Einde inhoudsopgave
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Artikel 9.55 Vereisten bijzonder hoogleraarschap
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2017
- Bronpublicatie:
08-03-2017, Stb. 2017, 97 (uitgifte: 21-03-2017, kamerstukken: 34412)
- Inwerkingtreding
01-09-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-05-2017, Stb. 2017, 191 (uitgifte: 17-05-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
Om als bijzonder hoogleraar onderwijs te kunnen geven wordt vereist dat aan betrokkene de graad Doctor is verleend door een universiteit als bedoeld in artikel 1.22, eerste lid, dat betrokkene in het bezit is van een doctoraat, verkregen aan een zodanige instelling, dan wel dat betrokkene in bezit is van een bewijs dat de aanstelling door het college van bestuur is bekrachtigd.
2.
De bekrachtiging wordt geacht te zijn verleend, indien binnen acht weken na de ontvangst der aanvraag daarop geen beslissing is genomen. Door het college van bestuur kan deze termijn tot ten hoogste vier maanden worden verlengd. De bekrachtiging kan slechts bij een met redenen omkleed besluit worden geweigerd.
3.
Het bestuur van de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid geeft van elke aanstelling van een hoogleraar binnen vier weken kennis aan het college van bestuur.