NJB 2023/26
Valse verklaring onder ede of belofte, art. 207 Sr (meineed): onjuist is de opvatting dat de verdachte na de beëindiging van zijn eerste verhoor door de rechter-commissaris, voorafgaand aan het verhoor door de rechter-commissaris dat een maand later plaatsvond en waarbij verdachte erop is gewezen dat hij nog steeds onder ede of belofte staat, opnieuw op de in de wet voorgeschreven wijze de eed of belofte had moeten afleggen door het uitspreken van de betreffende formules.
HR 13-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1824
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 december 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, C. Caminada, T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/02139
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1824, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:1170, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑11‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑01‑2022
- Wetingang
(art. 207 Sr)
Essentie
Valse verklaring onder ede of belofte, art. 207 Sr (meineed): onjuist is de opvatting dat de verdachte na de beëindiging van zijn eerste verhoor door de rechter-commissaris, voorafgaand aan het verhoor door de rechter-commissaris dat een maand later plaatsvond en waarbij verdachte erop is gewezen dat hij nog steeds onder ede of belofte staat, opnieuw op de in de wet voorgeschreven wijze de eed of belofte had moeten afleggen door het uitspreken van de betreffende formules.
Uitspraak
Inleiding
Verdachte is veroordeeld wegens – kort gezegd – het mondeling, persoonlijk opzettelijk een valse verklaring onder ede afleggen, meermalen gepleegd. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.