NJB 2020/1654:De proportionaliteitseis bij noodweer, art. 41 lid 1 Sr: deze eis strekt ertoe om niet ook dan een gedraging straffeloos te doen zijn indien zij als verdedigingsmiddel niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De in dat verband geldende maatstaf luidt of de gedraging als verdedigingsmiddel niet in onredelijke verhouding staat tot de ernst van de aanranding. De keuze van het verdedigingsmiddel en de wijze waarop het is gebruikt, staan bij de beoordeling van de proportionaliteit centraal. In casu kon het Hof het beroep op noodweer verwerpen, nu de verdediging – te weten: het onmiddellijk, zonder aarzeling meteen afvuren van meerdere kogels richting de gewapende man met de bivakmuts – niet in redelijke verhouding staat tot de ernst van de dreigende aanranding. Daarbij is mede van belang dat een en ander plaatsvond in een milieu waarin het niet ongebruikelijk is dat betrokkenen wapens bij zich dragen. Vereiste van een ‘ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding’ bij noodweer, art. 41 lid 1 Sr: van ogenblikkelijkheid is ook sprake bij een onmiddellijk dreigend gevaar voor een aanranding. Enkele vrees voor zo’n aanranding is niet voldoende. In casu kon het Hof oordelen dat wat betreft de andere twee mannen waarop de verdachte heeft geschoten geen sprake is geweest van een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, omdat de enkele vrees van de verdachte dat deze mannen op hem zouden gaan schieten onvoldoende is om een noodweersituatie aannemelijk te achten