CRvB, 22-05-2012, nr. 11/1084 WWB, nr. 11/5358 WWB
ECLI:NL:CRVB:2012:BW6528
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
22-05-2012
- Zaaknummer
11/1084 WWB
11/5358 WWB
- LJN
BW6528
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid bijstand (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2012:BW6528, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 22‑05‑2012; (Hoger beroep)
Uitspraak 22‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Onvoldoende procesbelang bij een beoordeling van haar hoger beroep. Geen procesbelang gelegen in de omstandigheid dat appellante door het college nooit in de gelegenheid is gesteld om haar verhaal te vertellen over de gang van zaken rond de toekenning van de bijstand en over de bejegening van haar door het college. Zij vindt dit -ten onrechte- een principiële zaak waarover zij een uitspraak van de Raad wenst. Hoger beroep niet-ontvankelijk.
Partij(en)
11/1084 WWB
11/5358 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 december 2010, 10/3465 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Dongen (college)
Datum uitspraak: 22 mei 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G.J. de Kaste, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 april 2012. Voor appellante is verschenen mr. De Kaste. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
OVERWEGINGEN
- 1.
Bij besluit van 23 december 2009, voor zover van belang, heeft het college aan appellante met ingang van 3 augustus 2009 bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande ouder. Daarbij heeft het college tevens een maatregel opgelegd van 20% gedurende een maand.
- 1.1.
Bij besluit van 16 juli 2010 (bestreden besluit), voor zover van belang, heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 23 december 2009 ongegrond verklaard.
- 2.
Bij de aangevallen uitspraak, voor zover van belang, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd voor zover dit ziet op de maatregel, het besluit van 23 december 2009 herroepen voor zover dit ziet op de maatregel en bepaald dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens heeft de rechtbank het verzoek van appellante om vergoeding van schade afgewezen.
- 3.
Bij brief van 19 mei 2011 heeft het college aangegeven te hebben besloten het besluit van 23 december 2009 in te trekken voor zover het ziet op de maatregel.
- 4.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft aangevoerd dat ten onrechte is besloten dat het college niet opnieuw op het bezwaar dient te beslissen opdat zij alsnog zou kunnen worden gehoord over de toegepaste norm. Appellante is niet in de gelegenheid gesteld haar volledige verhaal te vertellen over de wijze waarop haar de bijstand is toegekend. Voorts heeft appellante verzocht om vergoeding van schade.
- 5.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 5.1.
De Raad ziet zich, ambtshalve, gesteld voor de vraag of appellante voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling van haar hoger beroep. In vaste rechtspraak van de Raad, bijvoorbeeld de uitspraken van 31 augustus 2006, LJN AY8271, 9 juni 2009, LJN BJ0878 en 1 juni 2010, LJN BM7208, is neergelegd dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
- 5.2.
Aangezien de maatregel door de rechtbank bij de aangevallen uitspraak is herroepen ontbreekt een materieel procesbelang.
- 5.3.
In de grond dat appellante gehoord wenst te worden over de toegepaste norm is ook geen procesbelang gelegen, nu de uitkeringsnorm geen onderwerp van het bezwaar en beroep is geweest.
- 5.4.
Ter zitting is desgevraagd gesteld dat appellante door het college nooit in de gelegenheid is gesteld om haar verhaal te vertellen over de gang van zaken rond de toekenning van de bijstand en over de bejegening van haar door het college. Zij vindt dit een principiële zaak waarover zij een uitspraak van de Raad wenst.
- 5.5.
Gelet op hetgeen is overwogen onder 5.1 kan aan het gestelde in 5.3 evenmin een procesbelang worden ontleend.
- 5.6.
Ook in het verzoek om schadevergoeding is geen procesbelang gelegen nu op voorhand onaannemelijk is dat appellante ten gevolge van de besluitvorming schade zou hebben geleden. Immers, desgevraagd is van haar kant gesteld dat zij geen materiële schade heeft geleden. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade is verder op geen enkele wijze onderbouwd.
- 5.7.
De brief van 19 mei 2012 behoeft geen bespreking nu deze geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht bevat aangezien het besluit van 23 december 2009 door de rechtbank, zelf voorziend, is herroepen voor zover dit ziet op maatregel.
- 5.8.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
- 6.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -
verklaart het hoger beroep van appellante niet ontvankelijk;
- -
wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Deze uitspraak is gedaan door A.B.J. van der Ham als voorzitter en J.J.A. Kooijman en E.J. Govaers als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2012.
(get.) A.B.J. van der Ham.
(get.) R.L.G. Boot.
HD