NJ 2009, 440:Verweren over het door het Nederlandse Openbaar Ministerie aan Thailand gedane verzoek tot uitlevering van verdachte zien niet op een vormverzuim ex art. 359a Sv nu de uitleveringsprocedure niet tot het voorbereidend onderzoek conform art. 359a Sv kan worden gerekend, aangezien het hier niet gaat om de uitoefening van een strafvorderlijke bevoegdheid. Het Hof kon oordelen dat het ook overigens — buiten art. 359a Sv — niet zo is dat het gedane verzoek tot uitlevering, alle omstandigheden in aanmerking genomen, meebrengt dat aan de verdachte een eerlijk proces is onthouden en dat dit aan het Openbaar Ministerie valt toe te rekenen. Het feit dat het Hof aanleiding zag om de omstandigheden waaronder de verdachte in Thailand in uitleveringsdetentie heeft doorgebracht te verdisconteren in de strafmaat, maakt dit niet anders.