Hof 's-Hertogenbosch, 08-02-2011, nr. HD 103.004.119 T4
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ6051
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
08-02-2011
- Zaaknummer
HD 103.004.119 T4
- LJN
BQ6051
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2011:BQ6051, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 08‑02‑2011
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BX7849, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BX7849
Uitspraak 08‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Voortzetting van tussenuitspraken van 14 april 2009, LJN BJ5168, respectievelijk 15 september 2009 LJN BQ6046 , en 14 september 2010 LJN BQ6048 Deskundige-onderzoek
Partij(en)
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 103.004.119/01
arrest van de zevende kamer van 8 februari 2011 (bij vervroeging)
in de zaak van
[Appellante sub 1.],
en
[Appellant sub 2.],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
verder te noemen: [appellante] c.s.,
advocaat: mr. F.G.F.M. Tripels,
tegen:
Projectontwikkeling St. Gerlach B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
verder te noemen: St. Gerlach,
advocaat: mr.W.C.M. Coenen,
als vervolg op de door het hof gegeven tussenarresten van 14 april 2009, 15 september 2009 en 14 september 2010 in het hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Maastricht onder zaaknummer 122664 CV EXPL 02-2688 gewezen vonnis van 14 juni 2006.
13. Het tussenarrest van 14 september 2010
In dit tussenarrest is de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van aktes en is iedere verdere beslissing aangehouden.
14. Het verdere verloop van de procedure
St. Gerlach heeft een akte genomen. [appellante] c.s. hebben een antwoordakte genomen, tevens inhoudende een provisionele eis. St. Gerlach heeft een antwoordconclusie in het incident genomen.
15. De verdere beoordeling
15.1.
Het verzoek van [appellante] c.s. om gelegenheid te bieden voor pleidooi.
15.1.1.
[appellante] c.s. hebben volhard bij hun verzoek om te mogen pleiten, hoewel zij hun standpunt reeds schriftelijk uitvoerig hebben toegelicht. Het hof ziet geen grond om het verzoek te weigeren.
15.1.2.
De stelling van St. Gerlach dat de afwijzende beslissing van de rolraadsheer (welke beslissing daarop was gegrond dat het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven het vragen van pleidooi alleen toestaat in de onder artikel 2.9 genoemde situaties, welke zich niet voordeden omdat de zaak stond voor het vragen van arrest overeenkomstig artikel 2.12 van dit reglement, zodat geen sprake was van een weigering om tot pleidooi toe te laten) onherroepelijk is, staat er – wat er ook moge zijn van deze stelling – niet aan in de weg dat de kamer van het hof die de zaak behandelt een partij desverlangd toelaat tot het houden van pleidooi, zoals het hof ook in elke stand van het geding een comparitie van partijen kan gelasten.
15.1.3.
St. Gerlach voert voorts aan dat, nu bij brief van 27 april 2010 van de griffie van het hof [appellante] c.s. geweigerd is een nadere termijn te geven voor het verschaffen van stukken aan de deskundige en de zaak naar de rol is verwezen voor fourneren, het houden van pleidooi daarin geen verandering kan brengen, zodat slechts sprake is van verspilling, van geld en zittingscapaciteit. Dit standpunt faalt. Het staat een partij vrij haar standpunt mondeling te bepleiten bij de rechter (recht op ‘oral hearing’), behoudens klemmende redenen. De genoemde gronden leveren niet zo’n reden op. Of de behandelende kamer [appellante] c.s. alsnog gelegenheid zal geven voor het overleggen van stukken aan de deskundige alsmede voor het uitbrengen van het deskundigenrapport, vergt een beoordeling van de stellingen van [appellante] c.s. waarop thans, vóór het pleidooi, nog niet kan worden beslist.
15.1.4.
Nu niet is gebleken van een klemmende reden om het verzoek af te wijzen, zal de zaak naar de rol worden verwezen voor opgave verhinderdata, waarna datum voor pleidooi zal worden bepaald.
15.2.
De provisionele eis.
15.2.1.
[appellante] c.s. hebben gevorderd, voor zover rechtens uitvoerbaar bij voorraad, te gelasten om hangende de procedure in de hoofdzaak, de deskundige te gelasten om uiterlijk binnen 3 weken na het in deze te wijzen incidenteel arrest het deskundigenbericht uit te brengen, met inachtneming van de eerdere tussenarresten, althans onder de redelijke en gebruikelijke voorwaarden als het hof in goede justitie vermeent te behoren te bepalen. St. Gerlach verzet zich tegen toewijzing.
15.2.2.
Het hof wijst de eis af. Hetgeen wordt gevorderd betreft niet een voorziening voor de duur van het geding, maar behelst een verzoek aan het hof om reeds op voorhand ten gunste van [appellante] te beslissen. De eis is bovendien niet voldoende spoedeisend. Er bestaat geen goede grond om reeds nu te beslissen, en niet eerst het pleidooi af te wachten. Eerst na het pleidooi, of, als daarvan wordt afgezien, op basis van hetgeen in de stukken is aangevoerd, zal het hof beslissen op de vraag of het deskundigenrapport alsnog kan worden uitgebracht.
15.2.3.
Het hof merkt op dat een eventueel cassatieberoep tegen deze afwijzing het hoofdgeding niet schorst.
15.3.
[appellante] c.s. worden in de kosten van het incident verwezen (half punt, tariefgroep 2).
16. De uitspraak
Het hof:
wijst de provisionele eis af en veroordeelt [appellante] c.s. in de kosten van het incident tot op heden begroot op € 447,- voor salaris advocaat;
verwijst de zaak naar de rol van 22 februari 2011 voor opgave van verhinderdata voor het houden van pleidooi in de maanden februari, maart en april 2011.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2011.