Rb. Groningen, 09-09-2010, nr. 18/630605-09 (promis), nr. 17/880190-05 (tul)
ECLI:NL:RBGRO:2010:BN6362
- Instantie
Rechtbank Groningen
- Datum
09-09-2010
- Zaaknummer
18/630605-09 (promis)
17/880190-05 (tul)
- LJN
BN6362
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht (V)
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGRO:2010:BN6362, Uitspraak, Rechtbank Groningen, 09‑09‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Ontslag van alle rechtsvervolging op grond van noodweerexces voor doodslag en poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummers: 18/630605-09 (promis) en 17/880190-05 (tul)
datum uitspraak: 9 september 2010
op tegenspraak
raadsman: mr. S. Weening
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
18 februari 2010, 10 mei 2010, 31 mei 2010 en 26 augustus 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij
op of omstreeks 9 november 2009
te Hoogezand, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, in ieder geval in Nederland,
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het
leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en al dan niet na
kalm beraad en rustig overleg,
met een pistool, althans met een vuurwapen, die [slachtoffer 1], een kogel ter hoogte
van de linker bekkenkam in het lichaam geschoten waardoor bij genoemd
slachtoffer ter hoogte van de linker bekkenkam een rechts zijwaarts, iets
rugwaarts en iets voetwaarts verlopend schotkanaal, verlopend doorheen de
spiermassa's, door het buikvlies, het kleine bekken, op meerdere plaatsen door
de dunne en dikke darm en/of een perforatie van de rechter heupslagader en/of
de rechter heupader werd(en) veroorzaakt,
als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] aan de daardoor en/of daarna en/of daarbij
opgetreden combinatie van verbloeding (met orgaanschade door tekort aan
circulerend bloed) en inademing van maaginhoud (door verstikking), althans
tengevolge van welke handeling(en) van verdachte voornoemde [slachtoffer 1], is
overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
2.
hij
op of omstreeks 9 november 2009
te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [betrokkene 1] van het leven te beroven, althans zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad
en rustig overleg,
met een pistool, althans met een vuurwapen, een of meer kogels heeft geschoten
in de richting van genoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] en/of [betrokkene 1],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 9 november 2009
te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, (een) persoon/personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk met een pistool, althans een vuurwapen, een of meer kogels in
hun/zijn be(e)n(en), althans het lichaam, heeft geschoten, tengevolge waarvan
genoemde personen/persoon enig lichamelijk letsel hebben/heeft bekomen en/of
pijn hebben/heeft ondervonden;
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij
op of omstreeks 7 november 2009
in de gemeente Hoogezand-Sappemeer
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte
van geld en/of drugs en/of een telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn
mededader(s), althans alleen, een vuurwapen, althans een wapen, heeft gericht
op, althans heeft gehouden in de richting van en/of getoond aan, die [slachtoffer 3]
en/of die [slachtoffer 3] heeft geslagen, althans getroffen, en/of die [slachtoffer 3] heeft
vastgepakt;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij
op of omstreeks 7 november 2009
in de gemeente Hoogezand-Sappemeer
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of drugs
en/of een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, een
vuurwapen, althans een wapen, heeft gericht op, althans heeft gehouden in de
richting van en/of getoond aan, die [slachtoffer 3] en/of die [slachtoffer 3] heeft geslagen,
althans getroffen, en/of die [slachtoffer 3] heeft vastgepakt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de feiten 1 en 2 primair wettig en overtuigend te bewijzen op grond van het volgende.
Verdachte heeft bekend meermalen te hebben geschoten.
Door vijfmaal te schieten in de richting van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], die zich samen met verdachte in een kleine, smalle gang bevonden, heeft verdachte opzet op de dood van deze personen gehad. Voorts kan het overlijden van [slachtoffer 1] redelijkerwijs aan het handelen van verdachte worden toegerekend. [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van de verwondingen die hij door deze schietpartij heeft opgelopen. Dat tussen de gedraging en de dood geruime tijd is verlopen en dat [slachtoffer 1] geen medische hulp heeft ingeroepen en dat anderen dat hebben verzuimd betekent niet dat de causaliteitsketen is doorbroken.
Dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld is af te leiden uit de omstandigheid dat hij tussen het nemen van het besluit om te schieten en het schieten, de gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van het schieten na te denken. Immers, bij het openen van de voordeur moet verdachte het vuurwapen al in de hand of binnen handbereik hebben gehad, omdat hij slechts een boxershort droeg. Daarbij komt dat hij bedacht had moeten zijn op represaillemaatregelen, nadat hij [slachtoffer 3] op 7 november 2009 had beroofd.
Het wapen waarmee is geschoten betreft bovendien een semi automatisch pistool waarmee een handeling moet worden verricht om het wapen door te laden dan wel op scherp te zetten.
In de gang heeft men een niet afgeschoten patroon aangetroffen, hetgeen kan betekenen dat het wapen in de gang werd doorgeladen. Daarmee is de voorbedachte raad te bewijzen.
Feit 3 primair acht de officier van justitie wettig en overtuigend te bewijzen op grond van de aangifte van [slachtoffer 3] gevoegd bij de omstandigheid dat, overeenkomstig de verklaring van [slachtoffer 3], op het wegdek ter hoogte van de brandgang, een lege patroonhuls van 7.65 mm is aangetroffen, er een onbeheerde auto op straat is aangetroffen en de telefoon van [slachtoffer 3] aldaar door een getuige is gevonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd, dat de voorbedachte raad niet kan worden bewezen. Verdachte heeft het pistool gepakt en heeft zonder dat hij de gelegenheid had om na te denken geschoten om zichzelf te verdedigen. Er is derhalve geen sprake geweest van kalm beraad en rustig overleg. Met betrekking tot de vraag of er sprake is van doodslag heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op de plaats waar aangevers zijn geraakt, namelijk de benen, er geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op overlijden. Een bewezenverklaring van poging tot moord dan wel doodslag ligt daarom niet in de rede.
De raadsman is verder van mening dat feit 3 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Het bewijs voor dit feit moet in overwegende mate komen van de verklaringen van [slachtoffer 3]. Over de betrouwbaarheid van die verklaringen is echter bij de rechtbank de nodige twijfel gerezen. Zo heeft [slachtoffer 3] wisselend verklaard over of hij nu wel of niet is beroofd van zijn telefoon. Ook heeft [slachtoffer 3] naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig verklaard over het bezit van een telefoon met nummer [telefoonnummer]. [slachtoffer 3] heeft ontkend deze telefoon in zijn bezit te hebben gehad, terwijl uit het strafdossier (blz. 30, 41, 153, 521, 577 en 599) duidelijk valt af te leiden dat hij deze telefoon in zijn bezit had en er bovendien met deze telefoon op 7 november 2009 enkele malen naar verdachte is gebeld. [slachtoffer 3] heeft echter verklaard dat hij op 7 november 2009 op verzoek van verdachte naar verdachtes woning is gegaan om te “chillen”, nadat eerder een ruzie tussen hem en verdachte zou zijn bijgelegd in het bijzijn van I.C. [betrokkene 2]. [betrokkene 2] heeft echter ontkend dat dit is gebeurd (blz. 378 van het strafdossier). Daar komt nog bij dat [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij, nadat hij op 7 november 2009 zou zijn beroofd en beschoten, heeft gebeld met S.A. [betrokkene 3], de vader van een vriend. Het is de rechtbank volstrekt onduidelijk waarom [slachtoffer 3] met de vader van een vriend zou bellen in de door hem geschetste omstandigheden. Deze [betrokkene 3] heeft verklaard (blz. 328) inderdaad te zijn gebeld en ter plaatse te zijn gegaan. Onderweg zou hij drie jongens hebben zien rennen. Uit het strafdossier blijkt (blz. 41) dat die drie jongens in elk geval niet zijn waar te nemen op beelden van beveiligingscamera’s van twee tankstations in de buurt van waar [betrokkene 3] die jongens zou hebben kunnen zien. Verder rijst twijfel over de juistheid van de verklaringen omtrent de telefonische contacten tussen [slachtoffer 3] en [betrokkene 3], omdat er mogelijk meer telefonisch contact over en weer is geweest dan beiden verklaren (blz. 213, 500).
De geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer 3] komen voor de rechtbank nog verder onder druk te staan doordat hij niet direct naar de politie is gegaan met zijn verhaal, maar dat pas anderhalve dag na het fatale schietincident van 9 november 2009 heeft gedaan.
Weliswaar worden de verklaringen van [slachtoffer 3] voor een deel ondersteund door het vinden van een telefoon van [slachtoffer 3], het aantreffen van de auto van [slachtoffer 3] en het op (op 12 november 2009) vinden van een huls, maar de rechtbank acht dit, nog afgezien van het feit dat een directe link naar verdachte ontbreekt, onvoldoende om de gerezen twijfel weg te nemen. De rechtbank voegt daaraan nog toe dat blijkens het strafdossier een buurtbewoner wel een auto heeft horen manoeuvreren, maar dat zich geen enkele getuige heeft gemeld die schoten zou hebben gehoord, terwijl het schietincident toch in een woonwijk zou hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank te veel twijfel over de juistheid van de verklaringen van [slachtoffer 3]. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
Bewijs feiten 1 en 2
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de feiten onder 1 en 2 primair acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 26 augustus 2010 afgelegd
Ik lag te slapen op de bank toen er om twee uur aan de deur werd gebeld. Ik zag dat het [slachtoffer 3] was die voor de deur stond. Hij zegt iets en die jongens rennen mijn huis binnen. Ze beginnen me in elkaar te slaan.
Ik probeer op te staan en toen kon ik het wapen pakken. Ik heb toen geschoten op die jongen met dat machinegeweer. Ik heb toen geschoten, eerst dacht ik drie of vier keer. Nu weet ik dat ik vaker heb geschoten. Ik richtte op hen.
Een proces-verbaal d.d. 10 november 2009, opgenomen op de pagina’s 85 en 86 van dossier nummer 2009127188, d.d. 24 februari 2010, van de regiopolitie Groningen, inhoudende het relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven,
dat [slachtoffer 1] op 9 november 2009 te 5.20 uur bij het AMC te Amsterdam was binnengebracht en kort na aankomst was overleden.
Een geschrift, te weten het NFI-rapport d.d. 16 november 2009, zaaknummer 2009.11.09.125, opgemaakt door dr. R. Visser, arts en patholoog, inhoudende, zakelijk weergegeven,
dat [slachtoffer 1] ter hoogte van de linker bekkenkam in het lichaam is geschoten, waardoor een rechts zijwaarts, iets rugwaarts en iets voetwaarts verlopend schotkanaal, verlopend doorheen de spiermassa's, door het buikvlies, het kleine bekken, op meerdere plaatsen door de dunne en dikke darm en een perforatie van de rechter heupslagader en de rechter heupader werden veroorzaakt, als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] aan de daardoor opgetreden combinatie van verbloeding (met orgaanschade door tekort aan circulerend bloed) en inademing van maaginhoud (door verstikking), is overleden.
In het heupgewricht, aan het einde van het perforatiekanaal werd een licht gedeformeerde kogel aangetroffen die aan de technische recherche Groningen is overhandigd.
Een proces-verbaal d.d. 18 november 2009, opgenomen als FOT 3.3 in bijlage B van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven,
dat verbalisant uit handen van de assistent van de arts patholoog een projectiel ontving dat tijdens de sectie uit het rechter heupgewricht van het slachtoffer was verwijderd.
Een proces-verbaal d.d. 9 november 2009, opgenomen als FOT 2.4/2.5 in bijlage B van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven,
dat op 9 november 2009 in de hal van de woning van verdachte één patroon, vijf hulzen en drie kogels zijn aangetroffen.
Een geschrift, te weten het rapport d.d. 4 december 2009, zaaknummer 2009.11.09.125, opgemaakt door B. Jacobs, gerechtelijk deskundige, inhoudende, zakelijk weergegeven,
dat het patroon, de kogels en hulzen die in de hal van de woning van verdachte zijn aangetroffen en de kogel die in het stoffelijk overschot van [slachtoffer 1] is aangetroffen, waarschijnlijk afkomstig zijn uit de loop van het pistool dat door verdachte op 9 november 2009 aan verbalisanten werd overhandigd.
Opmerking van de rechtbank: In het strafdossier worden de volgende personen met hierna te noemen roepnamen aangeduid:
Verdachte: [verdachte]
[slachtoffer 3]: [slachtoffer 3]
[slachtoffer 2]: [slachtoffer 2]
[slachtoffer 4]: [slachtoffer 4], [slachtoffer 4]
[slachtoffer 1]: [slachtoffer 1].
Een proces-verbaal d.d. 10 november 2009, opgenomen op de pagina’s 459 en 460 van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3]
We gingen met zijn vijven en parkeerden de auto op de parkeerplaats nabij de woning van [verdachte]. Ik heb toen bij de deur van [verdachte] aangebeld. Terwijl ik aanbelde bleven [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] op het gras nabij deze woning staan. Ik zag dat [verdachte] de deur iets open deed om te kijken wie er was. Ik liep de woning naar binnen en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] kwamen achter mij aan. Ik zag dat [verdachte] de hal inliep en de deur van de hal naar de kamer deels dicht deed, zodat het donker was in de gang. Toen hoorde ik een knal en ik zag iets flitsen bij [verdachte]. Ik begreep direct dat [verdachte] op ons schoot. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] schreeuwde: “Ah”. Wij liepen de woning uit en ik zag dat [slachtoffer 1] bij de voordeur was. Terwijl wij de woning uitvluchtten hoorde ik dat er nog verschillende schoten volgden. Ik voelde dat ik door iets geraakt werd aan mijn rechterbovenbeen. [slachtoffer 1] schreeuwde dat hij geraakt was. [slachtoffer 2] had drie verwondingen in zijn benen. [slachtoffer 4] was geraakt bij een van zijn knieën.
Een proces-verbaal d.d. 20 november 2009, opgenomen op de pagina’s 521 en 522 van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2]
[slachtoffer 3] vroeg ons om mee te gaan naar Hoogezand om verhaal te halen. We gingen met 5 man naar de woning van [verdachte]. [slachtoffer 3] belde aan. Hij stond bij de deur en de anderen stonden aan de zijkant. De deur ging open en ik hoorde [slachtoffer 3] praten. Toen liep hij in tempo naar binnen en wij liepen in versneld tempo er achter aan.
Op het moment dat ik naar binnen liep werd er direct geschoten. Ik voelde toen iets branderigs in/aan mijn been. Ik had een knuppel bij me, ik heb me omgedraaid en ben naar buiten gerend. In de woning van [betrokkene 4] Johnny zag ik dat [slachtoffer 3] gewond was en ook dat [slachtoffer 1] gewond was.
Een proces-verbaal d.d. 12 november 2009, opgenomen op de pagina’s 558 en 559 van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4]
Ik hoorde dat [slachtoffer 3] een beetje ruzie kreeg met de andere persoon. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naast [slachtoffer 3] gingen staan. Ik ben toen ook in de richting van hen gelopen. Ik zag dat [slachtoffer 3] een schoppende beweging naar de deur maakte. Ik zag dat [slachtoffer 3] naar binnen ging, gevolgd door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Ik liep er ook gelijk achter aan. Ik was eigenlijk net binnen toen ik ineens schoten hoorde. Ik hoorde pam, pampam, pam. Ik hoorde ongeveer vijf à zes schoten. Ik was eigenlijk net binnen toen ik ineens iets aan mijn knie voelde. Ik hoorde [slachtoffer 1] zeggen, ik ben geraakt. Iedereen was gewond.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de beschikbare bewijsmiddelen onvoldoende vast komen te staan dat verdachte, terwijl hij de deur opende, al een vuurwapen in of bij de hand had en dat hij met voorbedachte raad heeft geschoten.
Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, sluit zij niet uit dat het de latere slachtoffers zijn die het wapen waarmee verdachte heeft geschoten ter plaatse hebben gebracht en dat verdachte dat wapen tijdens een aanval op hem in handen heeft gekregen. In die hectische situatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake geweest van kalm beraad en rustig overleg. De rechtbank wordt in dit oordeel gesterkt door het feit dat op de plaats waar het schieten van feit 3 zou hebben plaatsgevonden een huls is gevonden die volgens de eerder genoemde deskundige waarschijnlijk met hetzelfde wapen is verschoten als de hulzen die op de plaats van de feiten 1 en 2 zijn gevonden. Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen onvoldoende bewijs te hebben voor het oordeel dat verdachte feit 3 heeft begaan. Als twijfel bestaat over de vraag of verdachte (of een mededader van hem) het wapen op 7 november 2009 in zijn bezit had, bestaat in het verlengde daarvan ook twijfel over de vraag of verdachte datzelfde wapen op 9 november 2009 al vóór de komst van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] naar zijn woning in bezit had.
Ten aanzien van feit 2 primair is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat de kans op overlijden van [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] aanmerkelijk is geweest en dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Bepalend daarvoor acht de rechtbank dat verdachte in een hectische situatie, angstig en in paniek, in een donkere kleine ruimte gevuld met vijf personen, meermalen met een vuurwapen heeft geschoten.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de tenlastegelegde poging tot moord / doodslag op [betrokkene 1] dat zij met de officier van justitie en de raadsman van oordeel is dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken, omdat uit het dossier blijkt dat [betrokkene 1] niet in de directe nabijheid van verdachtes woning was toen daar werd geschoten.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 november 2009 te Hoogezand, in de gemeente Hoogezand-Sappemeer, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, met een pistool, die [slachtoffer 1] een kogel ter hoogte van de linker bekkenkam in het lichaam geschoten, waardoor bij genoemd slachtoffer ter hoogte van de linker bekkenkam een rechts zijwaarts, iets rugwaarts en iets voetwaarts verlopend schotkanaal, verlopend doorheen de spiermassa's, door het buikvlies, het kleine bekken, op meerdere plaatsen door de dunne en dikke darm en een perforatie van de rechter heupslagader en de rechter heupader werden veroorzaakt, als gevolg waarvan die [slachtoffer 1] aan de daardoor opgetreden combinatie van verbloeding (met orgaanschade door tekort aan circulerend bloed) en inademing van maaginhoud (door verstikking), is overleden.
2.
hij op 9 november 2009 te Hoogezand, gemeente Hoogezand-Sappemeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet, met een pistool, kogels heeft geschoten in de richting van genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Kwalificatie van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende feiten op:
1. Doodslag
2, primair Poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de feiten en van verdachte
De raadsman heeft -samengevat- aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij heeft gehandeld in een situatie van noodweer dan wel van noodweerexces. Met het binnendringen in zijn woning van in ieder geval vier personen, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], heeft verdachte geschoten ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf door de vier personen. Indien daarbij de grenzen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn overschreden, is dit het gevolg geweest van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de aanranding.
De officier van justitie is van mening dat het beroep op noodweer dan wel noodweerexces moet worden verworpen. Verdachte had na de overval die hij op 7 november 2009 op [slachtoffer 3] had gepleegd een reactie van de zijde van [slachtoffer 3] kunnen verwachten. Verdachte had kunnen en moeten vluchten toen zijn belagers voor de deur van woning stonden. In plaats daarvan heeft verdachte terwijl hij een pistool in de hand dan wel binnen handbereik had, de deur geopend.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting van 26 augustus 2010 is naar het oordeel van de rechtbank het navolgende aannemelijk geworden.
Op 9 november 2009 werd omstreeks 2.00 uur ‘s nachts bij de woning van verdachte aangebeld. Hij was op dat moment alleen thuis en lag in zijn onderbroek op de bank. Uit niets is de rechtbank gebleken dat verdachte reden had te vermoeden dat op dat moment vier mannen bij hem aan de deur zouden komen die uit waren op een confrontatie met hem. Dat die mannen uit waren op een confrontatie blijkt voldoende uit de verklaringen van [slachtoffer 3] (blz. 459), [slachtoffer 2] (blz. 521), en [betrokkene 1] (blz. 599). Nadat verdachte de deur had geopend, drongen vier mannen zijn woning binnen en ontstond vrijwel onmiddellijk een vechtpartij.
Eerder heeft de rechtbank al overwogen dat niet valt uit te sluiten dat de mannen die binnendrongen het wapen waarmee verdachte heeft geschoten bij zich droegen. De rechtbank voegt daaraan nog toe, dat de verklaring van verdachte dat de binnendringende mannen ten minste nog een ander wapen bij zich hadden steun vindt in de verklaring van de vriendin van [slachtoffer 1] ([betrokkene 4], blz. 281, 282) dat [slachtoffer 1] haar had laten weten ergens ‘buit’ te gaan halen. Zij heeft verder verklaard te weten dat [slachtoffer 1] in het bezit was of was geweest van een Scorpio, een vuurwapen.
Bij het wegen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] enerzijds en die van verdachte anderzijds weegt de rechtbank verder nog mee dat de eerste drie verschillend hebben verklaard over de reden van hun gang naar de woning van verdachte en dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] na hun eerste verklaring niet verder op de zaak wilden ingaan en zich op hun zwijgrecht beriepen. Daar komt nog bij dat degene die hen naar de woning van verdachte had gereden, [betrokkene 1], er ondanks een eerder verzoek van de politie voor koos zich pas op 17 november 2009 bij de politie te melden, omdat hij er eerder “nog niet klaar” voor was (blz. 601). Hij liet de politie daarbij nog weten dat hij zich ging melden omdat hij wist dat de beperkingen van [slachtoffer 3] eraf waren (blz. 134). Verdachte daarentegen heeft telkens (spontaan) over de gang van zaken verklaard en is daarin in belangrijke mate consistent geweest. Zijn verhaal wordt bovendien ondersteund door het feit dat hijzelf degene is geweest die de politie alarmeerde (blz. 14 en 146) en door het feit dat hij na het schietincident in zijn onderbroek zijn huis heeft verlaten om naar bekenden te gaan om daar de politie te bellen (blz. 317) .
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de lezing die verdachte van de gebeurtenissen heeft gegeven niet uitsluit. Dat verdachte op het moment dat vier mannen in zijn woning binnendrongen nog had kunnen vluchten is niet aannemelijk geworden. Nadat verdachte de deur had geopend drongen de vier personen immers meteen zijn woning binnen en is een gevecht ontstaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
Verdachte heeft echter door meermalen op zijn belagers te schieten de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Door dat te doen heeft verdachte een onaanvaardbaar groot risico op het veroorzaken van de dood van deze personen genomen. Eén van de personen, [slachtoffer 1], is door een schot van verdachte overleden. De noodzaak tot het nemen van een dergelijk groot risico door verdachte was niet geboden. Immers, geenszins is aannemelijk geworden dat hij zich niet met minder vergaande middelen had kunnen – en dus had moeten – verdedigen, bijvoorbeeld door met het pistool te dreigen of, als dat geen effect had, een waarschuwingsschot in de lucht te lossen.
Derhalve kan het beroep op noodweer niet slagen en wordt het verweer in zoverre verworpen.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging het onmiddellijk gevolg is geweest van een hevige gemoedsbeweging, te weten angst en paniek, door de aanranding veroorzaakt. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, wakker is geworden van het aanbellen aan de deur, dat hij de situatie, waarin vier mannen met mogelijk meer vuurwapens zijn woning binnendrongen en hem aanvielen, als zeer bedreigend heeft ervaren door de onvoorspelbaarheid daarvan en dat hij zeer bang is geweest en heeft gevreesd voor zijn leven. De angst en paniek blijken naar het oordeel van de rechtbank ook uit het feit dat verdachte, nadat de vier mannen allen waren gevlucht, zelf slechts gekleed in een boxershort de straat op is gegaan naar de woning van bekenden om daar de politie te bellen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op grond hiervan een beroep op noodweerexces toekomt en dat hij om die reden niet strafbaar is voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Verdachte zal dan ook van alle rechtsvervolging worden ontslagen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 2
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd:
- [slachtoffer 3], wonende te Foxhol, ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. van Balen, advocaat te Groningen;
- [slachtoffer 4], wonende te Amsterdam, ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. W.K. Cheng, advocaat te Amsterdam;
- [betrokkene 1], wonende te Hoogezand.
De benadeelde partijen hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Nu verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd en evenmin toepassing wordt gegeven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen in hun vordering niet-ontvankelijk zijn. Dit houdt in dat de vorderingen niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 17/880190-05
De officier van justitie heeft op grond van het onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 22 december 2005 gevorderd dat door deze rechtbank een last tot tenuitvoerlegging zal worden gegeven.
Veroordeelde is bij voormeld vonnis veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Gelet op de beslissing die de rechtbank neemt in de onderhavige zaak, zal de rechtbank de vordering afwijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het onder 1 en 2 primair meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte terzake van alle rechtsvervolging.
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen
- Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende te Foxhol, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
- Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te Amsterdam, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
- Verklaart de benadeelde partij [betrokkene 1], wonende te Hoogezand, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 22 december 2005 onder parketnummer 17/880190-05.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, F.J. Agema en
K.R. Bosker, in tegenwoordigheid van W. Brandsma als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 september 2010.