NJ 2020/284
Vorderingen benadeelde partijen onevenredige belasting strafgeding.
HR 02-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:933, m.nt. W.H. Vellinga
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juni 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
18/04173
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Noot
W.H. Vellinga
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS227757:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:933, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑06‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:331, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑08‑2019
- Wetingang
Art. 361 Sv
Essentie
Vorderingen benadeelde partijen onevenredige belasting strafgeding.
Samenvatting
Het oordeel van het hof dat vorderingen van twee benadeelde partijen een evenredige belasting van het strafgeding opleverden, is niet onbegrijpelijk. Toewijzing van deel gevorderde immateriële schade aan andere benadeelde toereikend gemotiveerd. Het hof kon oordelen dat de bij een overval op een woning aangerichte schade bij de bewoners wat betreft de omvang en het verband met het bewezenverklaarde feit niet zonder meer duidelijk is en dat het daarvoor vereiste onderzoek een onevenredige belasting van het strafgeding als bedoeld in art. 361 lid 3 Sv oplevert. Met betrekking tot de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.