Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1308/2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten
Artikel 80 Oenologische procédés en analysemethoden
Geldend
Geldend vanaf 20-12-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2022, L 195).
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1308/2013)
- Inwerkingtreding
20-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1308/2013)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Voor de productie en de bewaring van de in bijlage VIII, deel II, opgenomen wijnbouwproducten in de Unie wordt uitsluitend gebruikgemaakt van de oenologische procedés die op grond van bijlage VII zijn toegestaan en die worden bedoeld in artikel 75, lid 3, onder g), en in artikel 83, leden 2 en 3.
De eerste alinea is niet van toepassing op:
- a)
druivensap en geconcentreerd druivensap; en
- b)
voor de bereiding van druivensap bestemde druivenmost en geconcentreerde druivenmost.
De toegestane oenologische procedés mogen slechts worden toegepast om een goede bereiding, een goede bewaring of een goede ontwikkeling van het product te waarborgen.
De in bijlage VII, deel II, opgenomen wijnbouwproducten worden in de Unie geproduceerd in overeenstemming met de in bijlage VIII vastgestelde voorschriften.
2.
De in bijlage VII, deel II, opgenomen producten mogen in de volgende gevallen niet in de Unie in de handel worden gebracht indien:
- a)
zij zijn geproduceerd met oenologische procedés die op Unieniveau niet zijn toegestaan;
- b)
zij zijn geproduceerd met oenologische procedés die op nationaal niveau niet zijn toegestaan, of
- c)
zij niet in overeenstemming zijn met de in bijlage VIII vastgestelde voorschriften.
De wijnbouwproducten die overeenkomstig de eerste alinea niet kunnen worden afgezet, worden vernietigd. In afwijking van dit voorschrift kunnen de lidstaten toestemming verlenen voor het gebruik van sommige van die producten, waarvan zij de kenmerken bepalen, door distilleerderijen of azijnfabrieken, dan wel voor industriële doeleinden, op voorwaarde dat deze toestemming geen stimulans wordt om wijnbouwproducten te produceren met behulp van niet-toegestane oenologische procedés.
3.
Wanneer de Commissie oenologische procedés voor wijn als bedoeld in artikel 75, lid 3, onder g) toestaat:
- a)
houdt zij rekening met de door de OIV aanbevolen en gepubliceerde oenologische procedés en analysemethoden en met de resultaten die zijn geboekt met het experimentele gebruik van vooralsnog niet-toegestane oenologische procedés;
- b)
houdt zij rekening met overwegingen op het gebied van de bescherming van de menselijke gezondheid;
- c)
houdt zij rekening met het risico dat de consument door zijn vaste ideeënpatroon en bijbehorende verwachtingen ten aanzien van het product wordt misleid en gaat zij na of dat risico aan de hand van beschikbare voorlichting kan worden uitgesloten;
- d)
maakt zij de instandhouding van de natuurlijke en essentiële kenmerken van de wijn mogelijk zonder dat daarbij de samenstelling van het betrokken product substantieel wordt gewijzigd;
- e)
ziet zij erop toe dat een aanvaardbaar minimumniveau van milieuzorg wordt gehandhaafd;
- f)
neemt zij de algemene voorschriften inzake oenologische procedés en de in bijlage VIII vastgestelde voorschriften in acht.
4.
Teneinde de zorgen voor een correcte behandeling van wijnbouwproducten die niet kunnen worden afgezet, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 227 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot bepaling van de voorschriften inzake de nationale procedures bedoeld in de tweede alinea van lid 2 van dit artikel, en afwijkingen daarvan voor de terugname of vernietiging van wijnbouwproducten die niet aan de eisen.
5.
Indien nodig stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast waarin de in artikel 75, lid 5, onder d), bedoelde methoden worden vastgelegd voor de in bijlage VII, deel II, vermelde producten. Deze methoden zijn gebaseerd op relevante methoden die zijn aanbevolen en gepubliceerd door de OIV, tenzij zij ondoeltreffend of ongeschikt zouden zijn om de door de Unie nagestreefde doelstelling te verwezenlijken. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 229, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
In afwachting van de vaststelling van die uitvoeringshandelingen worden de methoden en voorschriften toegepast die door de betrokken lidstaat zijn toegestaan.