Einde inhoudsopgave
Regeling dierlijke producten
Artikel 3.20 Aanwijzing dierlijke bijproducten
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2013
- Bronpublicatie:
07-12-2012, Stcrt. 2012, 25949 (uitgifte: 17-12-2012, regelingnummer: WJZ/12346914)
- Inwerkingtreding
01-01-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-12-2012, Stcrt. 2012, 25949 (uitgifte: 17-12-2012, regelingnummer: WJZ/12346914)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Dierlijke bijproducten als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, van de wet zijn kadavers en delen daarvan als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van verordening (EG) nr. 1069/2009, met uitzondering van:
- a.
dode gezelschapsdieren die worden begraven overeenkomstig artikel 3.10, eerste lid of overeenkomstig artikel 12, onderdeel a, subonderdeel i of onderdeel b, subonderdeel i, van verordening (EG) nr. 1069/2009 worden verbrand of meeverbrand in een dierencrematorium;
- b.
dode paarden, indien deze overeenkomstig artikel 13, onderdeel a, subonderdeel i of onderdeel b, subonderdeel i, van verordening (EG) nr. 1069/2009 worden verbrand of meeverbrand in een dierencrematorium;
- c.
kadavers van pelsdieren die nog niet zijn onthuid, indien ze worden onthuid in een daarvoor op grond van artikel 24, eerste lid, onderdeel h, van verordening 1069/2009 erkende inrichting of erkend bedrijf;
- d.
kadavers of delen daarvan die worden gebruikt voor activiteiten, bedoeld in artikel 17, eerste lid, en artikel 18, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1069/2009, waarvan het gebruik is toegestaan;
- e.
producten van bijen en bijenteelt die overeenkomstig artikel 3.10, aanhef en onderdeel b worden verwijderd;
- f.
Op een broederij in de schaal gestorven pluimvee en kadavers van pluimvee die zijn ontstaan op een broederij.