Landsverordening invordering directe belastingen [Aruba]
Artikel 14
Geldend
Geldend vanaf 01-06-2014
- Redactionele toelichting
Lid 3, zoals dit luidde vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging, blijft van toepassing op belastingaanslagen die invorderbaar waren vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging.
- Bronpublicatie:
03-02-2014, Afkondigingsblad van Aruba 2014, 10 (uitgifte: 06-02-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-06-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-05-2014, Afkondigingsblad van Aruba 2014, 29 (uitgifte: 09-05-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen (V)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Aruba
1.
's Lands kas heeft een voorrecht:
- a.
wat de grondbelasting aangaat:
- 1°
op de aan de belastingschuldige toebehorende veld- en boomvruchten en verdere opbrengst van de goederen aan de belasting onderworpen, mitsgaders op de verschuldigde en verschuldigd wordende pacht- of huurpenningen;
- 2°
op de aan de belasting onderworpen goederen zelf;
- b.
wat de overige belastingen aangaat:
op al de goederen van de belastingschuldige. Onderdeel b is niet van toepassing ten opzichte van het recht van hypotheek, uitgezonderd het geval waarin het overdrachtsbelasting betreft.
2.
Het voorrecht gaat boven alle andere voorrechten met uitzondering van die van de artikelen 287 en 288, onderdeel a, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba, alsmede dat van artikel 284 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba voor zover de kosten zijn gemaakt na de dagtekening van het aanslagbiljet. Het voorrecht gaat tevens boven pand, voor zover het pandrecht rust op een zaak of vrucht als is bedoeld in artikel 8 van de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften, alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen (AB 1988 no. GT 12), die zich bevindt in het bezit van de schuldenaar of in het huis, op de plantage of het erf, door hem bewoond of bij hem in gebruik, en tegen inbeslagneming waarvan derden zich op die grond niet kunnen verzetten. Het behoudt deze rang in geval van faillissement van de belastingschuldige, ongeacht of tevoren inbeslagneming heeft plaatsgevonden.
3.
Het voorrecht vervalt twee jaren na de laatste dag van de uitreikingsperiode dan wel na het in artikel 4 genoemde tijdstip ten aanzien van het in dit artikel bedoelde bevelschrift, of, zo binnen die termijn een dwangschrift tot betaling is betekend, twee jaar na de betekening van de laatste akte van vervolging. Ingeval uitstel van betaling is verleend, wordt de termijn van rechtswege met de tijd van het uitstel verlengd.