RAR 2020/26
Billijke vergoeding. Wegen aanvankelijk achterblijvende re-integratie-inspanningen mee bij de vraag of er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van werkgever?
HR 08-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1720
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
8 november 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
18/03950
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS183393:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1720, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 08‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:772, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑07‑2019
- Wetingang
Art. 7:669 lid 3 onder b, 7:682 lid 1 onder c BW; art. 25 lid 9, 60 Wet WIA
Essentie
Billijke vergoeding. Ernstig verwijtbaar handelen werkgever. Re-integratie. Arbeidsongeschiktheid. Loonsanctie.
Wegen aanvankelijk achterblijvende re-integratie-inspanningen die hebben geleid tot een loonsanctie van het UWV, mee bij de vraag of er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever?
Samenvatting
Werknemer is op 1 augustus 1998 in dienst getreden van Stichting Cicero Zorggroep in de functie van verzorgende IG. In de periode direct voorafgaande aan haar ziekmelding werkte zij 20 uren per week in nachtdiensten. Zij is op 26 september 2014 uitgevallen wegens psychische klachten. In februari 2015 heeft Cicero het loon van werknemer enige dagen opgeschort omdat zij niet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.