AB 2020/135
De bestuursrechter heeft de vrijheid om af te zien van het oproepen van getuigen. De motiveringsplicht op dit punt is mede afhankelijk van de specificatie van het verzoek. De cautieplicht van de bestuursrechter in boetezaken geldt ook als een partij niet is opgeroepen, maar is verschenen.
HR 15-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1786, m.nt. R. Stijnen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15 november 2019
- Magistraten
Mrs. G. de Groot, M.A. Fierstra, J. Wortel, A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, P.A.G.M. Cools
- Zaaknummer
18/04315
- Noot
R. Stijnen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS192064:1
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Fiscaal procesrecht / Beroepsfase
Loonbelasting / Heffingswijze
Fiscaal procesrecht / Procesorde
Fiscaal bestuursrecht / Boete
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1786, Uitspraak, Hoge Raad, 15‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:506, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑05‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 14‑05‑2019
- Wetingang
Art. 8:28a. 8:60, 8:64 Awb
Essentie
De bestuursrechter heeft de vrijheid om af te zien van het oproepen van getuigen. De motiveringsplicht op dit punt is mede afhankelijk van de specificatie van het verzoek. De cautieplicht van de bestuursrechter in boetezaken geldt ook als een partij niet is opgeroepen, maar is verschenen.
Samenvatting
De rechter in feitelijke instantie die ambtshalve aanleiding ziet getuigen te horen, kan met toepassing van art. 8:60 lid 1 Awb getuigen oproepen. Het is overgelaten aan de rechter in feitelijke instantie of hij gebruik wil maken van zijn bevoegdheid ambtshalve getuigen te horen. Het staat de rechter dus ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.