [medeverdachte 2], medeverdachte [medeverdachte 3] en verdachte erbij.5 De vier jongens zijn vervolgens dicht om [slachtoffer] heen gaan staan, waarbij [slachtoffer] met haar rug tegen een schutting staat.6 Verdachte en de medeverdachten hebben hun broek op dat moment al naar beneden gedaan.7 Verdachte en de medeverdachten zien dat [slachtoffer] onder invloed is van alcohol.8 [slachtoffer] wordt gesommeerd haar benen wijd te doen9 en haar legging en onderbroek worden naar beneden getrokken10. Vervolgens vinden er achtereenvolgens en ook tegelijkertijd verschillende seksuele handelingen plaats tussen [slachtoffer] en de vier jongens; [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn met hun penis in de mond van [slachtoffer] geweest en zijn door haar gepijpt.11 [slachtoffer] is hierbij door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vastgepakt (bij haar hoofd).12 Ook is [medeverdachte 1] met zijn penis in de vagina van [slachtoffer] geweest.13 Tevens zijn [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] met hun vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] geweest.14 Getuige [getuige]15 verklaart: “Toen ik de steeg in liep zag ik een meisje staan die werd vastgehouden door twee jongens. Ik zag dat het meisje naar voren gedrukt stond. De jongens stonden voor haar en duwden het meisje met haar gezicht naar beneden. Een jongen stond achter haar en er stonden nog twee jongens tegen de zijkant”. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij niet weg durfde te rennen16 en dat ze niet weg kon doordat de jongens dicht om haar heen stonden17. Voorts heeft [slachtoffer] verklaard ‘Ik wist wel dat ik het niet wilde. Ik heb het denk ik niet goed genoeg duidelijk gemaakt. Ik heb het wel gezegd maar niet geschreeuwd. (…) Ik had niet het gevoel dat ik weg kon lopen. Ze hadden dan mijn arm vastgepakt denk ik. Ik denk dat ze me niet hadden laten gaan. Ik kon niet weg. Ze stonden met zijn vieren dicht om mij heen.’18
De rechtbank overweegt dat van door een feitelijkheid dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer als bedoeld in artikel 242 Sr slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft ondergaan. (HR 16-11-1999, NJ 2000,125.)
De rechtbank acht het, op grond van het voorgaande én gelet op het overwicht dat de jongens, niet alleen getalsmatig, maar ook psychisch en lichamelijk op haar hadden bewezen dat [slachtoffer] zich gedwongen voelde tot het ondergaan van de voornoemde seksuele handelingen. Door te handelen zoals hiervoor omschreven heeft verdachte, samen met de medeverdachten, naar het oordeel van de rechtbank een dreigende en/of intimiderende situatie gecreëerd waarvan zij moeten hebben geweten dat daardoor de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] niet wilde door desondanks door te gaan met de seksuele handelingen hebben zij die kans bewust aanvaard. Ondanks de omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat [slachtoffer] zich fysiek of verbaal heeft verzet, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van dwang door geweld of een andere feitelijkheid, nu verdachte en de medeverdachten [slachtoffer] in haar mogelijkheid tot verzet aanmerkelijk hebben beperkt door, zoals vermeld, onder meer op korte afstand om haar heen te gaan staan, haar vast te pakken, haar te sommeren haar benen wijd te doen, terwijl zij met haar rug tegen een schutting staat en zichtbaar onder invloed is van alcohol. Verdachte en de medeverdachten hebben door de door hen gecreëerde situatie geen andere mogelijkheden opengelaten voor [slachtoffer] dan mee te gaan in de lustgevoelens van de jongens, die er enkel op uit waren deze gevoelens van lust bevredigd te doen raken, ook als dit betekende dat hierbij voorbij gegaan moest worden aan de wil van [slachtoffer]. De aanname van verdachte dat [slachtoffer] de seksuele handelingen vrijwillig wilde ondergaan is in de geschetste omstandigheden en in het licht van het vorenstaande onvoldoende om ondubbelzinnig van haar vrijwilligheid uit te kunnen gaan. Verdachte moet, evenals de medeverdachten, hebben begrepen dat [slachtoffer], gelet op de situatie waarin zij haar gebracht hadden, de desbetreffende seksuele handelingen tegen haar wil onderging.
Verdachte heeft [slachtoffer] door haar in de hiervoor beschreven situatie te brengen, tezamen en in vereniging met de medeverdachten gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen waaronder het binnendringen in haar mond en/of vagina. Hieruit volgt dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan verkrachting.
Beoordeling ten aanzien van feit 2
De rechtbank overweegt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende.
Hetgeen de rechtbank ten aanzien van dwang door geweld of een andere feitelijkheid hiervoor heeft overwogen, dient als hier ingelast te worden gelezen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte en de medeverdachten [slachtoffer] hebben gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig betasten van de bil(len)19, de vagina20, de borsten21 en het likken van de borst(en)22.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene de onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
- 1.
primair
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten het met zijn/hun penis en vingers penetreren in haar vagina en met hun
penis penetreren in haar mond, welk geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben
bestaan dat verdachte en/of verdachtes mededaders opzettelijk om die
[slachtoffer] die zichtbaar onder invloed van alcohol verkeerde heen zijn gaan staan en de legging en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft/hebben getrokken en die [slachtoffer] hebben vastgepakt en (het hoofd) van die [slachtoffer] naar beneden
heeft/hebben geduwd en die [slachtoffer] bij haar heupen hebben vastgepakt
en die [slachtoffer] heeft gesommeerd haar benen wijd te doen en een
dusdanige dreigende en/of intimiderende situatie hebben gecreëerd dat
die [slachtoffer] zich daaraan niet kon en/of durfde te onttrekken;
- 2.
hij op of omstreeks 06 juni 2010 te Arnhem, tezamen en in vereniging met anderen, door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het opzettelijk ontuchtig betasten van de billen en de
vagina en de borsten en het likken van de borst(en) van die [slachtoffer], en welk geweld of andere feitelijkheid bestond uit het dreigend om die [slachtoffer] die zichtbaar onder invloed van alcohol verkeerde heen gaan staan en de legging en onderbroek van die
[slachtoffer] naar beneden trekken en die [slachtoffer] vastpakken en (het
hoofd van) die [slachtoffer] naar beneden duwen en die [slachtoffer] bij haar
heupen vastpakken en die [slachtoffer] sommeren haar benen wijd te doen en een dusdanige dreigende en/of intimiderende situatie creëren dat die [slachtoffer] zich daaraan niet kon
en/of durfde te onttrekken;
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.
4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair:
verkrachting, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van feit 2:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, terwijl het feit is gepleegd door twee of meer verenigde personen
De feiten zijn strafbaar.
5. De strafbaarheid van verdachte
Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten.
Verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie(s)
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben zich schuldig gemaakt aan verkrachting. Verdachte heeft het slachtoffer in de hiervoor beschreven situatie gebracht als gevolg waarvan zij tegen haar wil seksuele handelingen heeft moeten ondergaan die door hem en de medeverdachten gepleegd zijn.
Een groepsverkrachting is een zeer ernstig feit, waarbij een grove inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten vaak langdurig en ernstige psychische schade van deze gebeurtenissen ondervinden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring, welke ter terechtzitting van 14 september 2010 is voorgelezen, blijkt ook dat het feit voor het slachtoffer grote gevolgen heeft (gehad).
De officier van justitie heeft ter zake van het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde gerekwireerd tot een jeugddetentie voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde het volgen van een leerstraf seksualiteit en voorts met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit aan verdachte een werkstraf dan wel een leerstraf op te leggen, zodat verdachte niet opnieuw een detentie hoeft te ondergaan. Er is geen reden voor het opleggen van een voorwaardelijke straf, nu er geen kans is op recidive.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 16 augustus 2010 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Uit de brief van 16 augustus 2010 van H.K. Meijer, gz-psycholoog, blijkt dat er geen contact met verdachte mogelijk is gebleken en dat verdachte via de jeugdreclassering heeft aangegeven niet mee te willen werken aan een persoonlijkheidsonderzoek.
Door de Jeugdreclassering is een voorlichtingsrapport uitgebracht omtrent de persoon van de verdachte. De Jeugdreclassering adviseert in haar rapport van 03 september 2010 verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke detentiestraf gelijk aan het voorarrest, een leerstraf seksualiteit van 25 uren en een proeftijd. Hierbij is jeugdreclasseringstoezicht niet noodzakelijk nu er geen zorgen zijn op de verschillende leefgebieden van verdachte.
Ter terechtzitting van 14 september 2010 heeft mevrouw Heutink van de Jeugdreclassering aangegeven dat in het voorlichtingsrapport het opleggen van een proeftijd geadviseerd wordt, zonder een voorwaardelijke straf waaraan de proeftijd gekoppeld kan worden. Ter terechtzitting heeft de Jeugdreclassering zich aangesloten bij na te noemen advies van de Raad.
De Raad voor de Kinderbescherming geeft in zijn briefrapport van 08 september 2010 aan dat het opleggen van een voorwaardelijke straf in verband met de geringe recidivekans niet noodzakelijk geacht wordt. De Raad adviseert aan verdachte de leerstraf ‘Seksualiteit individueel’ op te leggen met eventueel aanvullend een onvoorwaardelijke werkstraf.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak onder meer een jeugddetentie voor de duur van 117 dagen in aanmerking komt, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek van de tijd door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd, dient als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden, aanleiding aan de voorwaardelijke jeugddetentie de bijzondere voorwaarde te verbinden dat verdachte een ambulante behandeling dient te volgen bij Jong Batelaar of een soortgelijke instelling.
Voorts wordt verdachte veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
De rechtbank is van oordeel dat de grondslag voor de voorlopige hechtenis van verdachte thans niet meer aanwezig is. De inmiddels geschorste voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven.
6a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering, strekkende tot vergoeding van geleden schade.
Ter terechtzitting van 14 september 2010 heeft mr. C.W. Langereis namens de benadeelde partij de vordering nader toegelicht.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 2770,92 hoofdelijk toe te wijzen en een schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor een vierde deel op te leggen tot dit bedrag. De gevorderde immateriële schade van € 2.500,-- acht de officier van justitie redelijk, gelet op de jurisprudentie in soortgelijke zaken. De benadeelde partij dient in haar vordering ten aanzien van de reis- en verblijfkosten op [land] niet-ontvankelijk verklaard te worden omdat het geen rechtstreekse schade betreft en de vordering derhalve niet eenvoudig van aard is op dat punt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair acht de verdediging de vordering niet-ontvankelijk nu de vordering onvoldoende is onderbouwd, waardoor deze niet van eenvoudige aard is.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aan de benadeelde partij is door de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen, ook al zijn andere daders daarbij betrokken. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op na te melden bedrag.
De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer] tot een bedrag van € 496,07 aan materiële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken naar billijkheid op dat bedrag is begroot. Daarbij acht de rechtbank de medicijnen ad € 14,95, de parkeerkosten voor het UMC voor in totaal twaalf behandelingen à € 2,-- en de reiskosten à € 441,12 voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de gevorderde kosten met betrekking tot de legging, de telefoonkosten en de reis- en verblijfkosten op [land] zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren omdat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank acht voldoende bewezen dat [slachtoffer] door hetgeen haar is aangedaan immateriële schade heeft geleden en dat zij uit dien hoofde terecht aanspraak maakt op vergoeding van die schade. De rechtbank kan in deze strafrechtelijke procedure niet exact vaststellen welk bedrag aan vergoeding voor de geleden immateriële schade juist is. Zij is echter van oordeel dat in ieder geval een bedrag van € 1.000,-- aan schadevergoeding op zijn plaats is zodat zij dit bedrag zal toewijzen aan het slachtoffer. De vordering is voorzover zij strekt tot vergoeding van een hoger bedrag wegens immateriële schade en van andere schade niet van eenvoudige aard zodat de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk is en de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is niet meer tot vergoeding gehouden indien en voorzover het gevorderde door zijn mededaders is of wordt voldaan.
Voor het toewijsbare deel van de vordering geldt tevens dat de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht zal toepassen en dus verdachte de verplichting zal opleggen een bedrag, gelijk aan het door de rechtbank toe te wijzen schadebedrag, aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partij.
7. De toegepaste wettelijke bepalingen
8. De beslissing
De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een jeugddetentie voor de duur van 117 (honderdzeventien) dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie 90 (negentig) dagen niet zullen worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dan wel niet is nagekomen de volgende bijzondere voorwaarde:
- -
Veroordeelde dient gedurende de proeftijd deel te nemen aan een ambulante behandeling bij Jong Batelaar of een andere, soortgelijke instelling.
Geeft opdracht aan de Jeugdreclassering van de Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland om aan veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarde Hulp en Steun te verlenen.
Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht.
het verrichten van een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren.
Bepaalt dat de werkstraf binnen één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden verricht.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende jeugddetentie vast op 50 (vijftig) dagen.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Heft op het -inmiddels geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van veroordeelde voornoemd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], [woonplaats]
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten dele toe.
- -
Veroordeelt de veroordeelde - met dien verstande dat indien en voorzover de medeverdachte(n) betaalt/betalen ook veroordeelde daardoor tegenover [slachtoffer] zal zijn gekweten - tegen kwijting aan [slachtoffer] wonende te [adres], [woonplaats], te betalen € 1.496,07 (zegge veertienhonderdzesennegentig euro en zeven eurocent).
- -
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
- -
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk nu de vordering voor dat gedeelte niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Verstaat dat de vordering voor wat dit betreft kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Maatregel van schadevergoeding ad € 1.496,07 subsidiair 29 dagen jeugddetentie.
- -
Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [adres], [woonplaats] te betalen € 1.496,07 (zegge veertienhonderdzesennegentig euro en zeven eurocent), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 29 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- -
Bepaalt daarbij dat voldoening aan de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. R.M.H. Pennings, kinderrechter, als voorzitter,
mr. C.G. Peper, kinderrechter,
mr. C.M. Vinck, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. Baaziz, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2010.
- 1.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in het in wettelijke vorm door de verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, DR/Unit Opsporing/Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer], gesloten op [datum] met de onderliggende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier. En voorts het in wettelijke vorm door de verbalisanten van de regiopolitie Gelderland-Midden, DR/Unit Opsporing/Team Zeden, opgemaakte aanvullend proces-verbaal.
- 2.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 74-77; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 168-187; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2], p. 211-222; het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 257-267; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 318-322.
- 3.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.74-75; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 167; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 318.
- 4.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75.
- 5.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 168; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2], p. 213-214; het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 263; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 318.
- 6.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p.75; de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 14 september 2010; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2], p. 215; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 319.
- 7.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 168; het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 264; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 320.
- 8.
De verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 14 september 2010; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 291; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2], p. 212-213; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 167.
- 9.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 76; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 319.
- 10.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 319.
- 11.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75-77; de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 14 september 2010; het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1], p. 168-169; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2], p. 215-216; het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3], p. 319.
- 12.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75-76; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 291 en 319; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2], p. 217.
- 13.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75; het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 274; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 319.
- 14.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 76; het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 257; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 322; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 185.
- 15.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 102.
- 16.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75.
- 17.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 76.
- 18.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 77.
- 19.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 319; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 168.
- 20.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75; de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] ter terechtzitting van 14 september 2010; het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 264; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 185.
- 21.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 75; het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 265; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 168.
- 22.
proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 76; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3], p. 320; het proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1], p. 168.