RFR 2010, 27
Huwelijksvermogensrecht. Hoofdelijke aansprakelijkheid voor gemeenschapsschuld na echtscheiding. Leidt verjaring van het vorderingsrecht jegens de man ook tot verjaring vorderingsrecht jegens de vrouw?
HR 08-01-2010, ECLI:NL:HR:2010:BK1615
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 januari 2010
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
08/03655
- Conclusie
A-G Wuisman
- LJN
BK1615
- JCDI
JCDI:ADS874118:1
- Vakgebied(en)
Financiële planning / Financiering
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Goederenrecht / Verkrijging en verlies
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
Verbintenissenrecht / Overige verbintenissen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK1615, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑01‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK1615, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑10‑2009
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑07‑2008
- Wetingang
BW art. 1:102, 3:309
Essentie
Huwelijksvermogensrecht. Verjaring.
Hoofdelijke aansprakelijkheid voor gemeenschapsschuld na echtscheiding. Leidt verjaring van het vorderingsrecht jegens de man ook tot verjaring vorderingsrecht jegens de vrouw?
Samenvatting
Partijen zijn van 20 januari 1989 tot 25 oktober 2001 in gemeenschap van goederen gehuwd geweest. Op 21 september 1998 heeft het UWV aan de man medegedeeld dat de uitkering onverschuldigd aan hem is betaald. Bij brief van 15 april 1999 is invordering aangekondigd, gevolgd door aanmaningen, gedateerd 2 december 1999 en 3 september 2004 gericht aan de man. Op 20 september 2005 heeft het UWV de vrouw op grond van art. 1:102 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.