HR, 10-01-2023, nr. 21/00605
ECLI:NL:HR:2023:17
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-01-2023
- Zaaknummer
21/00605
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:17, Uitspraak, Hoge Raad, 10‑01‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1016
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2021:327
ECLI:NL:PHR:2022:1016, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 15‑11‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:17
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑01‑2023
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/00605
Datum 10 januari 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 11 februari 2021, nummer 23-004035-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 januari 2023.
Conclusie 15‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Medeplegen invoer heroïne. Art. 2.A Opiumwet. Kan uit bewijsmiddelen worden afgeleid dat koerier op 25 mei 2015 op Schiphol is aangekomen? Conclusie strekt tot verwerping van het beroep. Samenhang met 21/00646 (niet gepubliceerd).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/00605
Zitting 15 november 2022
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.
Inleiding
De verdachte is bij arrest van 11 februari 2021 door het gerechtshof Amsterdam in zowel de zaak met parketnummer 15-720126-15 (hierna: zaak A) primair als in de zaak met parketnummer 15-720030-16 (hierna: zaak B) primair wegens telkens “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek van voorarrest.
Er bestaat samenhang met de zaak 21/00646. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, één middel van cassatie voorgesteld.
De zaak
4. In deze zaak draait het om een organisatie van personen die zich bezighield met de invoer van heroïne vanuit Madagaskar. Het hof heeft vastgesteld dat het de taak van onder meer de verdachte was om koeriers te ronselen en vervolgens ook contact met hen te onderhouden na hun aankomst op Madagaskar om hen verdere instructies te geven. Twee van die koeriers waren de broers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] . In zaak A gaat het om de invoer van heroïne in de periode van 22 april 2015 tot en met 19 juli 2015, waarbij [betrokkene 1] als koerier optrad. Zaak B, waar het in cassatie om draait, ziet op de invoer van heroïne op 25 mei 2015 met de inzet van [betrokkene 2] als koerier. Ten aanzien van beide zaken heeft het hof bewezenverklaard dat de verdachte de invoer van heroïne heeft medegepleegd.
Het middel
5. Het middel klaagt dat de bewezenverklaring van het medeplegen van invoer van heroïne in zaak B ontoereikend is gemotiveerd. Uit de bewijsmiddelen kan volgens de stellers van het middel niet blijken dat [betrokkene 2] op 25 mei 2015 in Nederland is aangekomen. Het enkele feit dat er een foto is aangetroffen van een ticket op naam van [betrokkene 2] met data 14 mei en 24/25 mei 2015 maakt dat volgens hen niet anders, nu daaruit niet valt op te maken “wanneer deze [betrokkene 2] precies is teruggekeerd en van welke plek naar welke plek hij zou zijn gevlogen”. Nu het hof ook zou hebben vastgesteld dat de heroïne door [betrokkene 2] is ontvreemd, blijkt niet dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van invoer van heroïne op 25 mei 2015, aldus de stellers van het middel.
6. Ten laste van de verdachte is in zaak B bewezenverklaard dat:
“zij op 25 mei 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne.”
7. Het hof heeft de bewezenverklaring in zaak B doen steunen op in de aanvulling op het arrest opgenomen bewijsmiddelen met de nummers 1 t/m 29 (“Zaak A primair en zaak B primair (algemeen)”) en de bewijsmiddelen 80 t/m 89 die specifiek zien op zaak B. De bewijsmiddelen, voor zover voor de bespreking van het middel van belang, houden het volgende in:
“1. De ter terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2021 afgelegde verklaring van de getuige [betrokkene 3] .
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[…]
Ik heb in april en mei 2015 met het telefoonnummer- [telefoonnummer 1] de telefoongesprekken gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Maar dus niet het gesprek op 1 mei 2015 om 17:10 uur waarin naar [betrokkene 5] werd gevraagd. Ik heb die gesprekken gevoerd met de medeverdachte [verdachte] , die mij aanvankelijk enkel bekend was als [naam 1] .
Mijn rol bij de reis naar Madagaskar van [betrokkene 1] in april/mei 2015 was dat ik hem een slaapplaats heb aangeboden zodat hij de volgende ochtend direct naar de luchthaven Schiphol kon gaan. [naam 1] had mij dat gevraagd. Zij belde mij met de mededeling dat [betrokkene 1] ‘s ochtends vroeg vanaf de luchthaven Schiphol moest vertrekken en dat het vanaf Rotterdam moeilijk zou zijn om zijn vlucht te halen. [naam 1] vroeg mij daarom of [betrokkene 1] bij mij kon slapen en of ik hem de volgende dag naar de luchthaven kon brengen.
Toen [betrokkene 1] op de ambassade van Madagaskar was, belde [naam 1] mij met de mededeling dat zij [betrokkene 5] niet kon bereiken. Zij vroeg mij naar het adres van het hotel op Madagaskar waar [betrokkene 1] kon verblijven. Ik heb [naam 1] daarop gezegd dat ik het adres op Google zou opzoeken en heb de naam van het hotel vervolgens aan haar doorgegeven. […] Het geld dat de koerier kreeg was afhankelijk van de vraag welke smokkelmethode hij had gebruikt: slikken of verbergen in een tas. De door mij in het telefoongesprek met [betrokkene 1] op 9 juli 2015 om 20:22 uur gebruikte termen ‘werk van de buik’ en ‘werk van de tas’ hebben dan ook betrekking op de wijze van transport van verdovende middelen. Omdat er naar aanleiding van de betalingen onenigheid was ontstaan tussen [betrokkene 2] en [betrokkene 5] , benoemde [betrokkene 5] mij als tussenpersoon om de betalingen voor de tweede reis van [betrokkene 1] met [betrokkene 2] te bespreken.
Nadat [betrokkene 1] terug was gekomen van zijn tweede reis, konden we geen contact met hem krijgen. [betrokkene 5] had op de luchthaven Schiphol een half uur of een uur tevergeefs op [betrokkene 1] gewacht, waarna hij naar mijn huis is gegaan. Hij zei dat hij anderen had gezien, van wie hij vermoedde dat zij ook op [betrokkene 1] wachtten. Daarom ontstond het vermoeden dat [betrokkene 1] er vandoor was gegaan met de drugs. De uitlating van [naam 1] ‘dat ze er vandoor zijn gegaan met de goederen’ heeft betrekking op verdovende middelen.
Ik onderschrijf de verklaring van [betrokkene 5] zoals afgelegd op 21 januari 2019 ten overstaan van de raadsheer-commissaris met betrekking tot mijn rol binnen de organisatie voor wat betreft de tweede reis van koerier [betrokkene 1] in juli 2015 en voor wat betreft de reis van koerier [betrokkene 6] in juni 2015 naar Madagaskar. [verdachte] , [betrokkene 5] en ik fungeerden als tussenpersonen binnen de organisatie en [verdachte] en ik regelden samen de koeriers.
[…]
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige ten overstaan van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof van 21 januari 2019.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 21 januari 2019 tegenover de raadsheer-commissaris afgelegde verklaring van [betrokkene 5] :
Ik ken [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ). [betrokkene 1] was zijn e-ticket voor de vluchten op 24 en 29 april 2015 bij mij thuis vergeten. […]
U vraagt naar het telefoongesprek van 1 mei 2015 zoals weergegeven op pagina 14 van het vonnis. [betrokkene 7] (het hof begrijpt: [betrokkene 7]) is de echtgenote van [betrokkene 3] . Ik kan mij dit gesprek herinneren. [betrokkene 1] moest de volgende dag het geld hebben. Ik moest naar België omdat [betrokkene 8] die avond uit Engeland naar België zou komen. [betrokkene 8] zou het geld brengen voor [betrokkene 1] . Ik was in het huis van [betrokkene 3] toen hij gebeld werd. [betrokkene 7] heeft mij de telefoon gegeven zodat ik met [verdachte] kon praten. De betaling moest via mij gaan omdat [betrokkene 8] zelf niet naar Nederland kon komen. Hij had een inreisverbod. Daarom kwam [betrokkene 8] naar België en sluisde ik het geld door.
[betrokkene 8] handelde in verdovende middelen. Ik zat in die groep die met drugs te maken had. [verdachte] , [betrokkene 3] en ik fungeerden als tussenpersonen in de drugsorganisatie. [betrokkene 8] stond hierboven. Eronder stonden de koeriers zoals [betrokkene 1] .
[…]
Bij de tweede reis van [betrokkene 1] naar Madagaskar heb ik [betrokkene 3] gezegd dat het om verdovende middelen ging. Met betrekking tot de andere reis van [betrokkene 1] op 21 juli 2015 zegt u dat er ook een e-ticket is gevonden in mijn auto op naam van [betrokkene 1] . Mijn rol bij deze reis was het regelen van bepaalde dingen in verband met de reis. […]
Op 3 augustus 2015 was ik op Schiphol om [betrokkene 1] op te halen. [betrokkene 3] wist dat deze man drugs zou koerieren. [betrokkene 3] gaf informatie hoe [betrokkene 1] een schoon paspoort moest krijgen. Hij had een paspoort met visum en stempels erin. Dat was niet wenselijk: [betrokkene 3] gaf dan de informatie hoe [betrokkene 1] een schoon paspoort moest krijgen. Ik sprak met [betrokkene 3] over de informatie die weer naar [betrokkene 1] moest.
[betrokkene 3] en [verdachte] regelden de koeriers. Ik kreeg van [betrokkene 3] de naam van de koeriers. [verdachte] vindt iemand om te koerieren, geeft de naam van de koerier door aan [betrokkene 3] en [betrokkene 3] geeft die weer aan mij door. [betrokkene 3] vertelde mij dat hij met [betrokkene 1] had gesproken om te zeggen hoe hij aan een nieuw paspoort moest komen. Het oude paspoort met de stempels moest verdwijnen bijvoorbeeld in de was zodat [betrokkene 1] een nieuw paspoort kreeg. Dat had [betrokkene 3] zelf bedacht. [betrokkene 3] wist dat [betrokkene 1] naar Madagaskar ging en een nieuw paspoort nodig had. [betrokkene 3] instrueerde [betrokkene 1] hoe het paspoort geregeld moest worden. [betrokkene 1] sliep daar voor de reis. Het ticket was gekocht in België. [betrokkene 1] zou naar Madagaskar reizen om heroïne op te halen en is op de terugreis in Frankrijk aangehouden met de drugs.
Als de koeriers terugkwamen, was ik meestal degene die naar Schiphol ging. Ik haalde de koeriers op en bracht hen naar [betrokkene 3] met de drugs. De heroïne stond voor een paar uur in het huis van [betrokkene 3] en binnen een paar uur werd de heroïne opgehaald.
Normaal gesproken vergoedde [verdachte] het nieuwe paspoort van [betrokkene 1] . Het was € 50.
Met betrekking tot [betrokkene 2] had ik contact met [verdachte] . [verdachte] heeft (het hof begrijpt [betrokkene 2]) [betrokkene 1] geregeld.
[…]
Ik heb [betrokkene 2] opgehaald vanaf Schiphol. Hij was met [verdachte] .
[…]
Voorts t.a.v. zaak B primair (de reis van [betrokkene 2])
80. Een proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaalnummer PL27QR/15-900051/305 van 7 maart 2016, opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van deze opsporingsambtenaar (map 27, dossier 1 derde aanvullend dossier, pag. 2-18):
Op 12 oktober 2015 heeft een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in de woning op de [a-straat 1] te [plaats] waarbij ook het voertuig van [betrokkene 5] , een Toyota Corolla voorzien van het Belgische kenteken [kenteken] , ter inbeslagneming doorzocht. Het betreft de woning en het voertuig van de verdachte [betrokkene 5] . Tijdens de doorzoeking is een Samsung-telefoon, aangetroffen. Deze Samsung-telefoon werd onder mutatienummer [nummer 1] in beslag genomen en kreeg het goednummer 1A.18. Op 03 februari 2016, is onderzoek gedaan naar de inhoud van de Samsung-telefoon met het goednummer 1A. 18. Het toestel bevatte de volgende gegevens:
- merk: Samsung
- type: SM-G900F
- model: Galaxy S5
- IMEI-nummer: [nummer 2]
- telefoonnummer: [telefoonnummer 3]
Tijdens het onderzoek aap de Samsung-telefoon zijn diverse foto's aangetroffen van reisbescheiden van personen.
Op een foto, foto 1, aangetroffen op de telefoon van [betrokkene 5] , stond een ticket op naam van [betrokkene 6] met als reisroute [hotel] - Parijs - Amsterdam op 16 en 17 juni 2015. Landcode +261 is de landcode van Madagaskar.
Gelet op de inhoud van diverse gesprekken tussen [betrokkene 3] en een onbekende man die vermoedelijk gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] zijn onderstaande telefoongesprekken door mij, verbalisant samen met een tolk in de taal Swahili, beluisterd en vergeleken teneinde vast te stellen of deze onbekende man die deelneemt aan de gesprekken één en dezelfde persoon is. Deze tolk gaf mij te kennen dat hij gelet op de grote overeenkomst in klank en intonatie van de stemmen het vermoeden heeft dat de onbekende man uit bovenstaande gesprekken één en dezelfde persoon is. Daarbij zegt de tolk de stem van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] te herkennen als die van [betrokkene 5] .
[betrokkene 2] is de jongere broer van [betrokkene 1] die op 3 augustus 2015 is aangehouden op de luchthaven Charles de Gaulle in Parijs (Frankrijk). In diverse tapgesprekken werd gesproken over de familie van [betrokkene 1] of de broer van [betrokkene 1] , waaruit kan worden opgemaakt dat deze op reis is geweest. Dit wordt kennelijk bevestigd tijdens opgenomen telefoongesprekken en WhatsApp-berichten uit de telefoon van [betrokkene 5] .
Eveneens zijn de volgende foto’s aangetroffen op telefoon van [betrokkene 5] ,
- Foto 3: Nederlands paspoort op naam van [betrokkene 2] ;
- Foto 4: ticket op naam van [betrokkene 2] met data 14 mei 2015 en 24/25 mei 2015.
In de telefoon van [betrokkene 5] zijn de navolgende WhatsApp-berichten aangetroffen:
- [telefoonnummer 3] @s.whatsapp.net [naam 2]
To [telefoonnummer 5] @s.whatsapp.net [naam 3]
Delivered: 13-5-2015 9:39:42(UTC+0); Read: 13-5-20159:43:29(UTC+0)
TEXT: Grote broeder. Ik heb iemand gevonden die daar naar toe kan gaan. Ik moet weten hoeveel het daar is, dan kan ik met hem overleggen.
- [telefoonnummer 3] @s.whatsapp.net [naam 2]
To [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net [naam 1]
Delivered: 13-5-2015 18: 14:24(UTC+0>; Read: 13-5-2015 I8:16:35(UTC+0)
TEXT: ( [naam 4] [telefoonnummer 6] .) sam [telefoonnummer 7] . Als hij aankomt moet hij contact opnemen met die mensen. Daarna krijgt hij instructies. Hij moet een nacht slapen. Als hij wakker wordt dan moet hij een ticket kopen om naar Nose Be te vertrekken.
- [telefoonnummer 3] @s.whatsapp.net [naam 2]
To [telefoonnummer 2] @s.whatsapp.net [naam 1]
Delivered: 13-5-2015 18:14:24(UTC+0); Read: 13-5-2015 18:16:35(UTC+0)
TEXT: [b-straat 1]
Op 18 maart 2015 is het onderzoek ‘Beetgum’ gestart. In dit onderzoek is de telecommunicatie van de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , [betrokkene 3] , opgenomen en uitgeluisterd in de periode van 20 april 2015 tot en met 17 mei 2015.
Aan het onderzoeksteam is een proces-verbaal van restinformatie verstrekt, hetgeen heeft geresulteerd in een “proces-verbaal van start onderzoek”. De getapte telefoongesprekken zijn aan het onderzoeksteam verstrekt. Hieronder volgen twee passages uit twee gesprekken uit onderzoek Beetgum.
- Sessienummer 998.
Datum: 16 mei 2015 te 16:42 uur.
[betrokkene 3] wordt gebeld door [verdachte] .
NNvrouw: Ik ben zojuist gebeld door die jongen daar beneden...
NNman: ja
NNvrouw: Hij zegt dat die grote broer hem had gebeld maar dat hij tot nu toe niks heeft. En vraagt hoe het zit met geld voor het hotel, want die jongen had zijn jongere broer gestuurd maar die jongere broer heeft geen enig geld naar hem teruggebracht.
- Sessienummer: 1004
Datum 16 mei 2015 te 19:08 uur.
[betrokkene 3] wordt gebeld door [verdachte] .
NNvrouw: Heeft diegene jou al gebeld, grote broeder?
NNman: Ik heb met hem/haar gebeld. En wat betreft die een familie, er is geen probleem.
Op de telefoon van [betrokkene 5] zijn foto's aangetroffen van een Nederlands paspoort en een ticket op naam van [betrokkene 2] : [betrokkene 2] is de broer van [betrokkene 1] , die op 3 augustus 2015 is aangehouden in Frankrijk voor drugssmokkel. Uit tapgesprekken blijkt dat de broer van [betrokkene 1] ook op reis is geweest naar Madagaskar.
81. Een geschrift, een uitgewerkt en vertaald afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek van 16 mei 2015 om 16:42 uur tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (beller [verdachte] ) en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (gebelde [betrokkene 3] ).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (map 3, zaaksdossier B02, pag. 117- 118):
NNvrouw [telefoonnummer 2] : Ik ben zojuist gebeld door die jongen daar beneden
NNMan [telefoonnummer 1] : Ja.
NNvrouw: Hij zegt dat die grote broer hem had gebeld maar dat hij tot nu toe niks heeft. En vraagt hoe het zit met geld voor het hotel, want die jongen had zijn jongere broer gestuurd maar die jongere broer heelt geen enig geld naar hem teruggebracht.
[…]
84. Een geschrift, een uitgewerkt en vertaald afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek van 9 juli 2015 om 15:56 uur tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 8] (beller [betrokkene 9] ) en (gebelde [betrokkene 3] ).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (map 3, zaaksdossier B02, pag. 36 en 37):
[betrokkene 3] : Onderhandelen doe je over de reis en niet over het werk. Hij heeft niets van doen met het werk. Snap je, man?
[betrokkene 3] : Ok die jongen.
NNman: Hij zocht mij gisteren de hele dag. Toen belde ik hem en bezorgde ik hem stress. Ik zei tegen hem: man, jij wil met mij praten. Ik geef jou de prijs en toen zei die: bij elk ding moet ik 7. Als het twee dingen zijn, dan 14. En als ik terug ben, dan gaan we om de tafel zitten. Ik keek en dacht: dit is het niet. Daarom dacht ik jou te bellen om jou te waarschuwen dat hij jou niet in de war brengt zoals hij met mij gedaan heeft. Dinges zei dat hij jou met hem in de stad heeft gezien.
[betrokkene 3] : Oke. Die jongen, ik heb hem al naar een eerste reis gestuurd. Toen kwam hij terug. Zijn broer (zus) ging ook naar een reis. Die was gestuurd en die kwam ook terug. Toen die broer (zus) terug kwam, daar hadden die mensen daar beneden zich vergist en verteld de waarde van het werk dat daarin was. Snap je man?
NNman: Oja. Ik snap alles.
[betrokkene 3] : Toen hij wist hoeveel het was, toen begon hij zo van: als de waarde van de spullen zus en zo is, dan wil ik dit en dat. Deze jongen ken ik goed. Sinds ik met hem ben, is hij nooit met dit soort klachten bij gekomen zoals zijn broer (zus). Het is iets dat ik tegen hem moet zeggen voordat wij wat gaan doen.
[…]
86. Een geschrift, een uitgewerkt en vertaald afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek van 9 juli 2015 om 20:22 uur tussen (beller [betrokkene 3] ) en de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 9] (gebelde [betrokkene 1] ).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (map 4, zaaksdossier B03, pag. 51 - 52):
[betrokkene 3] : Toen wij de dingen bespraken, er is iets dat wij niet hebben besproken. De laatste keer dat jouw broer de reis had gemaakt, toen hij terugkwam, kwam hij met veel klachten. Snap je? [betrokkene 1] : Ja.
[betrokkene 3] : Ik wil dat wij, als wij iets doen, aan het einde van dat iets, dat iedereen blij is. Snap je?
[betrokkene 1] : Ja. Dat is wat wij zeiden.
[betrokkene 3] : Het is belangrijk dat jij gaat en je komt terug, dat wij tot God bidden dat jij hier goed terug bent in plaats van klachten. Toen hij terugkwam, ging klagen dat hij minder is betaald dan de waarde van de spullen die hij mee had genomen. Snap je man?
[betrokkene 1] : Ja
[betrokkene 3] : Snap je [betrokkene 1] , bij mij als mens, ik weet niet hoe bij andere mensen zit, maar bij mij is het zo dat ik de persoon betaal voor de reis. Snap je?
[betrokkene 1] : Ja.
[betrokkene 3] : Het werk waarvoor iemand veel meer wordt betaald volgens de waarde van de spullen is het werk van de buik. snap je man? Het werk van de buik. Niet het werk van de tas.
[betrokkene 1] : Ja.
[betrokkene 3] : Het werk van de buik, dat is wat de persoon betaald wordt volgens wat hij draagt. Want hij kan daarnaartoe gaan en brengt weinig maar de waarde van de spullen is groot en daarom betaalt men hem volgens de waarde van wat hij dan draagt. Snap je? Maar het werk van in de tas, niemand wordt betaald voor wat hij draagt maar voor de reis. Snap je?
[betrokkene 1] : Ik snap jou.
[betrokkene 3] : Daarom wil ik dat wij vanaf het begin met elkaar eens en duidelijk zijn. Het moet niet zo zijn dat zus [naam 1] niet duidelijk had verteld vanaf bet begin. Snap je? Ik wil geen klachten. Ik wil dat als alles gedaan is, dan blijven we broeders.
[betrokkene 1] : Ik wil dat wij alles plannen en klaarmaken. Ik heb geen probleem.
[betrokkene 3] : Snap je? Ik wil, [betrokkene 1] , dat jij dit weet. Want het moet niet zo zijn dat als jij weggaat, dat jij andere gedachten hebt. Ik wil niet dat je terugkomt met klachten zo van: [betrokkene 3] , het was zus en zo.
[betrokkene 1] : Voor mij als het 7 en half, of 7, dat is geen probleem.
[betrokkene 3] : Prima.
[…]
88. Een geschrift, een uitgewerkt en vertaald afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek van 4 augustus 2015 om 12:00 uur tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 10] (beller) en (gebelde [betrokkene 3] ).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (map 4, zaaksdossier B03, pag. 116- 120):
[betrokkene 3] : Ik wilde jou een ding vragen. Die man, [betrokkene 10] , heeft hij zonen?
NNman: [betrokkene 10] , ja.
NNman: Die ouwe [betrokkene 10] heet gewoon ouwe [betrokkene 10] .
[betrokkene 3] : [betrokkene 10] wie, zijn tweede naam?
NNman: Ik weet niet wie, maar dat is die familie [betrokkene 1] of zoiets.
[betrokkene 3] : Ok. Want, er is hier een jonge man. Snap je man?
NNman: Ja
[betrokkene 3] : Die jongen, mij is verteld dat hij tot de familie van [betrokkene 10] behoort.
NNman: Ja.
[betrokkene 3] : Zeg maar die oudere broer van [betrokkene 10] . Die heet [betrokkene 1] . Ik wist het niet. Die jongen kwam hier en wilde een reis. Snap je?
NNman: Ja.
[betrokkene 3] : Wij stuurden hem. Snap je man?
[betrokkene 3] : Die ging naar Afrika.
[betrokkene 3] : Die kwam veilig terug, wij hebben hem betaald, alles en zo. Hij ging weg. Die kwam weer voor een tweede reis. Snap je man?
NNman: Ja.
[betrokkene 3] : Dat terugkomen, dat is niet bekend of hij veilig is terug gekomen of niet. Maar over zijn terugreis had hij allerlei verhalen. Hier had hij een ander verhaal. Zijdelings ging hij vertellen dat als hij veilig terug is, dan wil hij meer betaling eisen. Snap je?
NNman: Ja.
[betrokkene 3] : Nu is de vraag of die jonge man veilig terug is of niet veilig terug is.. .het kan zo zijn dat denken mensen, dat hij, omdat hij zo praatte, dat hij veilig terug is gekomen maar dat hij gevlucht is met die spullen. Snap je?
NNman: Ja.
[betrokkene 3] : Er is mij verteld dat hij familieband heeft met [betrokkene 10] , want zijn naam is [betrokkene 1] . Ik weet nog dat die [betrokkene 10] , volledig [betrokkene 10] heet.
[betrokkene 3] : Maar vertel het niemand, want ik weet niet of hij problemen heeft gekregen of niet.
NNman: Ok.
NNman: Ik ook, ik zal gaan vragen om te weten wie [betrokkene 1] is.
[betrokkene 3] : Jij moet voor mij stiekem vragen, ja. Ik verzoek jou om voor mij te vragen en mij te laten weten.
NNman: Ja.
[betrokkene 3] : Als jij elk nieuws kunt vinden, je weet die lui zijn bekend.
NNman: Ze zijn heel bekend.
[betrokkene 3] : Ja, die zijn bekend en zo kom je te weten van: zo'n kind van die heeft problemen gekregen. Dus probeer voor mij uit te zoeken, want ik wil weten hoe het zit zodat ik die eigenaren van de rijkdom kan laten weten.
NNman: Ja.
[betrokkene 3] : Want in de gesprekken die hij daar heeft gehad, zei hij zo van: man, als ik daar ben aangekomen, pas als zij mij dat van mij hebben betaald, dan ga ik hen... nu dit.. De eerste keer toen hij ging, had hij geen problemen. Hij kwam terug en kreeg zijn geld betaald. En daar boven ook. Snap je?
NNman: Ja.
[betrokkene 3] : Dat [betrokkene 11] . Zoek het voor mij uit en laat me weten, man. Hij heet [betrokkene 1] . Ook die broer van hem, die is ook ooit op reis geweest, ook hij, als jij zijn naam vindt, kom mij vertellen.
89. Een geschrift, een uitgewerkt en vertaald afgeluisterd en opgenomen telefoongesprek van 9 augustus 2015 om 18:44 uur tussen de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (beller [verdachte] ) en (gebelde [betrokkene 3] ).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven (map 3, zaaksdossier B02, pag. 48- 49):
[naam 1] : Grote broeder. Ik heb gehoord dat u problemen heeft gekregen maar u heeft mij niet laten weten.
[betrokkene 3] : Wat voor problemen?
[naam 1] : Ik heb gehoord dat er tussen die twee jongens die ik u had gegeven, die [betrokkene 1] en die broer van hem [betrokkene 2] (fonetisch).
[betrokkene 3] : [betrokkene 2] . Wat heeft ie gedaan?
[naam 1] : Dat ze er vandoor zijn gegaan met de goederen.
[betrokkene 3] : Hm. Nee.
[naam 1] : Het is niet waar?
[betrokkene 3] : Nee.
[naam 1] : Want ik ben gebeld. Zij vertelden mij, ik weet niet zo iets van: jullie zijn op zoek naar die goederen... en dat het moet zijn [betrokkene 2] of [betrokkene 1] .
[betrokkene 3] : Als ik zoiets had, dan zou jou toch laten weten. Dan had ik jou gevraagd. Ik ken die mensen, hoe dan ook, ik ken ze via jou. Snap je?
[naam 1] : Ja.
[betrokkene 3] : Ik zou die vraag stellen. Snap je? En sinds we met elkaar praten, waarom vraag ik jou niet daarover?
[naam 1] : Daarom juist. Ik was zelf verbaasd. Ik zei: deze mensen als zij die goederen, als zij problemen krijgen, ik ben degene die die mensen aan hen heb laten zien. Waarom zoeken me niet op, want ik weet hoe ik ze kan vinden?
[betrokkene 3] : Dat is niet waar, dat verhaal.
8. De bewijsoverwegingen van het hof houden – voor zover hier van belang – het volgende in:
“In twee telefoongesprekken op 13 mei 2015 tussen [betrokkene 5] en [verdachte] werd gesproken over de reis van [betrokkene 2] (die op 14 mei 2015 zou plaatsvinden). [betrokkene 5] zegt in het eerste gesprek tegen [verdachte] : ‘Als hij aankomt moet hij contact opnemen met die mensen. Daarna krijgt hij instructies. Hij moet een nacht slapen. Als hij wakker wordt dan moet hij een ticket kopen om naar Nosy Be (fonetisch) te vertrekken’. In het tweede gesprek geeft [betrokkene 5] het adres door van een hotel in de hoofdstad van Madagaskar, [hotel] .
Op 16 mei 2015 hebben [verdachte] en [betrokkene 3] telefonisch contact. [verdachte] zegt dat zij zojuist is gebeld door die jongen daar beneden. Die grote broer heeft hem gebeld maar heeft tot nu toe niets. Zij vraagt hoe het zit met het geld voor het hotel.
Hieruit volgt dat [verdachte] zich ook bezighield met het doorgeven van instructies aan de koerier [betrokkene 2] , over wat hij moest doen op Madagaskar en eveneens dat zij zich bezighield met het geld voor diens verblijfkosten.
Op 9 juli 2015 heeft tussen [betrokkene 3] en [betrokkene 1] een telefoongesprek plaatsgevonden, waarin zij spreken over het feit dat de broer van [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ) de laatste keer na een reis is teruggekomen met klachten over zijn betaling. […]
Uit een telefoongesprek van 4 augustus 2015 tussen [betrokkene 3] en een onbekende man valt af te leiden dat [betrokkene 1] eerder door hen naar Afrika is gestuurd, dat hij toen veilig en zonder problemen is teruggekeerd, dat hij is betaald en dat hij een tweede reis voor hen wilde maken. [betrokkene 1] is ook op een tweede reis gestuurd, maar onbekend is of hij deze keer veilig, zonder problemen, is teruggekomen. In het gesprek suggereert [betrokkene 3] dat [betrokkene 1] mogelijk gevlucht is met de spullen. Dit gesprek bevestigt dat sprake is geweest van een eerdere - probleemloos verlopen - reis van [betrokkene 1] , waar [betrokkene 1] ook voor betaald heeft gekregen.
Ten slotte blijkt uit het telefoongesprek van 9 augustus 2015 dat [verdachte] [betrokkene 3] belt om te zeggen dat zij is gebeld en heeft gehoord ‘dat de twee jongens die zij [betrokkene 3] had gegeven’, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , ervandoor zijn gegaan met de goederen. [betrokkene 3] zegt dat hij die mensen (naar het hof begrijpt: de koeriers [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ) via [verdachte] kent. Dit gesprek bevestigt opnieuw de rol van [betrokkene 3] en [verdachte] met betrekking tot (het regelen van en de zorg voor) de koeriers.”
9. Het middel klaagt in de kern dat uit de bewijsvoering van het hof niet kan volgen dat [betrokkene 2] op 25 mei 2015, al dan niet samen met een hoeveelheid heroïne, op Schiphol is teruggekeerd.
10. Voor zover de stellers van het middel daarvoor als argument aandragen dat het hof heeft vastgesteld en overwogen “dat de heroïne ook nog eens door [betrokkene 2] [ik lees: [betrokkene 2] , DP] (ergens eerder) zou zijn ontvreemd” gaan zij uit van een verkeerde lezing van het arrest. Het hof heeft immers niet vastgesteld of overwogen dat er heroïne is ontvreemd. Wel blijkt uit de bewijsvoering van het hof dat de medeverdachte [betrokkene 3] tijdens een telefoongesprek van 4 augustus 2015 (bewijsmiddel 88) heeft gesuggereerd dat [betrokkene 1] (de broer van [betrokkene 2] ) bij zijn tweede reis mogelijk is gevlucht met de door hem vervoerde verdovende middelen, maar dat deze [betrokkene 3] hiervan niet meer uitging tijdens een telefoongesprek met de verdachte op 9 augustus 2015 (bewijsmiddel 89). Uit laatstgenoemd bewijsmiddel blijkt dat de verdachte had gehoord dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ervandoor zouden zijn gegaan met de goederen en in reactie daarop heeft de medeverdachte [betrokkene 3] aangegeven dat dit verhaal niet klopt. Bovendien blijkt uit de als bewijsmiddel 1 gebruikte verklaring van de medeverdachte [betrokkene 3] dat de in bewijsmiddel 88 en 89 geuite vermoedens niet zijn ontstaan naar aanleiding van de reis van [betrokkene 2] in mei 2015, maar naar aanleiding van de tweede reis van [betrokkene 1] in juli 2015.
11. Het hof heeft verschillende afgeluisterde telefoongesprekken voor het bewijs gebruikt (bewijsmiddel 84, 86 en 88) waarin medeverdachte [betrokkene 3] spreekt over een reis en de terugkomst van de broer van [betrokkene 1] . Die broer is [betrokkene 2] . Verder blijkt uit de verklaring van [betrokkene 5] (bewijsmiddel 5) dat hij verantwoordelijk was voor het ophalen van de koeriers op Schiphol en dat hij [betrokkene 2] heeft opgehaald vanaf Schiphol. Daarnaast blijkt uit bewijsmiddel 80 dat op de telefoon van [betrokkene 5] een foto is aangetroffen van een “ticket op naam van [betrokkene 2] met data 14 mei 2015 en 24/25 mei 2015”. Uit deze bewijsmiddelen heeft het hof naar mijn oordeel kunnen afleiden dat de reis van [betrokkene 2] op 25 mei 2015 te Schiphol is geëindigd en dat hij dus op die datum in Nederland is teruggekeerd van zijn reis. Daarmee faalt de klacht over de motivering van de bewezenverklaring in zaak B.
Slotsom
12. Het middel faalt en kan worden afgedaan met de aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering.
13. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
14. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG