RvdW 2022/67
Internationaal publiekrecht. IPR. Procesrecht. Immuniteit van jurisdictie militair en operationeel hoofdkwartier NAVO voor brandstofleveranties aan NAVO strijdkrachten in Afghanistan; internationaal gewoonterecht; functionele immuniteit. Beperking recht op toegang rechter, art. 6 EVRM; beschikbaarheid redelijk alternatieve middelen.
HR 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1956
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24 december 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons
- Zaaknummer
20/00937
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Rechtspraak
Internationaal publiekrecht / Fundamentele rechten van staten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1956, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:304, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑04‑2020
- Wetingang
Essentie
Internationaal publiekrecht. IPR. Procesrecht. Immuniteit van jurisdictie militair en operationeel hoofdkwartier NAVO voor brandstofleveranties aan NAVO strijdkrachten in Afghanistan; internationaal gewoonterecht; functionele immuniteit. Beperking recht op toegang rechter, art. 6 EVRM; beschikbaarheid redelijk alternatieve middelen.
Samenvatting
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 20 december 1985, NJ 1986/438, m.nt. P.J.I.M. de Waart geoordeeld dat bij gebreke van een verdrag waarin voorrechten en immuniteiten aan een internationale organisatie worden toegekend, uit het ongeschreven volkenrecht voortvloeit dat een internationale organisatie, ten minste in de staat op welks grondgebied die organisatie met instemming van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.