Wet vestiging bedrijven BES
Artikel 7
Geldend
Geldend vanaf 07-10-2011. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Goedgekeurd bij de wet van 12-07-2012, Stb. 375.
- Bronpublicatie:
27-09-2011, Stcrt. 2011, 17604 (uitgifte: 06-10-2011, regelingnummer: WJZ/11122065)
- Inwerkingtreding
07-10-2011, terugwerkend tot: 10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2011, Stcrt. 2011, 17604 (uitgifte: 06-10-2011, regelingnummer: WJZ/11122065)
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De vergunning kan door hem, die haar verleende worden ingetrokken:
- a.
indien de persoon of personen, aan wie(n) de vergunning is verleend, niet kan (kunnen) aantoonen, dat de voor de vergunning gestelde voorwaarden worden nageleefd;
- b.
indien zij verkregen werd door het opzettelijk verschaffen van een onjuiste of onvolledige opgaaf, zooals bedoeld in artikel 4;
- c.
indien de vergunninghouder zijn zaak gedurende drie achtereenvolgende maanden of langer voor het publiek heeft gesloten en hij het bestuurscollege daarvan niet schriftelijk in kennis heeft gesteld;
- d.
indien de vergunninghouder zijn zaak gedurende zes achtereenvolgende maanden of langer voor het publiek heeft gesloten en hij het bestuurscollege van een tijdelijke sluiting schriftelijk in kennis heeft gesteld.
2.
Behoudens in gevallen, waarbij de vergunning werd verkregen door opzettelijk onjuiste of onvolledig verschafte gegevens, in welk geval intrekking van de vergunning plaats vindt nadat een veroordeling terzake van het misdrijf genoemd in artikel 10 lid 3, in kracht van gewijsde is gegaan, zal de bevoegde autoriteit aan de intrekking der vergunning een redelijken termijn verbinden, waarbinnen de vergunninghouder zijn zaak zal kunnen liquideeren. Na het verstrijken van dezen termijn wordt de betrokken persoon niet geacht in het bezit eener vergunning te zijn.